|
Tolhuisje |
|
Eerste
hoofdbewoner is Jan Albert van der Meij. Hij trouwde op 4 mei 1853
met Aaltjen Bieleman en is dan nog dagloner van beroep en dat was
hij ook nog bij de geboorte van zoon Derk Herman in 1854. Mogelijk
hebben zij eerst nog bij de ouders van Jan Albert gewoond maar in
1856 staan zij in ieder geval geregistreerd op huisnummer 11c van
het tolhuisje. Daar zullen zij dan in 1855 al hebben gewoond want
bij de geboorte van dochter Gerritjen op 26-12-1855 is Jan Albert
tolgaarder van beroep. |
|
|
|
Op
de foto staan v.l.n.r. : Johanna Gezina Henriëtte van
Wilpe (buurmeisje), Jenneken Spijker-Goldenbeld, Herman Hendriksen
uit Eefde (melkboer), Wilhelmina Cornelia Hengeveld en S.
Parels uit Deventer, Marianne en Jet Spijker van het Tolhuisje
en de overbuursjongens Johan en Philippus van der Meij. Foto
is gemaakt omstreeks 1916. |
|
|
|
1855 |
Jan Albert van der
Meij en Aaltjen Bieleman |
Eerste hoofdbewoners |
1865-1872 |
Jan Hoefman en Jenneken de Graaf |
|
1872-1888 |
Gerrit Muil en Lena van der Meij |
|
1888-1890 |
Gerrit Spenkelink en Johanna Aleida
Muil |
Johanna Aleida is de dochter van
Gerrit en Lena |
1890-....... |
Willem Spijker en Jenneken Goldenbeld |
|
1951 |
Gerrit Jan Dikkeboer en Gerritje
Wassink |
|
1969 |
Antonie Johannes Remelink en Antonia
Gerritsen |
|
|
Huidig adres: Joppelaan 41 |
|
|
|
|
Heideveld |
|
Omdat
het huis op een stuk heide is gebouwd en de eerste hoofdbewoner
veldwachter van beroep was, noemen wij dit huis Heideveld maar het
is dus geen authentieke naam en maar een bedenksel van de auteur
van deze website. De eerste hoofdbewoner is diens oudgrootvader
Derk Jan van der Meij die afkomstig is van Hofman aan de huidige
Groeneweg. Op deze nieuwe plek net buiten het dorp kon hij beter
in de gaten houden welk gespuis er het dorp in kwam. Derk Jan gaat
er wonen met zijn tweede echtgenote Hermina Boom.
|
|
|
Het
huis is al gebouwd in 1847 want in een hypotheek akte van
22 augustus 1847 wordt deze genoemd als een huis staande op
heidegrond E388 doch van welk huis nog geen kadastrale boeking
bekend is. Derk Jan van der Meij en Hermina Boom lenen dan
1300 gulden van Antoni Brants van huize het Joppe en het huis
dient dan als zekerheid en waarborg. Verder zijn dat ook de
kadastrale percelen E1046:
heide (2 bunders), E387: bouwland (59 roeden) en E388: heide
(27 roeden) en het onverdeelde 3/16 deel van de onroerende
goederen E871 (weiland), E941 (water), E942 (weiland). Op
de kadastrale kaart van 1832 staan de percelen 387 en 388
getekend aan de Dortsche weg ook wel Weg van Gorssel naar
Dorth. De weg wordt ook wel Grindweg genoemd en later, toen
het station bestond, werd de weg Stationsweg genoemd. Het
huisnummer wordt 11a en in het register van personele omslag
van 1851 wordt ook zoon Jan Albert op dit huisnummer vermeld
maar hij woont anno 1856 op huisnummer 11c oftewel het tolhuisje
aan de overkant van de weg, we kwamen hem net al tegen. Op
12 mei 1851 verkoopt Derk Jan van der Meij katerstede het
Hofman waar hij eerder woonde en wij nemen aan dat hij al
wel in 1847 is verhuisd naar Heideveld.
Hermina is Derk Jan zijn tweede echtgenote. Hij was eerder
getrouwd met Aaltjen Frederika Westerhuis en de drie kinderen
uit dit huwelijk woonden niet meer thuis. De oudste twee waren
al getrouwd, zoon Hendrik Willem woonde op de Voort in Epse
en dochter Willemina woonde op Olthof en Hofman waar zij in
1851 weer is komen wonen wonen. Zoon Albertus was in 1847
nog niet getrouwd en woonde/werkte bij de familie Wunderink
in Warnsveld en toen hij in 1849 ging trouwen kwam zijn jongere
halfbroer Jan Albert (oudste zoon van Derk Jan en Hermina)
bij de familie Wunderink wonen maar hij kwam op 18 juni 1850
alweer terug naar Gorssel. Dat is toch wel bijzonder en de
kans bestaat dat zijn ouders toen pas zijn verhuisd van Hofman
naar Heideveld en zijn hulp op de boerderij als oudste ongehuwde
zoon bij de ontginning van de grond bij de boerderij gewenst
was. |
|
|
Derk Jan en Hermina hadden
nog zes kinderen waarvan dochter Johanna de oudste was.
Zij trouwt in 1851 met Harmanus Janzen en zij zullen toen
een tijdje op Heideveld zijn blijven wonen. Daarna wonen
zij in Eefde en in 1855 komen zij terug naar Gorssel en
bouwen een daglonerswoning aan de huidige Veldhofstraat,
dus een eindje achter Hermina haar ouderlijk huis. Dit huis
wordt verderop deze pagina besproken onder Klein Reuvekamp.
Jan Albert trouwt op 4 mei 1853 met Aaltjen Bieleman en
zij vestigen zich ook na hun huwelijk op de boerderij en
Johanna en Harmanus zullen daarvoor hebben moeten plaatsmaken.
Ook zij wonen er maar twee jaar want in 1855 wonen zij al
in het tolhuisje aan de overkant van de weg.
Het is uiteindelijk zoon Teunis
die op de boerderij blijft wonen en werkt als dagloner.
Hij trouwt op 18 februari 1861 met Geertruida Mulder en
het echtpaar vestigt zich permanent op 't Heideveld. Er
worden uit hun huwelijk vijf kinderen geboren waarvan de
eerste, een zoon die precies vier maanden later werd geboren,
uiteraard Derk Jan werd genoemd. Harmanus Dolleman was getuige
bij de geboorteaangifte, hij was de overbuurman en de nieuwe
gemeenteveldwachter en zal Derk Jan zijn baan mogelijk al
in 1855 hebben overgenomen. Derk Jan was toen net 60 jaar
oud en in die tijd ging dat nog. Erg lang heeft Derk Jan
niet van zijn kleinzoon Derk Jan kunnen genieten want hij
is op 15 november 1863 op 68-jarige leeftijd overleden.
Wel heeft hij in 1863 nog de geboorte van zijn tweede kleinzoon
Jan Hendrik kunnen meemaken die helaas al op 15 januari
1864 is overleden, dus twee maanden later was het weer droevenis.
Het was dat jaar nog niet gedaan met het ongeluk want op
24 augustus wordt nog een kind levenloos geboren. Pas vijf
jaar later in 1869 wordt dochter Johanna Grada Harmina geboren
maar zij overlijdt in 1871. Als in 1873 dan nog een dochter
wordt geboren krijgt zij, zoals te doen gebruikelijk, dezelfde
naam. Harmina Boom maakt alles mee en is zelf overleden
op 13 november 1875. Kort daarna komt Hermanus Mulder, vader
van Geertruida, op Heideveld wonen. Hij is er overleden
op 15 juli 1877.
|
|
|
|
|
Op
2 april 1887 trouwt Derk Jan van der Meij met Johanna Velderman
van de Dekker. Als enige zoon wordt hij de logische opvolger,
zijn zusje Johanna Grada Harmina was dan ook nog eens 12 jaar
jonger en trouwt in 1898 met Chris Jan Bannink en gaat in
Zutphen wonen. Drie weken na het huwelijk van Derk Jan en
Johanna wordt al dochter Johanna geboren, niet op Heideveld
maar op de Dekker waar haar moeder dan nog woont. Moeder en
dochter komen daarna wel op Heideveld wonen maar dochter Johanna
verhuist in 1889 weer naar de Dekker en wordt opgevoed door
haar grootouders. Johanna is niet eens een voorkind, maar
hoort eigenlijk nooit bij het gezin en staat ook niet op de
familiefoto hieronder. De vraag rijst of zij wel echt een
dochter van Derk Jan is geweest ...
De andere acht kinderen waren dat wel en zijn geboren in de
periode 1888-1904. Daarvan heeft een jongetje maar twee weken
geleefd en is een ander jongetje levenloos geboren. Blijven
er dus zes kinderen over die op de foto hiernaast te zien
zijn, dat zijn v.l.n.r. Gerritje, Derk Jan, Philippus, Teunis,
Geertruida en Johan van der Meij. Teunis van der Meij en Geertruida
Mulder hebben niet al hun kleinkinderen kunnen zien, zij overlijden
kort na elkaar in 1894. Geertruida op 14 april en Teunis op
1 mei. Derk Jan is al vanaf zijn huwelijk landbouwer van beroep
en zet het boerenbedrijf van zijn vader voort. |
|
|
Vanaf
11 juni 1901 is er tijdelijk sprake van dubbele bewoning als
Gerarda Hager in komt wonen bij de familie van der Meij. Zij
zal hebben moeten vertrekken van Dolleman waar zij ook inwoonde
toen de familie Rappard er kwam wonen. Een zoon binnen deze
familie was Carl Emil die later met Johanna van der Meij zou
trouwen. Gerarda woont er tot haar overlijden in 1905 waarmee
de dubbele bewoning weer komt te vervallen.
Op 5 maart 1923 overlijdt zoon Johan en op 20 december 1924
overlijdt Derk Jan. Als in 1926 zijn anders zoons Teunis en
Derk Jan trouwen en het ouderlijk huis verlaten woont Johanna
alleen met zoon Philippus en dochter Geertruida. Zij bleven
beiden ongehuwd en zouden hun ouderlijk huis niet meer verlaten
en zo woonden Flip en Da er met hun beiden nadat hun moeder
op 4 april 1941 is overleden. Geertruida
is overleden op 25 december 1975 en Philippus op 16 augustus
1980.
Op de foto hiernaast zien wij Johanna Velderman en daarnaast
nog een keer met Flip en Da een "pleegdochter".
Mogelijk is dat dochter Johanna, zij staat rechts op de foto. |
|
|
|
|
|
Na
zijn overlijden wordt het huis verkocht aan de familie van
de Bent die het in 1981 laten afbreken en waarschijnlijk op
dezelfde fundering in 1982 het huis laten herbouwen. In het
bouwdossier zitten tekeningen van de bestaande situatie zodat
wij ook nog een goed beeld hebben van hoe het achterhuis en
de zijgevel eruit hebben gezien. |
|
|
1847-1875 |
Derk Jan van der Meij
en Hermina Boom |
Eerste hoofdbewoners |
1861-1894 |
Teunis van der Meij en Geertruida
Mulder |
Teunis is de zoon van Derk Jan
en Hermina |
1887-1941 |
Derk Jan van der Meij en Johanna
Velderman |
Derk Jan is de zoon van Teunis
en Geertruida |
1904-1980 |
Philippus en Geertruida van der
Meij |
Philippus en Geertruida zijn kinderen
van Derk Jan en Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Joppelaan 58 |
|
|
|
|
Tjemara |
|
Derk
Johan Vleming koopt op 23 november 1922 een perceel heide te Gorssel,
sectie E nr. 3294 van Hendrik Richard Johannes Hassink van 't Reuvekamp.
Hij en zijn echtgenote Johanna Maria Cornelia zijn de eerste hoofdbewoners
van het huis wat in 1923 zal zijn gebouwd. Derk Johan komt op 1
augustus 1923 in Gorssel wonen en komt van Ned. Oost-Indië
waar het echtpaar eerder woonde. Zij kwam op 3 september 1922 al
naar Gorssel en woonde al die tijd met hun twee kinderen op de Eikeboom
in Joppe. De naam Tjemara komt ook uit Ned. Oost-Indië, want
een tjemara is een Indische naaldboom. Hypotheek d.d. 24-01-1925,
betreft villa "Tjemara" te Gorssel, sectie E nr. 3863.
Op 17 maart 1933 verhuist het echtpaar naar Den Haag. |
|
1923-1933 |
Derk Johan Vleming
en Johanna Maria Cornelia van Dam |
Eerste hoofdbewoners |
1935-...... |
Gerhardus Johannes Ganzeboom en
Maria Rosina Theodora Schaars |
|
1951-1980> |
Jacob Ursel de Kempenaer en Thalia
Gerarda van Wulfften Palthe |
Jacob is overleden op 14 mei 1965 |
|
|
|
|
306a>209>246> Joppelaan
49 |
|
|
|
|
|
|
Enterman |
|
Op
6 juni 1861 verkoopt grondeigenaar Jan Willem Nijenhuis van 't Ravensweerd
een stuk heidegrond van een ruime bunder met perceelnummer E 1045
gelegen aan den Grintweg van Gorssel naar Bathmen. Het gebied erachter
was een voormalige legerplaats en aan de andere kant van de weg
liggen de Barre Vennen. Koper van de heidegrond is timmerman Engbert
Enterman die er 160 gulden voor betaalt en er eerder dat jaar al
een huis zal hebben gebouwd. Daags tevoren op 5 juni 1861 overlijdt
namelijk zijn dochtertje Willempje op huisnummer 11d en dat is het
huisnummer van het nieuwe huis van Egbert Enterman.
Daarvoor woonde hij gepacht op Marsveld en de Prins. Egbert komt
van oorsprong uit Holten en woonde dichtbij de familie Strookappe
en hij zal dus ook Jan Strookappe goed hebben gekend die ongeveer
tegelijkertijd van Holten naar de gemeente Gorssel verhuisde en
in 1862 zijn eigen grond zou kopen en in Harfsen zijn eigen boerderijtje
zou bouwen, misschien heeft Egbert daar nog wel aan helpen bouwen. |
|
|
Egbert
is getrouwd met Willempje Knippenberg en zij komen er wonen
zes kinderen waarvan dochter Willempje dus op 5 juni 1861
is overleden. Maar ook
Willempje Knippenberg heeft er niet lang gewoond, want zij
is er 20 oktober 1861 overleden. Egbert blijft daarna met
vijf kinderen over en gaat op zoek naar een nieuwe echtgenote.
Hij vindt haar op de Nieuwe Roskam in Gorssel waar zij werkt
als dienstbode. Haar naam is Clazina Venneman en ze trouwen
op 21 juni 1862. Uit hun huwelijk worden vijf kinderen geboren
waarvan de laatste helaas wel levenloos. Uiteindelijk is het
best wel een drukke bedoening op het erve Enterman, maar er
is in 1865 nog wel plek voor Reinier Wolfskeel die als spoorwegbeambte
op het nieuwe treinstation is komen werken.
Maar er wonen
nog meer mensen op erve Enterman, want er zullen waarschijnlijk
twee huizen hebben gestaan. In het andere huis met huisnummer
11d2 wonen verschillende families en de voor de namen van
de hoofdbewoners verwijzien wij naar het bewonersoverzicht
hieronder. Wij pikken er daar wel even eentje uit en dat is
Anneken Zandscholten, weduwe van Gerrit Nengerman. Dit omdat
zij in tegenstelling tot de anderen wel uit Gorssel afkomstig
is. Zij is namelijk geboren en getogen in de Eesterhoek op
boerderij de Steege en trouwt in 1822 met Gerrit Nengerman
van boerderij Sweersink in de Eesterhoek. Het echtpaar woont
in Eefde en Brummen waar Gerrit in 1845 is overleden. Op 15
november 1866 verhuist Anneke met drie ongehuwde kinderen
naar Gorssel waar ze ruim een jaar op het erve Enterman gewoond,
op 10 december 1867 is zij verhuisd naar Eefde. |
|
|
Terug
naar de familie Enterman. Eigenlijk valt er niet veel te melden,
het gaat daar zijn gangetje. Egbert timmert aardig aan de weg en
is best wel ondernemend. Zo koopt hij samen met metselaar Gerrit
Willem Oosterkamp in 1882 een stuk bouwland van de Hervormde Gemeente
Gorssel en zij bouwen er dan een huis, dit is het huis Kerkplein.
Zij verhuren deze eerst samen en in 1884 wordt Egbert uitgekocht
door Gerrit Willem wat hem 1200 gulden oplevert. Daar koopt hij
weer een stuk grond van in Harfsen, bouwt er een huis op en verkoopt
deze in 1886 aan schoonzoon Lambertus Broer. Dat is wel de laatste
transactie van Egbert die de notaris passeert want hij is op 22
maart 1887 overleden. Op 21 juni 1887 gaan zijn nabestaanden wel
weer naar de notaris en wordt de erfenis beschreven en verdeeld.
De spullen blijken te staan in het huis (met kamer, keuken, slaapkamer,
melkkamertje) en verder in een ezelschuur, grote schuur (met timmergerei)
en loods. Het onroerend goed bestaat een huis met schuren en erf
met bouwland, weiland en heide met dennenbomen met kadastrale nummers
2560 t/m 2566 en een oppervlak van 1,68 hectare. Zoon Willem Enterman,
ook timmerman van beroep, beweert dat het huis hem toebehoort en
bij de akte van scheiding d.d. 13 februari 1888 wordt het huis en
de andere kadastrale percelen ook aan hem toebedeeld maar wel voor
de waarde waarvoor deze is getaxeerd. Willem is dan nog vrijgezel
en woont nog thuis, maar trouwt op 19 mei 1888 met Rieka Hofstee
en zij komt dan op het erve Enterman wonen. Op 2 april 1889 wordt
hun dochter Gerritdina Clazina geboren en het zal een zware bevalling
zijn geweest want Rieka overlijdt kort daarna op 11 april 1889.
De kaart hierboven is van 1889 en het huis van de familie Enterman
staat rechts op de kaart ongeveer halverwege Gorssel en Joppe aan
de huidige Joppelaan, toen nog de Grintweg van Gorssel naar Bathmen. |
|
Willem
hertrouwt op 9 augustus 1890 met Johanna Scheperboer en uit
hun huwelijk wordt op 12 juli 1891 een jongetje levenloos
geboren. Vanaf 1887 best veel narigheid in huize Enterman
en mogelijk heeft dit eraan bijgedragen dat de familie besluit
te gaan verhuizen. Op 12 mei 1892 verhuist Willem samen met
zijn moeder, dochtertje, echtgenote en broer Egbert naar Deventer.
Hier worden nog zes kinderen geboren. Op
4 mei 1892 wordt er nog een erfhuis gehouden ten woonhuize
van Willem Enterman te Gorssel. Verkocht worden o.a. meubilaire
goederen, beesten, landbouw- en timmermansgereedschappen en
een houten schuur voor afbraak. Tevens wordt het door Willem
Enterman bewoonde huis verhuurd voor een periode van 4 jaar
vanaf 15 mei. Het huis is gelegen aan de Grintweg naar Gorssel
met schuur, tuin, bouw- en weideland ter grootte van ongeveer
1,75 hectare.
Toch is het nog niet gedaan met de familie Enterman op deze
plek. In december van 1892 verhuist komt namelijk Tonia Enterman
op het erve Enterman wonen, maar dan wel als medebewoonster
samen met haar echtgenoot Harmanus Scholten. Tonia is een
halfzus van Willem, zij is de jongste dochter van Egbert Enterman
en Willempje Knippenberg en is in 1860 nog op de Prins geboren.
Tonia en Harmanus hebben twee kinderen, zoon Egbert Willem
(Eppe) en dochter Tonia. In 1893 wordt zoon Klaas geboren,
maar hij overlijdt in 1894. In 1896 wordt dan nog dochter
Gerritje Klazina geboren maar zij wordt ook maar één
jaar oud en overlijdt in 1897. In 1898 komt er een plekje
vrij op Klein Reuvekamp en besluit het echtpaar daar te gaan
wonen en daarmee verdwijnt definitief de familienaam Enterman
op deze plek.
Willem Enterman heeft het huis verhuurd van 1892 tot 1896
aan arbeider Gerrit Jan Bolink en zijn echtgenote Aaltje Reuvekamp
die op 28 mei 1892 zijn getrouwd en uit hun huwelijk worden
drie kinderen geboren op Enterman. Op 20 april 1896 verhuist
het jonge gezin naar Bathmen en komen Egbert Aijtink en Frederika
Trekop in het huis wonen. |
|
|
|
|
Ook deze Egbert is van geboren en
getogen in Holten en is in 1888 getrouwd met Frederika Trekop
en woonden vanaf toen in haar ouderlijk huis Oostendijk in Kring
van Dorth. Haar moeder leefde toen niet meer en nadat haar vader
Jan Trekop in 1895 is overleden, zullen zij op zoek zijn gegaan
naar een nieuw huis. Ook al hebben we nog geen verkoopakte gevonden,
is het wel haast zeker dat Egbert Aijtink het huis in 1896 heeft
gekocht van Willem Enterman ook al is het natuurlijk ook mogelijk
dat zij het huis eerst voor een periode van vier jaar hebben gehuurd.
In 1902 is hij in ieder geval eigenaar want dan dient het onroerende
goed met o.a. een huis en twee schuren met de kadastrale nummers
2560 t/m 2566 als onderpand bij het afsluiten van een hypotheek.
In de periode 1893-1894
wonen hier ook Gerrit Leunk en Jaantje Beumer en in de periode
1928-1929 wonen Marinus Johannes Brinkman en Harmina Egberdina
Bouwman ook op huisnummer G306 waar dan ook de familie Aijtink
woont.
Frederika Trekop
overlijdt op 16 december 1936. Aangifte wordt gedaan door buurman
Derk Jan van der Meij die op huisnummer 210>247 woont, dat
is Joppelaan 51 anno 1952. Hij woont daar dan samen met zijn schoonzoon
Engbert Jan Veldink en ieders echtgenotes Johanna Tuller en Johanna
van der Meij. Egbert Aijtink is op 10 mei 1950 overleden, hij
woonde toen in Almen.
|
|
Hieronder
afbeeldingen van de drie huisjes die op het erve Enterman hebben
gestaan waarvan er één nog steeds staat. Dat is het
huis van de rechtsonder, welke uiteindelijk meteen rechts van het
hoofdgebouw stond. Van dit hoofdgebouw is geen foto maar wel een
tekening, zie midden hieronder. We zien hier de voorgevel die naar
de weg toe was gericht. Op een kaart van 1889 hierboven, staat het
schuurtje nog linksachter vast aan het hoofdgebouw maar op een kaart
van 1930 staat hij rechts van het hoofdgebouw en iets los. Het lijkt
erop dat het hoofdgebouw dus na 1889 is herbouwd en verplaatst,
mogelijk toen de familie Aijtink er is komen wonen? Rechts op het
erf stond het derde huisje, zie foto linksonder. |
|
|
|
In
1945 vind de familie Braakhekke van de Kamperweg onderdak in de
schuur (of voormalig huis) nadat hun boerderijtje aan de Kamperweg
was verwoest door een bombardement. Op 12 februari 1948 doet Hendrik
Braakhekke (e.v. Willemina Gerdina Pasman) een bouwaanvraag voor
het herbouwen van het boerderijtje aan de Kamperweg waar voor het
bombardement ook de familie Oosterveld woonde en hij woont dan op
huisnummer G248. Dat is waarschijnlijk het nog bestaande schuurtje.
In de bouwdossiers vind ik voor Joppelaan 53 een registratie d.d.
19-09-1949 van het verbouwen van een woonhuis en op 24-01-1950 van
het oprichten van een huis. Het lijkt erop dat het plan was om “Enterman”
te verbouwen maar dat dit geen haalbare kaart bleek en dat ze toen
maar een nieuw huis hebben gebouwd. De familie Aijtink woonde daar
toen al niet meer en in 1952 wordt de naam P.J. van Kol geregistreerd.
Bouwdossiers opgevraagd
en hieruit blijkt dat H. van Kol uit Nijmegen op 22 augustus 1949
vergunning aanvraagt voor het verbouwen van een boerderij tot woonhuis
op kadastraal perceel E 2566 gelegen aan de Stationslaan G248, echter
deze aanvraag is komen te vervallen.
Op 12 december 1949 doet P.J. van Kol, wonende te Gorssel op Stationslaan
G249, een aanvraag voor het bouwen van een normaalwoning op kadastraal
perceel E 2563.
Er worden hieronder
drie verschillende huisnummer reeksen genoemd. Mogelijk betreft
dit drie verschillende huisje die bij elkaar stonden. Het huisje
links staat er nog steeds en zou dan pal achter het grote huis hebben
gestaan. Het huisje rechts is waarschijnlijk in 1949 in gebruik
geweest door de padvinders van de IJsselgroep. Zie artikel OMB 2021-I/9.
Huisnummer 67a wordt
gewijzigd in 62 en er wordt genoteerd dat huisnummer 67a onbewoond
is. Familie Scholten woonde in 1897 in ieder geval nog op huisnummer
67a bij het overlijden van dochter Gerritje Klazina. Aangifte wordt
dan gedaan door Toon Heijenk (40jr) van de Berghaar uit Eefde. Bij
het overlijden van zoon Klaas wordt aangifte gedaan door Gerrit
Brinkman (76jr) en Gerrit Hendrik Brinkman (46jr). Gerrit Hendrik
woont in Joppe en Gerrit Brinkman in Eefde op Nuizink. In 1898 zullen
Harmanus Scholten en Tonia Enterman zijn verhuisd naar huisnummer
G62 welke in 1900 wijzigt naar G81, dit is de dubbele bewoning van
Klein Reuvekamp, daarna is G67a onbewoond.
|
|
1860-1861 |
Egbert Enterman en
Willempje Knippenberg |
Eerste hoofdbewoners |
1862-1892 |
Egbert Enterman en Clazina Venneman |
Clazina is de tweede echtgenote
van Egbert |
1888-1889 |
Willem Enterman en Rieka Hofstee |
Willem is de zoon van Egbert en
Clazina |
1890-1892 |
Willem Enterman en Johanna Scheperboer |
Johanna is de tweede echtgenote
van Willlem |
1892-1896 |
Gerrit Jan Bolink en Aaltje Reuvekamp |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1896-1945< |
Egbert Aijtink en Frederika Trekop |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1945-1949 |
Hendrik Braakhekke en Willemina
Gerdina Pasman |
Tijdelijk onderkomen voor dit
echtpaar |
1952 |
P.J. van Kol (Petrus Johannes
van Kol en Josefine Verheijen?) |
|
|
|
11d>27>67>85>236>306>211>248
= Joppelaan 53 anno 1951 |
|
Dubbele bewoning |
|
1861-1862 |
Jacob de Geus en Metta Tjemkes
de Vries |
Eerste medebewoners |
1863-1864 |
Jan van den Vlekkert en Christina
Harms |
Geen familie van vorige medebewoners,
vertrekken naar dubbele bewoning van de Nieuwe Roskam |
1864-1865 |
Gerrit Bussink en Berendiena Stronkman |
Geen familie van vorige medebewoners |
1866-1868 |
Anneke Nengerman-Zandscholten |
Geen familie van vorige medebewoners |
1868-1869 |
Jacob Meijers en Henriëtte
Schagen |
Geen familie van vorige medebewoonster |
1869-1871 |
Hubertus Josephus Cornelus Verleg
en Wilhelmina Melgert |
Geen familie van vorige medebewoners |
1871-1874 |
Onbewoond |
|
1874-1876 |
Johannes Karel Cordes en Aaltje
Rijkmans |
Geen familie van vorige medebewoners |
1876-1889 |
Onbewoond |
|
1889-1891 |
Eduard Coenraad Nales |
Geen familie van vorige medebewoners,
verhuist naar dubbele bewoning Klein Reuvekamp |
1891-1891 |
Theodorus van Poorten en Adriana
Gerritsen |
Geen familie van vorige medebewoner |
1892-1898 |
Harmanus Scholten en Tonia Enterman |
Geen familie van vorige medebewoners,
zij verhuizen in 1902 naar dubbele bewoning van Nikkelsberg |
1898-1901 |
Onbewoond |
|
1901-1901 |
Jan Willem Schierboom en Gerritjen
Maatman |
Eerste hoofdbewoners van huisnummer
86 |
1901-1908 |
Frederik Maatman en Alberdina
Nijman |
Frederik en Alberdina zijn de
ouders van Gerritjen |
1915-1916 |
Derk Jan Aijtink en Marie de Greeff |
Derk Jan is de zoon van Egbert
en Frederika |
1916-1917 |
Hendrika Aleida van der Meij |
Weduwe van Johannes van Druten |
1917-1921 |
Onbewoond |
|
1921-1922 |
Hendrika Aleida van der Meij |
Afkomstig van huisnummer G308,
zij verhuist op 2 mei 1922 naar Diepenveen |
|
|
11d2>27-2>67a>86>237>307
|
|
|
|
1900-1913 |
Johannes Wilhelm Janssen |
Eerste hoofdbewoner van huisnummer
87 |
1903-1914 |
Dionisius Theodorus Janssen |
Dionisius Theodorus
is de zoon van Johannes Wilhelm |
1915-1917 |
Hendrik Wissink en Johanna Christina
Willemsen |
|
1917-1921 |
Hendrika Aleida van der Meij |
Afkomstig van huisnummer 237,
zij woont samen met haar broer Gerrit Berend die afkomstig is
van de Stiele |
1921-1926 |
Albert Jan Aijtink en Johanna
Hendrika Noordkamp |
Albert Jan is de zoon van Egbert
en Frederika, het echtpaar verhuist op 10-12-1926 naar Brummen |
.......-1927 |
Harmen Hietbrink en Johanna Willemina
ten Haken |
|
1928-1930 |
Albert Broijl en Hendrika Willemina
Jansen |
Het echtpaar verhuist op 27-12-1930
naar Zutphen. |
1931-...... |
Karel Albert Doornink en Egberdina
Frederika Aijtink |
Zij woonden na hun huwelijk in
1922 ook al op Enterman op huisnummer 306 bij de ouders van
Egberdina Frederika |
1951 |
J. Schonewille (Jan Schonewille?) |
|
|
|
87>238>308>212>249
= Joppelaan 55 anno 1951 |
|
Huidig adres: Afgebroken, stond
op perceel huidig adres Joppelaan 53 |
|
|
|
|
|
|
Wunderink |
|
Op 10 september 1907 koopt Willem
Wunderink voor 445 gulden een perceel bouwland (sectie E 522)
met een oppervlak van 37 aren van landbouwer Philippus Velderman
van de Dekker en hij zal hierop een huis hebben gebouwd waarvoor
Willem geld leent van Gerrit Jan Wiltink. Het huis krijgt huisnummer
G81. Dit huisnummer bestond al en werd tot 1902 bewoond door Harmanus
Scholten en Tonia Enterman, dit was de dubbele bewoning van Klein
Reuvekamp. Maar door de beëindiging van de dubbele bewoning
kwam dit huisnummer beschikbaar.
|
|
|
Willem is getrouwd met Aaltje
Heuvelink. Op 26 november 1907 worden Willem en Aaltje op
dit huisnummer ingeschreven en in twee maanden tijd is het
huis dus gebouwd. Kan snel gaan want Willem is metselaar
van beroep en zal er flink werk van hebben gemaakt. Willem
en Aaltje gaan er wonen met hun vier kinderen die op "Dokter
Gooszen" zijn geboren waar het echtpaar de eerste zeven
jaar van hun huwelijk heeft gewoond. In hun nieuwe huis
worden nog drie kinderen geboren. Zo bestond het gezin dus
uit zeven kinderen en zo woont de familie rustig met elkaar
in hun nieuwe huis. Pas in 1920 vliegt de eerste uit als
oudste dochter Gerharda Hendrika op de Inahoeve in Joppe
gaat wonen en werken.
Jongste zoon Willem is de laatste
die het nest verlaat als hij op 28 maart 1942 trouwt met
Gerritdina Johanna Derks en met haar in de nabij gelegen
arbeiderswoning aan de Veldhofstraat gaat wonen. Willem
senior en Aaltje wonen dan alleen in het huis. Maar als
Willem op 25 november 1945 overlijdt en Aaltje helemaal
alleen overblijft wordt er door de familie overlegd en komen
Willem en Gerritdina Johanna met inmiddels twee kinderen
begin 1946 bij Aaltje Heuvelink wonen, nadat wel het huis
iets wordt verbouwd. Willem was tuinarbeider van beroep
en werkte eerst op de kwekerijen van Van Koningsveld op
't Amelte en later in Twello. In 1952 gaat hij werken voor
de fittingfabriek in Deventer. Tussen alle bedrijven door
worden er in Gorssel ook nog eens drie kinderen geboren.
De foto hieronder is van Willem Wunderink en Aaltje Heuvelink.
|
|
In
1955 wordt besloten dat Aaltje Heuvelink elders bij andere
kinderen gaat wonen en het gezin van Willem verhuist dan naar
een paddestoel woning aan de Veldhofstraat waar nog een dochter
wordt geboren. Het huis wordt dan verhuurd aan een zoon van
het echtpaar Remelink van 't Tolhuis en wij gaan daarbij uit
van zoon Adriaan Sander maar het kan ook Antonie Johannes
zijn geweest. Op 24 april 1960 overlijdt Aaltje Heuvelink
in Deventer (waar zij woont bij oudste dochter Grada) en daarna
wordt het huis verkocht aan Ch. R. de Jong in Wilp. Waarschijnlijk
is Remelink toen verhuisd ook al zal de familie de Jong er
niet zijn komen wonen. In 1966 wordt de woning namelijk verbouwd
en volgens het bouwdossier woont eigenaar de Jong nog in Wilp
en in 1969 woont T.Q. Dekker op 't Wunderink die de woning
zal hebben gehuurd. Mogelijk is dit Tom Quirinus Dekker die
in 1946 trouwde met Johanna Margaretha Latour. Anno 1980 worden
Chris en Mies de Jong wel als bewoners geregistreerd.
Het huis had in 1951 het huisnummer G559 en deze wijzigde
toen in het adres Nikkelsbergweg 4. Later is de nummering
aan de Nikkelsbergweg aangepast en kreeg het huis het nummer
3. Dit was al zo in 1969 en is nog steeds zo. |
|
|
|
1907-1955 |
Willem Wunderink en
Aaltje Heuvelink |
Eerste hoofdbewoners |
1946-1955 |
Willem Wunderink en Gerritdina
Johanna Derks |
Willem is de zoon van Willem en
Aaltje |
1955-1960 |
Adriaan Sander Remelink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1969 |
T.Q. Dekker |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1980 |
Chris en Mies de Jong |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Nikkelsbergweg 3 |
81>217>289>433>559 |
|
|
|
Nikkelsberg |
|
De
naam Nikkelsberg is verzonnen en niet gebaseerd op de eerste bewoner
maar op een latere bewoner en het feit dat de straat Nikkelsbergweg
is gaan heten. De bergen waren van Nikkels en vandaar de naam Nikkelsberg.
Nog even uitzoeken, dacht dat de bergen bij boerderij Reuvekamp
hoorden. De bergen van Nikkels stonden mogelijk aan de Lindeboomweg?
|
|
|
Alle
huizen aan de Veldhofstraat rechts van de Nikkelsbergweg zijn
gebouwd op perceel 529 anno 1832 en dat was een dennenbos
van Reinierus Wilhelmus van Middachten. In de jaren '50 van
de 19e eeuw wordt hier een huisje gebouwd en in 1856 wonen
hier rietdekker Hendrikus Schutte en zijn echtgenote Fredrika
Maria Palsenberg die eerder nog inwoonden op 't Ravennest.
Het huis kreeg het huisnummer 69a. De naam Schutte is al vergeven
aan het boerderijtje aan de Ketenbosweg welke vanaf circa
1852 is bewoond door de familie Schutte. Maar dit boerderijtje
zal in deze periode ook zijn gebouwd aangezien Hendrikus Schutte
eerder op 't Ravennest en de nieuwe bewoners er zeker in 1852
hebben gewoond. |
|
|
Het kaartje hiernaast dateert
van circa 1901, de tijd dat de familie Nikkels er kwam wonen.
Het huis is waarschijnlijk het huis in het middelste gele
vlakje en deze staat op perceel 527 anno 1832 en dat was
heidegrond van de geërfden van Gorssel. Ten noorden
ervan ligt Klein Reuvekamp (niet het gele vlakje, maar links
daarvan, kaart nog aanpassen) en ten zuiden boerderij Reuvekamp.
Perceel 528 was berg en erf van Manus Hassink van 't Reuvekamp.
Marten was eigenaar van het huis van 69b en koopt op 5 december
1901 het huis 69a van Hermanus Schutte. Harmanus en Aaltjen
waren op 19 december 1900 al verhuisd naar de Hoofdstraat
naar het huis waar later het café van Schutte was.
Gerritjen Schepers verhuist
januari 1920 met zoon Cornelis naar huisnummer G211 = Kamperweg
4 anno 1951.
|
|
|
|
Op 2
januari 1920 verkoopt Cornelis Olden (zoon van Gerritjen Schepers)
aan Frederik van Overbeek twee huizen met schuur, bouw- en weiland
te Gorssel, sectie E nrs. 3183, 3468, 2414 en 3393. Cornelis had
deze op 14-02-1906 gekocht van zijn stiefvader Marten Nikkels. Betreft
o.a. ook grondperceel E 573. Dit betreft het perceel waar eerder
waarschijnlijk de hooibergen van Grooterkamp stonden. Mogelijk zijn
dit de hooibergen van de ansichtkaart en stonden de hooibergen van
Nikkels dus op deze plek ??? En zijn dit dus niet de hooibergen
van 't Reuvekamp die op deze foto staan?
Na de verkoop verhuizen
zijn Cornelis en zijn moeder Gerritjen Schepers naar de Kamperweg
4. Sientje verhuist al in 1910 naar G207a = Lindeboomweg 4. Hendrik
Olden woonde (d.w.z. ambtshalve ingeschreven) vanaf 12 juni 1917
met Willemina Hukker ook op de boerderij. Verhuist naar G219, oktober
1917.
Frederik van Overbeek is getrouwd met Maria Rensen en woonde met
haar in Eefde, vanaf 1913 op de Leemreis en in 1919 op het nabijgelegen
Konijnenbosch. Hier woonden eerder Jan Willem Martens en Johanna
Otten en dat was verre familie. Jan Willem is namelijk de broer
va Johannes Martens en hij was gehuwd met Tonia Petronella Revenberg
(deze familienaam komen wij later nog tegen). Zij zijn de schoonouders
van Everdina van Overbeek, zus van Frederik.
Van 25 maart tot 31 augustus 1926 wonen ook Johannes Veenhuis en
Geertruida Slootman op huisnummer G286. Zij komen van Diepenveen
en vertrekken naar Bathmen.
|
|
In
1950 wordt het woonhuis verbouwd voor de heer B. (Albertus?)
van Overbeek en in 1955 wordt het achterhuis uitgebouwd.
Op de bouwtekening van 1950 staat later aangetekend dat het
huis op 3 oktober 1978 is uitgebrand.
De boerderij
is ook bewoond geweest door de familie Revenberg, dat was
de kleinzoon van Frederik van Overbeek en Maria Rensen en
zijn echtgenote. Zij hebben de boerderij opnieuw verbouwd
en in 2002 verkocht.
In 1969 was het nog Kwekerijweg 5 en in 1980 was dat Kwekerijweg
1. Dit komt doordat de noodwoningen er toen niet meer stonden,
deze hadden nummers 1 en 3. |
|
|
|
|
|
|
1852-1890 |
Hendrikus Schutte
en Fredrika Maria Palsenberg |
Eerste hoofdbewoners |
1864-1900 |
Harmanus Schutte en Aaltjen Meijer |
Harmanus is de zoon van Hendrikus
en Fredrika Maria |
1898-1900 |
Harmanus Albertus Schutte en Johanna
Gerritdina van Kempe |
Harmanus Albertus is de zoon van
Harmanus en Aaltjen |
1900-1901 |
Gerrit Jan Groot Bluemink en Janna
Schutte |
Janna is een achternicht van Harmanus |
1901-1920 |
Marten Nikkels en Gerritjen Schepers |
Geen familie van vorige hoofdbewoners,
afkomstig van Klein Reuvekamp |
1908-1910 |
Sientje Slooff-Olden |
Sientje is de dochter van Gerritjen
en stiefdochter van Marten, zij verhuist in 1910 naar Lindeboomweg
4 |
1920-1960 |
Frederik van Overbeek en Maria
Rensen |
Frederik is overleden op 22-01-1960
in Zutphen maar woonde waarschijnlijk nog in Gorssel |
1969 |
Albertus en Gerhardus Antonius
van Overbeek |
Albertus en Gerhardus Antonius
zijn de zoons van Frederik en Maria |
1980 |
Albertus van Overbeek |
|
.......-2002 |
Familie Revenberg |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, nieuwbouw
Kwekerijweg 1 |
69a > 104 > 173 > 200
> 218 > 286 > 428 > 555 > Kwekerijweg 5 |
|
|
|
1902 |
Harmanus Scholten en Tonia Enterman |
Eerste medebewoners of woonden
zij in het andere huis? Verhuizen naar G190. Ze zijn afkomstig
van dubbele bewoning Klein Reuvekamp. |
1917-1923 |
Hendrik Olden en Willemina Hukker |
Verhuizen naar huisnummer 289b
= Nikkelsbergweg 5 |
1923-1925 |
Antonie Johannes Andries Remelink
en Antonia Gerritsen |
|
1926-1927 |
Richardus Johannes van Bootsveld
en Johanna Maria Otten |
|
1927-1929 |
Hendrikus Johannes Tiggelhoven
en Maria Dijk |
|
1929-1929 |
Bernardina Anna Antonia Regeling |
Zij woont later met haar man Gerhardus
Verwerda op Veldhofstraat 13 |
1929-1931 |
Gradus Visser en Paulina Bouland |
Vertrekken naar 't Loobosch |
1931-....... |
Onbekend |
|
|
|
200a>219>287>429 |
|
|
Olden |
|
Wij
noemen dit huis naar de familienaam van de eerste hoofdbewoner,
Hendrik Olden. Hij is in 1872 geboren in Harfsen in het huisje
achter het Erve Strookappe. Hij trouwt met een Duitse genaamd
Willemina Hukker en woont na zijn huwelijk in Duitsland waar
hij in de kolenmijnen werkt. Drie dochters worden uit het
huwelijk geboren en het gezin komt in 1917 naar Gorssel waar
zij gaan wonen op de Nikkelsberg bij Hendrik zijn moeder Gerritjen
Schepers. In 1920 verhuist zijn moeder van de boerderij en
komt de familie van Overbeek er wonen. Maar door de bestaande
dubbele bewoning van de de boerderij kan Hendrik er wel blijven
wonen. Wel keert hij tijdelijk alleen terug naar Duitsland,
waarschijnlijk om daar toch weer te gaan werken en geld te
verdienen. |
|
|
In
1921 koopt hij daarmee een perceel bouwland van Karel
Antonie Jansen en in 1923 bouwt hij een eigen huis,
maar dat wel met een hypotheek o.v.v. een nieuw gebouwd
woonhuis met erf en grond aan de Veldhofstraat te Gorssel,
sectie E nr. 3778. Het huis wordt gebouwd aan de huidige
Nikkelsbergweg niet ver de Nikkelsberg. Hendrik zijn
beroep is losarbeider maar hij zal ook bij huis land
hebben verbouwd en vee hebben gehouden. Op de foto hier
midden onder zien wij dan ook Willemina Hukker samen
met Gerritdina Maria Broer van Scholtenhof koeien aan
het melken. Ook is bekend dat om het huis schapen liepen
en op de deel stonden en dat er bij het huis een moestuin
was. Op de foto rechts is Hendrik Olden zelf te zien. |
|
|
|
Op
19 maart 1931 trouwt dochter Gertrud met Jan Willem
Leuvenink en zij komen dan ook hier wonen. Later verhuizen
zij naar het ouderlijk huis van Jan Willem, de Bakkerij
op de Eesterbrink. Hendrik Olden gaat er ook wonen,
waarschijnlijk kort na het overlijden van Willemina
Hukker op 2 november 1942. Hij is er overleden op
10 november 1951.
Op de linkerfoto zien wij nogmaals het echtpaar Olden
en rechts het echtpaar Leuvenink. |
|
|
|
|
|
Het
huis wordt door Jan Willem Leuvenink verkocht aan de familie
Wenneker en dat zou al in 1943 kunnen zijn geweest. De familie
Wenneker is er echter niet meteen gaan wonen, in 1952 wordt
H.W. Heijink geregistreerd op het toenmalige huisnummer G557
welke dan wijzigt naar Nikkkelsbergweg 3. De familie Wenneker
zou er in de periode 1958-1973 hebben gewoond, maar de familienaam
Heutink wordt ook nog genoemd. Mogelijk kloppen beide namen
niet en moet dit Wentink zijn, want deze familie zou het boerderijtje
mei 1974 hebben verkocht aan de familie Koning, aldus deze
familie. De familie Koning laat het huis verbouwen en komt
er wonen in 1978, zij woonden daarvoor in Warnsveld. In 1981
ontstaat spontaan de huisnaam "Blunderkamp" als
dochter van eigenaar Jan Koning aan haar vader vraagt: "hoeveel
blunder heeft dit land?". Het huis is nooit aangesloten
op de waterleiding en zo drinken de bewoners anno 2020 nog
steeds eigen (bron) water. |
|
1923-1943 |
Hendrik Olden en Willemina Hukker |
Eerste hoofdbewoners |
1952 |
H.W. Heijink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1958-1973 |
Familie J. Wenneker (of Wentink?) |
Familie Wenneker woonde later
aan de Zutphenseweg |
1978-....... |
Familie J. Koning |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Nikkelsbergweg 5
(was anno 1951 nog nummer 3) |
|
|
|
Nikkelsbergweg
4 |
|
|
|
Kadastraal perceel 3777. Op
29 april 1921 koopt kleermaker Karel Antoni Jansen een bouwterrein
te Gorssel, sectie E nr. 3703 van Jan Hendrik Nieuwenhuis.
Familie K.A. Jansen verkoopt
het huis aan familie Knol en die vestigt er een bloemisterij.
Op 11 juli 1954 overlijdt Berend
Knol (echtgenoot van Jantje Schans) op adres Nikkelsbergweg
1. |
|
|
|
1921-1926 |
Karel Antoni Jansen en Maria Derkje
van Koningsveld |
Eerste hoofdbewoners en tevens
eigenaar |
|
A. Groot Bluemink |
289a |
|
Jan Albert Heuvelman en Alberdina
Johanna Berkenbosch |
Afkomstig van de Molenweg |
1926 |
Jan de Bruin en Janna Anthonetta
van Oers |
|
1930-........ |
Herman Schepers en Frederika Boerstoel |
Het echtpaar verhuist in periode
1930-1939 naar de Marsweg in Eefde |
|
K.A. Jansen |
Verhuist naar Floralia, mogelijk
meteen na de oorlog |
1951 |
Lukas van der Tuin, J. Smit, E.J.
Penning |
Nikkelsbergweg 1, Penning was
waarschijnlijk mede-eigenaar, Van der Tuin woonde gehuurd |
1969 |
H. Knol, mevr. J. Knol-Schans
|
Zij wonen met zekerheid op Nikkelsbergweg
4, aldus Mannie. |
1980 |
H. Knol |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Nikkelsbergweg 4,
was nummer 1 anno 1951 |
289a>432>558> Nikkelsbergweg
1 |
|
|
|
Klein
Reuvekamp |
|
In dit
verhaal bespreken wij boerderij Klein Reuvekamp en ook de daglonerswoning
die eerder op deze plek heeft gestaan. De naam Klein Reuvekamp is
alleen van toepassing op de boerderij die in 1902 is gebouwd door
de familie Hassink van 't Reuvekamp. De naam werd dus niet gebruikt
voor de daglonerswoning en deze was ook geen eigendom van de familie
Hassink. Maar het huisnummer gaat wel over van de daglonerswoning
naar de nieuwe boerderij en zodoende bespreken wij deze woning in
hetzelfde overzicht. |
|
|
|
De
oorsprong van de bewoning op deze plek dateert van 1855. Op
8 januari van dat jaar kopen Harmanus Janzen en zijn echtgenote
Johanna van der Meij een stuk heidegrond bij het dorp Gorssel
van Jenneken Sophia Gijse, weduwe van Filippus Johannes Weenink.
Zij doen dit met hypotheek van de koopprijs. Harmanus en Johanna
wonen dan nog in Eefde, de plaats waar Jenneken Sophia Gijse
veel grond bezit. Johanna is de dochter van Derk Jan van der
Meij en Hermina Boom en zij komt dichtbij haar ouders te wonen
als zij op het stuk heidegrond een daglonerswoning bouwen.
Harmanus zal waarschijnlijk zelf het huisje hebben gebouwd,
hij was namelijk metselaar van beroep. Het echtpaar heeft
twee kinderen en in Gorssel worden nog vier kinderen geboren.
Op 29 mei 1867 wordt het huisje geveild en beschreven als
een een daghuurdersplaatsje aan de Holtweg in Gorssel met
kadastrale nummers E 1848 t/m 1851. De Holtweg was op de pre-kadastrale
kaart van 1818 de weg die wat zuidelijker liep dan de huidige
Molenweg maar kan in de tussentijd zijn doorgetrokken naar
de weg van Gorssel naar Harfsen welke in het verlengde van
de Veldhofstraat liep. Op 12 juni wordt het huisje verkocht
aan Gerrit Hendrik Kelderman die er echter niet gaat wonen
en het verhuurd aan slachter Joseph Gosschalk Stern en zijn
echtgenote Johanna Gerarda van Borgen die daarvoor nog aan
de huidige Hoofdstraat woonden.
De kaart hiernaast
dateert van 1890 en de kaart daarnaast is van 1911, op deze
kaarten is goed te zien waar de woning van Nikkels en de latere
boerderij staan. De oude woning stond iets meer naar rechts
en dichter aan de weg. |
|
|
Op 6 augustus 1868 verkoopt Gerrit
Hendrik Kelderman met hypotheek het daghuurdersplaatsje aan de
Holtweg te Gorssel en bouwland, dennenbos en twee zaadbergen te
Gorssel. Koper is Marten Nikkels uit Warsveld die op 14 december
van dat jaar zijn meubilaire en roerende goederen verkoopt en
op 2 januari 1869 verhuist naar Gorssel. Marten is van oorsprong
een Gorsselnaar, hij is in 1834 geboren op 't Haijtinkhof. Marten
is getrouwd met Dersken Groot Enzerink en ze hebben één
zoon genaamd Arend Johannes Gerrit Berend. Marten is landbouwer
van beroep en maakt een boerderij van het daglonersplaatsje. In
het bevolkingsregister van 1883 staat hij echter wel weer ingeschreven
als dagloner en zal de akkerbouw niet op grote schaal zijn doorgevoerd.
Dersken overlijdt op 17 december 1887 en Marten is daarna helemaal
alleen in het huis want zoon Arend woont en werkt dan op 't Reuvekamp.
Mei 1888 gaat Arend wonen en werken op 't Uterink in Eefde (waar
hij al eerder dienstknecht was) en werkt daar samen met dienstmeid
Garritjen Woessink. De samenwerking bevalt zo goed dat ze besluiten
te trouwen en zo krijgt Marten Nikkels vanaf 2 februari 1889 gezelschap
van zijn zoon en schoondochter. Later dat jaar wordt ook kleindochter
Derkjen geboren maar zij heeft maar één maand mogen
leven. In 1891 is het echtpaar verhuisd naar Eefde naar de huidige
Reeverdijk en later woont het echtpaar nog op de Kleine Flierse
in Eefde en de Jufferkamp in Harfsen.
Marten blijft gelukkig niet weer
alleen want hij hertrouwt op 22 augustus 1891 met Gerritjen Schepers,
weduwe van Jan Willem Olden. Met hem woonde zij in het huisje
schuinachter Erve Strookappe in Harfsen. Op 6 juni 1893 verkoopt
Marten Nikkels dit huis aan Jan Strookappe die het dan laat afbreken
en de grond gebruikt als bouwgrond. Jan woonde niet op het Erve
Strookappe, daar woonde zijn oom Hendrik Jan. Afijn, Gerritje
komt in Gorssel wonen haar dochter Sientje, zoon Cornelis en moeder
Aaltjen Korenblek en later woont zoon Hendrik er ook. Op 5 december
1901 koopt Marten Nikkels het huis van Harmanus Schutte en gaat
daar dan wonen. Een verkoopakte van het huisje van de familie
Nikkels is niet gevonden, mogelijk was het niet veel meer dan
een bouwval en zeker is dat het huisje na het vertrek van de familie
Nikkels is afgebroken. Overigens was het toch nog wel een redelijk
groot huis want er was lange tijd sprake van dubbele bewoning.
In diverse perioden van 1857 tot 1898 werd het huis mede bewoond
door de families Kiezel, Boterman, Bollen en Klooster, zie het
bewonersoverzicht hieronder. Op 10 maart 1902 heeft Marten Nikkels
de afbraak van zijn huis en een 4-roedige berg laten veilen in
de Roskam.
|
|
|
Op
het perceel van de daglonerswoning wordt in 1902 de nieuwe
boerderij Klein Reuvekamp gebouwd. Op 5 september 1902 trouwt
Johanna Hassink, dochter van Willem Hassink en Janna Dijkman
van boerderij Reuvekamp, met Albert Haijtink van het Bouwhuis
uit Almen. Bij dit huwelijk is het Erve Reuvekamp verdeeld
tussen Hendrik Richard Johannes Hassink (die op Reuvekamp
bleef wonen) en Albert Haijtink. Uiteraard wordt Albert landbouwer
en tevens wordt hij vader van vier kinderen.
Op de foto rechts
zien wij Johanna Hassink op latere leeftijd. Van Albert is
er helaas geen foto. Op 5 april 1945, tijdens hevige gevechten
tussen de Canadezen en de Duitsers, slaat het noodlot toe
als hij wordt getroffen door een granaatscherf en overlijdt.
Hij wilde de dieren gaan voeren en liep net met een emmer
in zijn hand voor de schuur. De granaat treft ook de lindeboom
rechts voor het huis welke doormidden splijt. |
|
|
|
Zoon
Jan neemt de boerderij over van zijn vader. Hij was al op 13 september
1935 getrouwd met Gerritdina Hietland en ook dit echtpaar kreeg
vier kinderen. Na vele jaren van arbeid besluit Jan in de jaren
'70 te stoppen met werken en eindigen de boerenactiviteiten op Klein
Reuvekamp. Alle gereedschappen e.d. die niet meer nodig zijn op
de boerderij worden dan geveild onder grote publieke belangstelling
zoals op de foto hieronder is te zien. Jan en Gerritdina blijven
wel wonen op de boerderij en Jan overlijdt er op 2 november 1976.
Gerritdina blijft na zijn overlijden nog steeds op de boerderij
wonen met haar enige dochter. Wanneer zij trouwt en uit huis gaat,
verhuist ook Gerritdina en gaat wonen op de Borkel. In de jaren
'80 is er brand geweest in de boerderij waarna deze is afgebroken
en er opnieuw is gebouwd. |
|
|
|
1855-1867 |
Harmanus Janzen en Johanna van
der Meij |
Eerste hoofdbewoners |
1867-1869 |
Joseph Gosschalk Stern en Johanna
Gerarda van Borgen |
Geen familie van vorige bewoners |
1869-1891 |
Marten Nikkels en Dersken Groot
Enzerink |
Geen familie van vorige bewoners |
1891-1901 |
Marten Nikkels en
Gerritjen Schepers |
Gerritjen is de tweede
echtgenote van Marten |
1902-1945 |
Albert Haijtink en Johanna Hassink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1935-1985~ |
Jan Haijtink en Gerritdina Hietland |
Jan is de zoon van Albert en Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Veldhofstraat 36 |
|
De
oorspronkelijke daglonerswoning was dus wel groot
genoeg voor twee gezinnen want dagloner Jan Kiezel
woonde er ook vanaf 20 november 1857 en vanaf 1861
ook zijn echtgenote Johanna Nieuwenhuis met wie hij
op 18 april van dat jaar trouwde. In 1866 wordt hun
plek ingenomen door Gerrit
Hendrik Boterman en Aaltjen Witten
die er twee jaar woonden.
In
1870 komen dan Jannes
Bollen en Hendrika Meijer ook
in de daglonerswoning wonen en zij doen dat voor een
lange tijd. Ook toen Marten Nikkels weduwnaar werd
in 1887 woonden zij in het huis en zo was Marten toch
niet alleen. In 1892 verhuist het echtpaar naar het
boerderijtje Wassink op de Eesterbrink.
De
volgende medebewoners zijn Harmen
Jan Klooster en Derkje Weekholt die er in mei 1895
zijn komen wonen. Het echtpaar heeft dan vijf kinderen
en op 23 juni 1895 komt daar nog een zesde bij. Harmen
Jan is arbeider van beroep en is later koopman in
koffie en thee, op de foto hiernaast houdt hij de
handelswaren in zijn handen. Op 6 januari 1898 verhuist
de familie naar Harfsen.
Nieuwe
bewoners zijn Harmanus Scholten en Tonia Enterman
die van Enterman afkomstig zijn. Als Albert Haijtink
de hoofdbewoner wordt zal het echtpaar moeten verhuizen
en daarmee eindigt de dubbele bewoning van het huis.
Zij zijn op de nabijgelegen boerderij Nikkelsberg
gaan wonen.
|
|
|
1857-1866 |
Jan Kiezel en Johanna Nieuwenhuis |
Eerste medebewoners |
1866-1868 |
Gerrit Hendrik Boterman en Aaltjen
Witten |
Geen familie van vorige medebewoners |
1870-1892 |
Jannes Bollen en Hendrika Meijer |
Geen familie van vorige medebewoners |
1895-1898 |
Harmen Jan Klooster en Derkje
Weekholt |
Geen familie van vorige medebewoners |
1898-1902 |
Harmanus Scholten en Tonia Enterman |
Geen familie van vorige medebewoners |
|
|
|
Draaijer |
|
Omdat
er van dit huis geen huisnaam bekend is, vernoemen wij deze naar
de achternaam van de eerste hoofdbewoner Hendrikus Draaijer. Hendrikus
is afkomstig van de Eesterhoek waar hij is geboren op katerstede
Brinkman. Hij trouwde in 1844 met Hendrika Klein Baltink en woonde
met haar in het dorp op Klein Bentink en Elshof welke op 20 juli
1859 is afgebrand. Daarna zal hij besloten hebben een nieuw huis
te bouwen aan de huidige Veldhofstraat waar hij meer ruimte had
en hij verkoopt het erf van Elshof met bouwland aan de straatweg.
In 1859 zal het gezin met vier kinderen zijn verhuisd naar hun nieuwe
onderkomen met huisnummer 69c maar tegenspoed bleef hun achtervolgen
want op 22 april 1860 overlijdt Hendrika en een jaar later jongste
dochter Harmina. Op 3 september 1860 worden de persoonlijke bezittingen
van Hendrika Klein Baltink geveild waaronder diverse kleren, twee
stoelen en drie geiten in de kleuren zwart, bruin en wit. Kort daarvoor
op 24 augustus 1860 is Hendrikus hertrouwt met Janna Hagens uit
Ruurlo die bij hem in Gorssel komt wonen. |
|
|
Tevens ontstaat er een dubbele
bewoning op het erve Draaijer want de familie Wunderink
komt er ook wonen. Dat zijn Hendrik Jan Wunderink en Johanna
Geltink die van 't Ravennest afkomstig zijn. Zo wordt het
best een drukke bedoening, in 1865 wonen er op een gegeven
moment zelfs 15 mensen in het dubbele woonhuis.
Dat komt ook doordat zoon Albert Wunderink er met zijn echtgenote
Aaltje Hobrink komt wonen, zij wonen er tot 19 oktober 1865
en verhuizen dan naar Colmschate. Wij zien het echtpaar
op de foto's rechts hiernaast.
Overigens is het niet zeker of de mensen wel samen in één
huis hebben gewoond. Kijkens naar de oudste bekende indeling
is dat niet aannemelijk omdat het huis toen maar één
woonkamer had. Het is aannemelijker dat de medebewoners
in het bakhuis naast de woning hebben gewoond, deze is te
zien op de tekening hiernaast.
|
|
|
|
|
In 1862 hebben de dagloners
Hendrikus Draaijer en Janna Hagens nog een hypotheek van 600 gulden
aangenomen van Albertus Franciscus Antonius Bücker, horlogemaker
te Zutphen. Onderpand was ten eerste bouwland E386 en heide E1007.
En ten tweede de onverdeelde helft van een huis en erf met bijbehorende
bouw- en heidegrond, zijnde de kadastrale percelen E1535 heide, E1782
huis en erf en E1785 bouwland. Samen groot 1,58 hectare. Uit het huwelijk
van Hendrikus en Janna worden zes kinderen geboren maar de eerste
drie overlijden op zeer jonge leeftijd. Met de andere drie, allemaal
meisjes, gaat het gelukkig wel goed. Uit het eerste huwelijk heeft
Hendrikus ook drie kinderen die ouder worden, twee meisjes en één
jongen. Deze jongen trouwt en krijgt kinderen maar deze overlijden
allemaal op jonge leeftijd waardoor de naam Draaijer ophoudt te bestaan
in de tak van Hendrikus. |
|
In
1871 overlijdt buurvrouw Janna Geltink, buurman Hendrik Jan Wunderink
was al in 1865 overleden. Er volgt een periode zonder medebewoners
maar van 1874 tot 1879 wonen Harmen Hekkert en Johanna Everdina
Udink in op de boerderij. In die periode woonde er dus een Udink
op deze plek en dat zou later nog lange tijd zo zijn. Want
Gerritje Draaijer, oudste dochter van Hendrikus uit zijn huwelijk
met Janna, trouwt namelijk op 4 mei 1889 een Udink en hij komt op
Draaijer wonen. Het is Hendrik Udink uit Bathmen die hele verre
familie van Johanna Everdina Udink is, hun beide opa's waren neven.
Hendrik woonde en werkte op 't Reuvekamp en 't Raland in Gorssel
en voor zijn huwelijk in Eefde. Hij
wordt de mannelijke hoofdbewoner want Hendrikus Draaijer was eerder
dat jaar op 11 januari overleden. Op 11 november 1889 worden er
tussen Hendrik Udink en Janna Hagens twee contracten opgemaakt.
Allereerst een kostcontract waarin Hendrik zich verplicht voor Janna
haar leven lang inwoning, kost, drank, kleding en bewassing te verzorgen
plus hetgeen zij verder tot levensonderhoud overeenkomstig hare
gewone levenswijze en stand nodig zal hebben. Tevens moet hij voor
haar zorgen bij ziekte en haar fatsoenlijk volgens haar stand te
doen begraven.
|
|
Het
tweede contract betreft een huurovereenkomst van het huis
en erf met bouwland, heide en dennenbosch. Kadastrale nummers
E 1535 heide, 1782 huis en erf, 1783 bouwland, 386 bouwland,
1007 heide en 2705 wat het dennenbosch zal zijn. Totaal oppervlak
is 2,32 hectare en is door verhuurster Janna Hagens in vruchtgebruik
bezeten. Het mooie is dat de huurprijs gelijk is aan het kostgeld
wat Janna moeten betalen namelijk elk 50 gulden per jaar.
Zo ging alles met gesloten portemonnee en de akten werden
onderhands in tweevoud opgemaakt en bewaard en ze liggen nu
nog keurig netjes bij elkaar opgeborgen!
Het kaartje hiernaast is van 1889 en laat kadastrale perceelnummers
zien. Het huis heeft nummer 1783 en het land bij het huis
heeft nummer 1535. Rechts ernaast staan de woningen van de
families Slagman en Broer waar wij straks een kijkje gaan
nemen. De straat staat aangegeven als Houtweg maar dat kon
wel eens niet kloppen. De straat meer richting het dorp wordt
op dezelfde kaart nog aangegeven als Veldstraat en de Houtweg
werd op een oudere kaart van 1846 nog geschreven bij de huidige
Elfuursweg. Op deze kaart wordt de straat van boerderij Draaijer
aangegeven als Veldhofstraat, exact gelijk aan de huidige
straatnaam.
|
|
|
|
Er
worden uit het huwelijk van Hendrik en Gerritje twee zoons geboren
waarvan de oudste Hendrikus wordt genoemd, vernoemd naar zijn opa.
De jongste Fredrik Jan is geboren op 29 oktober 1891 en de bevalling
zal Gerritje te zwaar zijn geweest, zij is overleden op 11 november
1891. Hendrik blijft alleen met twee jonge kinderen en moet op zoek
naar een nieuwe echtgenote en daarvoor hoeft hij niet ver te zoeken.
Oudere halfzus Hendrika Henriëtta Draaijer is nog ongehuwd
en wordt op 9 juli 1892 de nieuwe echtgenote van Hendrik, zij is
dan 38 jaar oud. Uit dit huwelijk wordt op 20 januari 1894 zoon
Gerrit Jan geboren. In die tijd is het overigens een stuk rustiger
op de boerderij want er zijn dan geen medebewoners meer. De laatste
medebewoners waren Joannes Suijkerbuijk en Hendrika Sanders die
er van 1888 tot 1890 hebben gewoond. Vanaf die tijd dus geen huurinkomsten
meer voor de familie Udink maar het geld werd wel verdiend met het
werk op de boerderij en Hendrik was ook brievenbesteller van beroep.
Hij werd daartoe aangesteld op 16 mei 1892 en hiij deed eenmaal
daags de bestelling in Harfsen en kreeg daarvoor een jaarwedde van
300 gulden. |
|
|
Op
21 december 1916 overlijdt Janna Hagens op 89-jarige leeftijd.
Op de boerderij wonen dan alleen nog Hendrik Udink en Hendrika
Henriëtta Draaijer en hun zoon Gerrit Jan. Oudste zoon
Hendrikus woont allang niet meer thuis en werkt elders als
onderwijzer en trouwt in 1917 met Agathe Lammers van de Molenweg
maar gaan dan niet in Gorssel wonen. Tweede zoon Fredrik Jan
leeft al niet meer, hij is op 3 maart 1901 overleden en was
toen nog maar 9 jaar oud. Jongste zoon Gerrit Jan is dus de
enige thuis en dat zou ook zo blijven, want hij neemt de boerderij
over van zijn ouders en wordt daarvan eigenaar door zijn broer
Hendrikus voor 500 gulden uit te kopen. Ook gaat hij werken
als postbode, hij werd hulpbesteller van de post in Joppe.
Op 8 oktober 1921 trouwt hij met Hendrika Maria Koldeweij
en zij laten het achterhuis met een gebint uitbouwen waardoor
zij daar vijf meter extra ruimte krijgen. In 1922 wordt dochter
Hendrika Henriëtta
geboren, uiteraard vernoemd naar oma. In 1926 wordt zoon Hermannes
Hendrikus geboren en vele jaren later in 1944 wordt er nog
een meisje geboren, haar naam is Gerritjen (Gerrie) en zij
is vernoemd naar Gerritjen Draaijer. Op de boerderij werden
koeien, varkens en kippen gehouden en er werd o.a. rogge verbouwd.
Het weiland lag naast de arbeiderswoningen aan de Veldhofstraat.
Op de foto's hiernaast zien wij de twee families Udink met
op de linkerfoto alleen nog kleindochter Hendrika Henriëtta
en op de rechterfoto ook kleinzoon Gerrit Jan. Op 9 januari
1947 overlijdt Hendrika Henriëtta Draaijer op 93-jarige
leeftijd en daarmee verdwijnt de naam Draaijer definitief
van de boerderij. |
|
|
|
Hendrika
Henriëtta Udink trouwt op 20 november 1948 met Johan Anthoon
Vosmeijer en haar broer Hermannes Hendrikus (Henk) trouwt op 30
juli 1949 met Berdina (Bets) Scholten en zij gaan dan ook op de
boerderij wonen en sinds lange tijd is er dus weer sprake van een
dubbele bewoning. Daar is het huis niet meer helemaal op berekend
en zo wordt er besloten om te gaan verbouwen t.b.v een woningsplitsing
waarvoor Gerrit Jan Udink op 25 januari 1950 een bouwaanvraag doet
wat financieel mede mogelijk werd gemaakt door de Marshall hulp.
Dit gebeurt hoofdzakelijk op de bestaande fundering dus de woning
wordt qua oppervlak niet groter, maar doordat het rechter schuine
gedeelte nu recht omhoog wordt getrokken ontstaat er wel meer ruimte
in het voorhuis. Maar de extra woonruimte ontstaat vooral doordat
het achterhuis met deel wordt verbouwd naar een woning. De verbouwing
zal waarschijnlijk eind 1950 zijn voltooid. Gerrit Jan bleef wonen
op huisnummer G560 wat in 1951 het adres Veldhofstraat 38 kreeg,
dat is het voorhuis. Hendrik Udink is op 25 juli 1951 overleden
en heeft dus maar een half jaar in de verbouwde woning kunnen wonen,
hij woonde in bij Gerrit Jan en Hendrika Maria. De laatste jaren
van zijn leven was hij invalide. Hij leed namelijk aan suikerziekte
en heeft tot drie keer toe ledematen moeten laten amputeren. Eerst
een teen, daarna de voet en uiteindelijk zijn onderbeen. Op de poten
van een stoel werden wieltjes gemonteerd waarmee hij wat mobieler
werd in huis. Op de foto rechts hierboven is al te zien dat hij
zijn onderbeen mist. |
|
|
|
In
het achterhuis op huisnummer G560a woonde Henk Udink, dat werd Veldhofstraat
40 in 1951. Uit het huwelijk van Henk en Bets werden drie kinderen
geboren op Draaijer waaronder een tweeling in 1954. Begin 1957 verhuist
het gezin naar Veldhofstraat 4 waar nog een dochter wordt geboren.
Rond 1959 komen dan Hendrik Oosterveld en Johanna Alberta Koldeweij,
jongere zus van Hendrika Maria, op nummer 40 wonen. Zij woonden
eerder nog op 't Elf Uur maar vonden het verkeer daar te druk worden
en dus te gevaarlijk voor hun jongste zoontje. Ook Hendrik was postbode
van beroep en hij is op 31 maart 1970 overleden. Gerrit Jan Udink
is overleden op 26 oktober 1972 en kort daarna is zijn schoonzus
Johanna Alberta Oosterveld-Koldeweij verhuisd naar een ander huis
aan de Veldhofstraat. Na het overlijden van Gerrit Jan werd namelijk
besloten dat jongste dochter Gerrie Udink, in 1968 getrouwd met
Wim Schnoor en wonende te Zutphen, op de boerderij zouden komen
wonen met hun twee dochters. Dat gebeurde al in december 1972 en
daarna werd de boerderij opnieuw verbouwd. Gerrie is trouwens als
jong meisje op de middelste foto hierboven te zien samen met haar
moeder die ook op de andere twee foto's te zien is. |
|
|
Hendrika
Maria Koldeweij is er blijven wonen tot 1981 en zij is toen
op de Borkel gaan wonen. In 1983 verdwijnt huisnummer 38 omdat
volgens de "Verordening op de namen en straten en wegen
en de huisnummering in de gemeente Gorssel" aan elk gebouw
maar één huisnummer wordt aangebracht. Na de
verbouwing had dit al moeten gebeuren en was dit verzuimd
en dat werd in 1983 hersteld.
Het bijzondere van dit huis is dat het altijd in de familie
is gebleven en dat is anno 2023 nog steeds zo, want de achterkleindochter
en achterachterkleindochter van Hendrikus Draaijer en Hendrika
Klein Baltink wonen er nog. Tevens is er weer sprake van een
dubbele bewoning en is huisnummer 40 ook weer terug van weggeweest! |
|
|
|
1859-1860 |
Hendrikus Draaijer
en Hendrika Klein Baltink |
Eerste hoofdbewoners |
1860-1916 |
Hendrikus Draaijer en Janna Hagens |
Janna is de tweede echtgenote
van Hendrikus |
1889-1892 |
Hendrik Udink en Gerritje Draaijer |
Gerritje is de dochter van Hendrikus
en Janna |
1892-1947 |
Hendrik Udink en Hendrika Henriëtta
Draaijer |
Hendrika Hendriëtte is de
tweede echtgenote van Hendrik en een halfzus van Gerritje |
1921-1981 |
Gerrit Jan Udink en Hendrika Maria
Koldeweij |
Gerrit Jan is de zoon van Hendrik
en Hendrika Henriëtta |
|
69c>106>63>82>214>290>434>560>
Veldhofstraat 38 |
|
|
|
|
|
Dubbele bewoning |
|
1860-1871 |
Hendrik Jan Wunderink en Johanna
Geltink |
Eerste medebewoners |
1874-1879 |
Harmen Hekkert en Johanna Everdina
Udink |
Geen familie van vorige medebewoners |
1888-1890 |
Joannes Suijkerbuijk en Hendrika
Sanders |
Geen familie van vorige medebewoners |
1949-1957 |
Hermannes Hendrikus Udink en Berdina
Scholten |
Hermannes Hendrikus is de zoon
van Gerrit Jan en Hendrika Maria |
1959-1972 |
Hendrik Oosterveld en Johanna
Alberta Koldeweij |
Johanna Alberta is de zus van
Hendrika Maria |
|
560a>Veldhofstraat 40 |
|
|
|
|
Scholtenplaats |
|
Het
huis heeft het huisnummer 70a en is gebouwd voor 1856. Dat jaar
wordt namelijk huisnummer 70c geregistreerd in het register van
de personele omslag en dat betekent automatisch dat de huisnummers
70a en 70b ook moeten hebben bestaan. Op huisnummer 70b woonde Jan
Willem Zandscholten die er op 19 maart 1853 al woonde. We gaan er
daarom vanuit dat ook het huisje van Albert Zandscholten ook al
in of voor 1853 is gebouwd. De naam Scholtenplaats is fictief en
gebaseerd op de naam Scholtenhof van de buren en het feit dat het
een daglonersplaats was. In deze periode werden meer daglonersplaatsen
gesticht, er zal veel werk zijn geweest voor de dagloners. |
|
|
Albert
Zandscholten en Jenneken Slagman waren in 1841 al getrouwd
en woonden al die tijd al in Gorssel, waarschijnlijk ergens
aan de huidige Hoofdstraat. Hier worden drie kinderen geboren
en het vierde kind (zoon Albert Jan) wordt op 7 maart 1854
geboren. Getuigen bij de aangifte zijn dan Hendrik Nieuwenhuis
en Hendrik Willem Woertman van de Kapelle. Dat zegt niet veel,
bij de aangifte van geboorten zijn vaak vrienden of kennissen
getuigen, dat is anders bij de aangiften van overlijden welke
door buren werd gedaan. Albert Zandscholten is op 6 januari
1858 overleden en van zijn overlijden wordt aangifte gedaan
door de buurmannen Jan Willem Zandscholten en Hendrikus Schutte.
Albert is 52 jaar oud geworden en is geboren op de Steege
in de Eesterhoek.
Jenneken Slagman blijft alleen achter met vier kinderen. Zij
hertrouwt op 8 juni 1860 met Hendrik Voortman. Hendrik was
eerder getrouwd met Maria Franke van wij hij op 12 oktober
1859 was gescheiden. Zij woonden toen al lange tijd niet meer
samen, Hendrik werkte in de periode 1857-1859 als dienstknecht
bij twee (van oorsprong Gorsselse) families Dommerhold te
Lage Weteringen en woonde en werkte in 1851 al bij de familie
Roeterdink op 't Klaphekke waar hij tot 1857 vertoefde en
waar hij ook al voor zijn huwelijk heeft gewerkt. Hendrik
Voortman kwam op 17 juni 1859 van Diepenveen naar Gorssel
en ging toen mogelijk al bij Jenneken wonen. Jenneken was
toen in verwachting en de kans is aanwezig dat Hendrik de
vader is, want als het kind (zoon Hendrik Jan) op 7 november
1859 wordt geboren, is hij getuige bij de aangifte. Echter
wordt het kind niet erkend bij het huwelijk en was Hendrik
dan dus toch niet de vader. Zo gaat Hendrik Jan als Slagman
door het leven. Hij verliest zijn moeder al snel, want op
17 oktober 1860 komt Jenneken te overlijden en is het Hendrik
die er alleen voor staat. |
|
|
Hendrik
hertrouwt op 20 april 1861 met Janna Nijkamp die dan uit Diepenveen
komt, hij zal haar van daar nog kennen. Maar kan ook zijn dat ze
elkaar in Gorssel ontmoet hebben want Janna komt van boerderij Nieuw
Roeterdink. Hendrik en Janna krijgen samen geen kinderen maar zorgen
voor de jongste kinderen Jantjen, Albert Jan en Hendrik Jan van
Jenneken Slagman. Uiteindelijk vliegen alle kinderen uit, behalve
Hendrik Jan. Hij trouwt op 9 juli 1881 met Hendrika Mechtelina Rugenbrink
en zij komt dan ook op Scholtenplaats wonen. Op 14 januari 1882
wordt een zoon geboren waarvan de bevalling Hendrika noodlottig
wordt, zij overlijdt de volgende dag. Zoon Hendrikus Johannes overlijdt
hetzelfde jaar op 8 augustus. Hendrik Jan is dan alweer opnieuw
getrouwd, hij hertrouwt al op 1 april 1882 met Hendrika Gerritdina
Wassink uit Harfsen en uit dit huwelijk worden drie dochters geboren.
Maar ook Hendrika Gerritdina wordt niet oud, zij overlijdt op 25
februari 1891 op 37-jarige leeftijd. Nog geen drie maanden later,
op 23 mei 1891, hertrouwt Hendrik Jan met Derkjen Beldman en uit
dit huwelijk wordt op 1 oktober 1892 nog een zoon geboren. Maar
Hendrik Jan maakt dit niet meer mee, hij is op 26 maart 1892 overleden.
Dit jaar blijkt een rampjaar want ook Hendrik Voortman en Janna
Nijkamp overlijden in 1892, beiden in maart. Derkjen bevalt in oktober
niet in Gorssel maar in Harfsen en van de geboorte wordt aangifte
gedaan door Gerrit Jan Zandscholten, haar zwager en oudste zoon
van Albert Zandscholten en Jenneken Slagman. Het kind genaamd Hendrik
Jan overlijdt in 1894 en wordt nog geen twee jaar oud. Als alle
kinderen uit huis zijn en Hendrika helemaal alleen op Scholtenplaats
woont, komt de ongehuwde Gerrit Jan Zandscholten haar gezelschap
houden en komt weer in zijn ouderlijk huis wonen. Hij overlijdt
op 16 januari 1925 en weer is Derkjen alleen, maar woont nog wel
een tijd samen met Gerrit Hendrik Slettenhaar, weduwnaar van Aaltjen
Baankreits. Uiteindelijk woont Derkjen alleen en zij is op 6 maart
1935 gestorven in Zutphen maar was toen nog wel woonachtig in Gorssel. |
|
Het
huisje wordt daarna bewoond door Jan Nijveld en Gerritje Westerveld
die van de Duizend Vreezen afkomstig zijn. Het echtpaar heeft
geen kinderen, maar Gerritje heeft wel kinderen uit haar eerste
huwelijk met Derk Jan Bakker maar die wonen dan allang niet
meer thuis. Er is geen relatie bekend met de oud-bewoners
van Scholtenplaats maar Gerritje Westerveld is de dochter
van Klaas Westerveld die in 1850 getuige was bij de aangifte
van de geboorte van Jantjen Zandscholten, dochter van Albert
Zandscholten en Jenneken Slagman. Toeval of geen toeval? Gerritje
werd niet goed behandeld en leed honger, zij zocht zelfs naar
aardappelschillen op de mestvaalt. De buren van Udink hadden
met haar te doen en gaven haar wel eens extra te eten. Zij
zat dan op een stoel voor hun huis omdat zij vlooien had en
de familie Udink die niet in huis wilde hebben. Zij is op
15 februari 1956 overleden te Apeldoorn en Jan is daarna hertrouwd
met Gerritje Fredriks, weduwe van Johan Smallegoor, die het
er ook niet te best had. Zij kennen elkaar van de Duizend
Vreezen, zij woonden daar ooit samen in het gebouw met vijf
huisjes. De Scholtenplaats was eigendom van de kerk en Jan
Nijveld leefde van de diaconie. Hij stond ook bekend als "de
zwarte kraai" en "kuttel Jan" omdat hij voor
een bijverdienste de paardenstront van de straat haalde. In
huis was het niet erg netjes en de gemeente reinigingsdienst
is er wel eens geweest om schoon te maken. Na de familie Nijveld
woonde er broer en zus Kopijn die eerder nog in Amerika hebben
gewoond. Op de grens met
het boerderijtje van de familie Udink lag een greppel en naast
deze greppel stonden eikebomen. Hierover bestond onenigheid
tussen de kerk en de Udinks wie daarvan nou de eigenaar zou
zijn. |
|
|
|
1853-1858 |
Albert Zandscholten en Jenneken
Slagman |
Eerste hoofdbewoners |
1859-1860 |
Hendrik Voortman en
Jenneken Slagman |
Hendrik is de tweede
echtgenoot van Jenneken |
1860-1892 |
Hendrik Voortman en Janna Nijkamp |
Janna is de tweede echtgenote
van Hendrik |
1881-1882 |
Hendrik Jan Slagman en Hendrika
Mechtelina Rugenbrink |
Hendrik Jan is de zoon van Jenneken
Slagman |
1882-1891 |
Hendrik Jan Slagman en Hendrika
Gerritdina Wassink |
Hendrika Gerritdina is de tweede
echtgenote van Hendrik Jan |
1892-1935 |
Hendrik Jan Slagman en Derkjen
Beldman |
Derkjen is de derde echtgenote
van Hendrik Jan |
1935-1956 |
Jan Nijveld en Gerritje Westerveld |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1956-1962~ |
Jan Nijveld en Gerritje Fredriks |
Gerritje is de tweede echtgenote
van Jan |
|
|
|
|
Huidig adres: Veldhofstraat 42 |
|
|
|
|
Scholtenhof |
|
Jan
Willem Zandscholten en Janna Wassink zijn de bij de start van het
bevolkingsregister anno 1861 de hoofdbewoners en zij wonen er waarschijnlijk
al vanaf 1854 ervan uitgaande dat hun huisje gelijk met die van
de andere familie Zandscholten is gebouwd. Op 12 juli 1854 koopt
Willem Karsenberg een onbekend goed en mogelijk betreft het de grond
waarop de Scholtenhof is gebouwd, straks wordt duidelijk wat Willem
hiermee te maken heeft. Jan Willem Zandscholten is een neef van
Albert Zandscholten en waarschijnlijk hebben zij de handen ineen
geslagen en tegelijkertijd het gebied ontgonnen en de huisjes gebouwd.
Albert bouwt de zijne kort aan de weg en Jan Willem de zijne wat
verder van de weg, aan het einde van het ontgonnen perceel. Het
huisje zal ook wat eenvoudiger zijn geweest dan die van Albert en
uit overlevering is bekend dat het zelfs een plaggenhut is geweest!
Jan Willem en Janna waren al getrouwd sinds 1827 en woonden in Gorssel
op 't Ravennest, de Galette en de Nieuwe Roskam. Allemaal huizen
met stenen muren en het is dus wel wat lastig te begrijpen dat het
echtpaar in een plaggenhut is gaan wonen, maar het is überhaupt
voor ons moderne mensen moeilijk te begrijpen hoe de mensen van
vroeger zo konden leven. |
|
|
In het huis woonden ook dochter Aaltjen Zandscholten en haar
onechte dochter Everdina die op 19 maart 1853 is geboren in
het huis van haar grootouders met huisnummer 70b en dat is
het nummer van de Scholtenhof in die tijd, het huis is dus
nog zeker een jaar ouder dan zojuist nog gesteld. Jan Willem
overlijdt op 21 mei 1862 en Janna op 2 maart 1869 waarna het
huisje onbewoond is.
Dan komt Willem Karssenberg weer in beeld. Zijn dochter Maria
trouwt op 28 oktober 1869 met de dagloner Gerrit Hendrik Broer
en ze moeten natuurlijk ergens wonen en dat doen zij op de
Scholtenhof. In het huisje worden zes kinderen geboren in
de periode 1870-1880. Maar al op 11 december 1869 krijst er
een baby in huis, het is de in Wierden onecht geboren dochter
Gerritdina van broer Hendrik en toekomstige schoonzus Geertrui
Dakhorst. |
Op 17 november 1878 koopt Gerrit Hendrik Broer van zijn schoonvader
het huis met erf en een perceel bouwland voor 500 gulden welke
hij bij de koop betaalt. Gerrit Hendrik spaart daarna verder
en koopt op 6 september 1879 een stuk dennenbos naast hun
perceel van Marc Willem du Tour van Bellinchave en ontgint
deze naar bouwland. Maar ja, dat huis, daar moet ook wat mee.
In 1882 is het dan zover: Gerrit Hendrik en Maria bouwen een
nieuw huis aan de weg. Groter en van steen en met een sluitsteen
boven de achterdeur waarop hun initialen en het jaar 1882
staat vermeld. In het nieuwe huis worden nog een zoon en dochter
geboren. |
|
|
|
Gerrit
Hendrik Broer is geboren in Harfsen en woonde voor zijn
huwelijk bij zijn ouders op de Eesterbrink op de Loobult,
daarvoor heeft hij nog wel op diverse boerderijen in Gorssel,
Harfsen en Epse gewerkt. In de laatste plaats zal hij Maria
hebben ontmoet en op alle boerderijen deed hij ervaring
op met het werken op de boerderij wat hem later goed van
pas kwam en hij werd later dan ook landbouwer op de Scholtenhof.
De nieuwe boerderij van de familie Broer is groter dan die
van de buren op Scholtenplaats en het is mooi om te zien
dat de ongehuwde Gerrit Jan Zandscholten in 1889 als kostganger
op de Scholtenhof kan komen wonen. En zo komt er dus weer
een Zandscholten op de Scholtenhof te wonen! Gerrit Hendrik
zal hebben geleerd goed voor zijn naaste te zorgen, van
hem is bekend dat hij veel in de bijbel las.
Op de foto
hiernaast zien wij Gerrit Hendrik Broer en Maria Karssenberg
en op de foto rechts zitten zij tweede en derde van rechts.
Wie de andere personen zijn in niet bekend, mogelijk is
het familie van Maria's kant. Het is ook mogelijk dat de
Gerritdina van 1869 op de foto is te zien, zij trouwde met
Hendrik Braakhekke en woonde op de Nieuwe Vos. Het is een
uniek plaatje die ons een kijkje in de keuken van de boerderij
geeft! |
|
|
|
|
|
|
Het linker
kaartje hiernaast dateert van 1878 en het is duidelijk te
zien dat het twee verschillende huizen zijn. Het oorspronkelijke
huis met perceelnummer 2144 stond verder van de weg en op
het kaartje van 1878 is goed te zien dat deze op hetzelfde
kamp stond als het huisje van in die tijd de familie Voortman.
Op het kaartje van 1913 is te zien dat achter het nieuwe huis
(met perceelnummer 2734) nu een weiland is en dat van het
dennenbos een bouwland is gemaakt en er een weggetje is aangelegd.
Op de plek van de oorspronkelijke plaggenhut stond later de
hooiberg van de nieuwe boerderij. Op het jaar 1913 komen wij
zo terug als we weer wat verder in de tijd zijn. |
|
|
Op
25 mei 1895 trouwt oudste zoon Albert Broer met Hendrika Gerdina
Schepers en zij gaan dan ook samen op Scholtenhof wonen. Later dat
jaar wordt hun dochter Maria Hendrika geboren en in 1898 zoon Gerrit
Herman. In 1899 verhuizen zij naar een nieuw huis aan de huidige
Kamperweg waar vanaf 1902 de familie Oosterveld woonde. Later wonen
zij in Zutphen en Oberhausen en juli 1916 keren zij terug naar Gorssel
en wonen dan weer een jaar in op de Scholtenhof. In het bevolkingsregister
van 1900 zien wij dat Gerrit Hendrik zijn beroep voerman is geworden.
Hij zal vast nog wel hebben gewerkt op de boerderij maar verdient
zijn kost kennelijk ook elders. Ook zijn gelijknamige zoon Gerrit
Hendrik was is die tijd voerman van beroep en vertrekt in 1903 naar
Zwolle waar hij werkt als rangeerder bij de staatsspoorwegen. Jongste
zoon Hermanus trouwt op 23 december 1911 met Jenneken Rietman en
zij wonen een half jaar in bij de ouders van Hermanus. |
|
|
Op
25 maart 1913 verkoopt Gerrit Hendrik Broer het bouwplaatsje
"Schaltenhof" aan Evert Marinus Stormink, de echtgenoot
van jongste dochter Gerritdina Maria Broer. De Scholtenhof
(want zo hoor je het te schrijven) is dan bijna één
hectare groot en bestaat uit huis, schuren en erf met bouwland
en weiland en wordt verkocht met al de zich bij gemeld huis
bevindende roerende lichamelijke goederen voornamelijk bestaande
in vee en kippen, hooi, aardappelen en het gewas op het land.
Maar ook enig landbouw, melk en deelgereedschap en meubilair
als kabinet, tafels, stoelen, lampen, schilderijen, koper,
glas, tin en aardewerk. De koopprijs bedraagt 2800 gulden
en Evert Marinus leent daarvoor 800 gulden van Willem Nikkels
en voor de overige 2000 gulden verbindt hij zich om levenslang
voor zijn schoonouders te zorgen. Dat deed hij nog 7 jaar
voor zijn schoonmoeder en 14 jaar voor zijn schoonvader die
resp. op 27 juli 1920 en 24 september 1927 zijn overleden.
Het echtpaar woont in 1913 nog op Voskamp op de Eesterbrink
en verhuist op 13 oktober van dat jaar met twee kinderen naar
de Scholtenhof. Naast landbouwer was Evert Marinus ook houtzager
van beroep. Er worden nog vier kinderen op de boerderij geboren.
Op de foto links zien wij Gerritdina Maria Broer met de kinderen
Evert Marinus en Gerritdina Maria en op de foto rechts zien
wij Evert Marinus (in het midden van de foto) met links oudste
zoon Hendrik Theodorus. |
|
|
|
In
het bevolkingsregister van 1921 staat Evert Marinus als landarbeider
geregistreerd. Zoon Evert Marinus trouwt op 20 augustus 1949 met
Tonia Willemina Slettenhaar uit Harfsen en zij gaan ook op Scholtenhof
wonen, daarvoor wordt de woning verbouwd. Er was dus dan weer sprake
van dubbele bewoning en het huis kreeg in 1951 bij de onnummering
van huisnummers dan ook twee adressen: Veldhofstraat 44 en 46. Evert
Marinus was postbode van beroep. Evert en Mine woonden tot 1977
op Scholtenhof en verhuisden toen naar de Haerkamp. Dat was een
jaar na het overlijden van hun (schoon) vader die op 2 december
1976 is overleden. Gerritdina Maria Broer was al op 5 januari 1960
overleden. Met Evert Marinus heeft zij op 12 december 1958 nog wel
het 50-jarig huwelijk op Scholtenhof mogen vieren, de foto links
onder is deze dag gemaakt. Verder zien wij Evert Marinus junior
als postbode en Mine Slettenhaar mocht ook even de pet op voor de
foto! |
|
|
|
|
|
1853-1869 |
Jan Willem Zandscholten
en Janna Wassink |
Eerste hoofdbewoners |
1869-1927 |
Gerrit Hendrik Broer en Maria
Karssenberg |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1913-1976 |
Evert Marinus Stormink en Gerritdina
Maria Broer |
Gerritdina Maria is de dochter
van Gerrit Hendrik en Maria |
1949-1977 |
Evert Marinus Stormink en Tonia
Willemina Slettenhaar |
Evert Marinus is de zoon van Evert
Marinus en Gerritdina Maria |
|
|
|
|
Huidig adres: Veldhofstraat 44-46 |
|
|
|
|
Amelte |
|
|
De villa werd in
1915 gebouwd door architect Van Erven Dorens uit Hilversum.
Het huis werd op hogere grond
gebouwd en kreeg daardoor de naam Amelte. De grond werd kortbij
afgegraven en zo ontstond de Amelter vijver.
Dit verhaal nog verder uitzoeken
en dan ook het document "Geschiedenis van landgoed Amelte
1915-1945" bestuderen en bespreken met Joop, zie E-mail
d.d. 06-10-2023. |
|
|
1919-1946 |
Herman Johan Hofstede
en Johanna Maria Pous Koolhaas |
|
1946 |
J.H. Vreeman |
|
1951 |
C. baron de Vos van Steenwijk |
|
|
G216b>294>438>550 = Veldhofstraat
50 anno 1951 |
|
|
|
|
|
|
Op 1 juni 1933
koopt Egbertus waarschijnlijk het huis van Herman Johan Hofstede
en Johanna Maria Pous Koolhaas. In de akte wordt ook Gijsbertha
Albertina Heeringa genoemd.
In de periode
1930-1939 woont hier ook Gerritdina Reinink, weduwe van Wolter
Jansen.
Egbertus is op
4 april 1945 overleden door bombardement in Gorssel, ook dochter
Garritdina Jeannette is daarbij omgekomen.
Mogelijk woonden
zij toen op huisnummer 549 want dit huisnummer wordt in de
adreslijst van 1946 aangegeven als zijnde verwoest en in de
adreslijst van 1951 niet wordt genoemd. Ook huisnummer 546
is volgens de lijst van 1946 verwoest, maar is de adreslijst
van 1951 is deze overgegaan naar Berkenweg 2 en toen werd
bewoond door C. Olden. |
|
|
|
1916-.......... |
Egbertus Wiemerink en Trijntje
Wijnstra |
Eerste hoofdbewoners |
.......-1951> |
Jan Derk van Koningsveld en Renneke
Albertine Wiemerink |
Renneke Albertine is de dochter
van Egbertus en Trijntje |
1969 |
J.S. de Roo, J.M. Stubenitsky |
|
|
|
|
|
G216a>293>437>548 = Kwekerijweg
4 anno 1951. |
|
|
|
|
Krakestein |
|
|
Ook
wel Nieuw Krakestein genoemd?
Constance Charlotte Marie Fundter
de Bauchène verkoopt op 1 mei 1919 villa "Krakesteijn"
te Gorssel, sectie E nr. 3604 aan Sippe Visser en Wijtske
Breeuwsma
Op de hoek Kamperweg-Veldhofstraat stond tot 1945 villa
Krakestein, dooreen bomaanval in 1945 verwoest. Inmiddels
zijn de zandwegen verhard en zijn er nieuwe huizen voor
in de plaats gekomen. De laatste bewoner, de heer Mazel,
werd op 24 september 1944 door de Duitsers gefusilleerd
met zes andere inwoners, in verband met het gepleegde verzet.
Bron: Gorssel in Oude Ansichten deel 1.
Twee dieptepunten in de 2e
wereldoorlog waren de razzia van september 1944 en de bombardementen
van maart en april van 1945. Bij de razzia werd Lodewijk
Hendrik Jan Jacob Mazel opgepakt en op 24 september 1944
werd hij gefusilleerd. Het bombardement van april 1945 was
gericht op huize Floralia maar daarbij werd villa Krakesteijn
verwoest evenals het boerderijtje van de familie Braakhekke
(huisnummer 220) en de manege van G.J. Assink (huisnummer
209). De familie Mazel is daarna gaan wonen bij dokter Remmelink
op de Zonneheuvel.
|
|
|
1916-1919 |
Constance Charlotte
Marie Fundter de Bauchène |
Eerste hoofdbewoonster |
1919-1929 |
Sippe Visser en Wijtske Breeuwsma |
|
1929-1936 |
Egbert Veening en Grietje Hulzebos |
|
1936-1937 |
Anthonius van der Burg en Maria
Hendrika Burger |
|
1937-1945 |
Lodewijk Hendrik Jan Jacob Mazel
en Catharina van Haersma Buma |
|
1946 |
Verwoest perceel L.H.J.J. Mazel |
|
|
|
87a>119>171>202 |
|
|
|
Veldhofstraat
arbeiderswoningen |
|
|
De foto hiernaast
dateert van 1980. Betreft fotonummer SZU002018992 van het Regionaal
Archief Zutphen. |
|
|
1919- |
Izaak Terpstra en
Trientje Papken |
G87b>120>186>217 |
1931-1932 |
Berend Hendrik Rensink en Hendrikje
Seidel |
Vertrekken naar Joppelaan 45 |
|
Anton Lambertus van Gorssel en
Maria Gerritdina Palsenberg |
Na 1930, afkomstig van Winterink
aan de Nijverheidstraat |
1937-....... |
Marinus Palsenbarg en Evertjen
Kösters |
Marinus is de broer van Maria
Gerritdina, afkomstig van 't Elfuur |
1951 |
E.J. van Koningsveld, G.J. Groot
Bluemink |
|
|
Veldhofstraat 17 anno 1951 |
|
|
|
|
1919- |
Jan Willem Bussink en Gerritjen
Timmerije |
G87c>121>185>216, verhuizen
in 1921 naar huisnummer 116 |
1921-1951> |
Engbert Beekhof en Maria Willemina
Leunk |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1951 |
W.E. Dolleman |
|
|
Veldhofstraat 19 anno 1951 |
|
|
|
|
1919 |
Jan van der Tuin en Alberdina
Venema |
G87d>122>184>215 |
1934-1935 |
Timen Dingerink en Johanna Gerritdina
Korenblik |
Mogelijk woonde Timen hier al
alleen vanaf 1931 |
1951 |
A. Vroom |
|
|
Veldhofstraat 21 anno 1951 |
|
|
|
|
1919 |
Hendrik Mensink en Henders van
Swieten |
G87g>123>183>214, afkomstig
van 't Elf Uur |
......1934 |
Garrit Onstenk en Geeske Voskamp |
|
1939 |
Peter Harmen Homburg en Petronella
van Bijsteren |
|
1951 |
K.A. Doornink |
|
|
Veldhofstraat 23 anno 1951 |
|
|
|
|
1919 |
Evert Jan van Koningsveld en Elisabeth
de Kaste |
G87e>124>182>213 |
1951 |
H. Bosvelt |
|
|
Veldhofstraat 25 anno 1951 |
|
|
|
|
1919-1920 |
Derk Jan Schoemaker en Lamberta
Geertruida Broer |
G87h>125>181>212 |
1920-1922 |
Gerrit Jan Peters en Apolonia
Johanna Alders |
|
1922- |
Gerrit Willem Wolters en Johanna
Harmina Hazewinkel |
Afkomstig van Hazewinkel aan de
Molenweg |
|
Antonij Broijl en Alberdina Hendrika
ter Welle |
Ergens in periode 1930-1939, verhuizen
naar G141a |
1951 |
H.J. Wijnbergen |
|
|
Veldhofstraat 27 anno 1951 |
|
|
|
|
1919 |
Gerrit Eggink en Theodora Lankkamp |
G87f>126>180>211 |
1942-1946 |
Willem Wunderink en Gerritdina
Johanna Derks |
Vertrekken naar Wunderink aan
de Nikkelsbergweg |
.......-1951> |
Gerrit Nijman en Hendrika Hoog
Stoevenbelt |
Afkomstig van Noodwoning Kwekerijweg |
|
Veldhofstraat 29 anno 1951 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Paddestoel
woningen |
|
Eerste registratie in huizenregister
van 1921 maar waarschijnlijk al wel eerste bewoning najaar van 1920
en verzuimd daarvoor nog nieuwe pagina's aan te maken in het bevolkingsregister. |
|
|
In Eefde stonden bij de sluis
ook paddestoel arbeiderswoningen aan de Molendijk.
De woningen waren klein en hadden
een enkelsteens muur. Op een gegeven moment is daar een dubbelsteens
muur van gemaakt door aan de binnenkant een extra muur te
metselen. Het werd er warmer maar ook nog kleiner van! |
|
Echtpaar Bussink met links
een paar Paddestoel woningen en rechts de manege welke in
de oorlog is verwoest. Andere personen zijn waarschijnlijk
Berend Jan Timmerije en Marrigje Roodzelaar.
W. Wunderink woonde volgens
de adressenlijst in 1978 nog aan de Veldhofstraat 7. Kort
daarna zal hij zijn verhuisd naar de Beukenlaan.
|
|
|
|
1921-1921 |
Pieter Smith en Jeltje
de Jong |
113>177>208>
Veldhofstraat 5 |
1921-1925 |
Jan Hendrik Vreeman en Anna de
Jager |
Het echtpaar trouwt op 11-11-1921
en verhuist op 14-10-1925 naar Den Haag. |
1925-1951> |
Antonie Johannes Andries Remelink
en Antonia Gerritsen |
|
1969-1980 |
G. Koopman en Hentje Willems |
Geregistreerd in 1969 en 1980 |
|
|
|
1921-1922 |
Jozef Verheij en Rika Nab |
114>176>207> Veldhofstraat
7 |
1922-1928 |
Gerrit Wijnen en Hermina Hanekamp |
Afkomstig van Epse |
1928-1930> |
Gerrit Jan Roessink en Egberdina
Willems |
Afkomstig van 't Velderhof, woont
later (voor 1940) op huisnummer G231>292 |
1933-1939> |
Hendrik van Duinen en Geertje
van der Geest |
|
1951 |
Egbert Jan Roessink en Hermina
van de Kamp |
Egbert Jan is de zoon van Gerrit
Jan en Egberdina |
1955-1978 |
Willem Wunderink en Gerritdina
Johanna Derks |
Afkomstig van Wunderink aan de
Nikkelsbergweg |
|
|
|
1920-1926 |
Hendrik Teela en Johanna Jacoba
van 't Hul |
115, het echtpaar trouwde op 30
oktober 1920 |
1925-1929 |
Pieter van der Vaart en Willemina
Tent |
175>206> Veldhofstraat 9 |
1929-1929 |
Willem Lammert Poterman en Hendrika
Johanna Evers |
Mogelijk woont Willem Lammert
er al vanaf 1924 |
1929-1929 |
Klaas Gerrit van Vals en Rosalie
Disterbroth |
|
1929-1932~ |
Albert Huetink en Gerritje Smallegoor |
|
|
Gerrit Jan Wolters en Aaltje Jonkman |
|
1951-1980 |
B. Witteveen |
Geregistreerd in 1951, 1969 en
1980 |
|
|
|
1921-1952> |
Jan Willem Bussink en Gerritjen
Timmerije |
116>174>205> Veldhofstraat
11, afkomstig van arbeiderswoning G121 |
1969-1980> |
Jan Willem Bussink en Maartje
Slom |
Jan Willem is de zoon van Jan
Willem en Gerritjen |
|
|
|
1921-1922 |
Garrit Onstenk en Geeske Voskamp |
117>173>204> Veldhofstraat
13 |
1922 |
Arend Vreeman en Naatje Doornink |
|
|
Johan Frederik Weggelaar en Cornelia
Geertruij Huisman |
|
|
Albertus Slont en Frederika Hartsuiker |
|
1929-1930 |
Gerhardus Verwerda en Bernardina
Anna Antonia Regeling |
Afkomstig van dubbele bewoning
Nikkelsberg |
|
Hendrik Oudbier |
|
1951 |
Petrus Johannes Bechtel en Johanna
Groot Bluemink |
|
1969-1980 |
Wilhelmina Gerdina Nijenhuis-Boterman |
Samen met haar broer Albertus
Christiaan Boterman, daarvoor met echtgenoot Jan Willem Nijenhuis |
|
|
|
1921 |
Lolke Dijkema en Petronella Egberts |
118>172>203> Veldhofstraat
15 |
<1928-1951> |
Jan Scholten en Jantje Beuzekamp |
Samen met vader Jan Albert Beuzekamp
die er op 14-01-1928 is overleden |
1969 |
D.J. Nijhof |
In 1980 geen registratie meer
op dit huisnummer |
|
|
Arend Vreeman
en Naatje Doornink |
|
|
|
|
Noodwoningen
Kwekerijweg |
|
|
Petrus Johannes
Bechtel en Johanna Groot Bluemink woonden eerst op G285c en
later op G285a. In de tussentijd hebben zij gewoond in het
boerderijtje bij de begraafplaats.
Oorspronkelijk bestond dit uit drie huisjes maar daar werden
er twee van gemaakt toen de familie Onstenk er met een groot
gezin kwam wonen.
In 1951 kregen deze de adressen
Kwekerijweg 1 (was G552) en Kwekerijweg 3 (was G554). Huisnummer
G553 was opgeheven.
Waarschijnlijk afgebroken in
1968, adressen Kwekerijweg 1 en 3 worden niet meer genoemd
in adresoverzicht van januari 1969. |
|
|
1921-..... |
Hendrik Jan Kappert
en Jenneken Schierboom |
G285a>425>552 |
1926 |
Petrus Johannes Bechtel en Johanna
Groot Bluemink |
Hij is getuige bij aangifte overlijden
Hendrika Nijman in 1926 |
1931 |
Franciscus Broeren en Catharina
Valentijn |
|
1948-1968 |
Gerrit Jan Onstenk en Janna Leusveld |
|
|
|
|
1921 |
Gerrit Jan Pinkert en Christina
Bouman |
G285b>426>554 |
1939 |
Marinus Johannes Brinkman en Harmina
Egberdina Bouwman |
Afkomstig van G367 |
.......-1960 |
Johan Albertus Scholten en Anna
Bunk |
|
1960-1968 |
Jo Smit en Jaantje Onstenk |
Jaantje is de dochter van Gerrit
Jan Onstenk en Janna Leusveld |
|
|
|
1921-1922 |
Johannes Marinus Braakhekke en
Bertha Dijkman |
G285c>427>x(555) |
1922- |
Petrus Johannes Bechtel en Johanna
Groot Bluemink |
Afkomstig van Zutphenseweg 34
= Bargeman |
1926-....... |
Gerrit Nijman en Hendrika Hoog
Stoevenbelt |
Zij verhuizen voor 1939 naar arbeiderswoning
aan de Veldhofstraat 29 |
1951 |
Onbewoond |
|
|
|
|
Hogekamp |
|
Deze
boerderij werd in 1908 gebouwd op een wat hoger gelegen kamp bouwland
en werd daarom de Hogekamp genoemd. Op dit stuk bouwland en aan
de overzijde van de weg werd voornamelijk rogge verbouwd waardoor
de boerderij ook wel 't Roaland wordt genoemd. Maar omdat deze naam
al vergeven is aan een boerderijtje in de Eesterhoek houden we het
hierbij op de Hogekamp welke naam ook in lijn ligt met de naam van
boerderijen in de buurt zoals Reuvekamp en Grooterkamp. |
|
|
Dat zijn ook namen van
huidige nieuwbouwwijken in Gorssel welke achter de boerderij
zijn gebouwd. Eerder werd al een nieuwbouwwijk in de buurt
van de voormalige manege gebouwd. Hierdoor ligt de boerderij
tegenwoordig omsloten door vele huizen in het midden van het
dorp, maar in 1908 was de situatie nog geheel anders zoals
op bijgaand kaartje is te zien. De boerderij is daarin geel
gearceerd. Het bouwland aan de overzijde van de weg werd gepacht
van de familie Van der Meij van de Roskam. Op een gegeven
moment wilden zij dit stuk grond gebruiken voor het dresseren
van paarden en werd de pacht opgezegd.
|
|
|
Eerste
bewoners van de boerderij zijn Hendrikus Wiltink en Hendrina
ten Have. Hendrikus is afkomstig van Rensink (Olthof) en Hendrina
komt van de Drie Kieften uit Joppe en ze trouwden op 2 mei
1908. Uit dit huwelijk wordt op 12 mei 1912 zoon Hendrikus
Marten geboren die op 25 oktober 1940 trouwt met Harmina Nieuwenhuis
uit Diepenveen. Haar moeder is Willemina Johanna Wiltink die
oorspronkelijk van 't Reins afkomstig is. Hendrik Marten zijn
roepnaam is Hein en hij was ook wel bekend als "Hein
van de Kamp". In die tijd werd er schijnbaar niet meer
gesproken over Hogekamp en bij de huidige bewoners is deze
naam zelfs niet bekend. Uit het huwelijk van Hein en Harmina
wordt ook weer één kind geboren op de Kamp en
dit keer is het een meisje genaamd Dinie. Geen grote gezinnen
dus op de boerderij waardoor er ruimte over was voor bestedelingen
zoals Hendrikus Pikkerij en diens broer Lodewijk Johannes
die ook een tijdje op de boerderij woonden. |
|
|
|
De
boerderij is gelegen naast de touwslagerij en Hein keek daar
het vak af en schafte hemzelf ook een klein machientje aan
waarmee hij uit de touwtjes om de stro- en hooibalen zelf
dikkere touwen maakte. Een andere bezigheid was dat hij elke
zaterdag de zandweg, want dat was de Veldhofstraat nog in
die tijd, veegde. Hein was, net als zijn vader, landbouwer
van beroep. Naast de rogge verbouwde hij o.a. ook aardappels,
haver en voederbieten. Ook werden er koeien gehouden, op een
gegeven moment zelfs 15 stuks. Deze graasden niet bij de boerderij,
daarvoor was daar niet genoeg weide. De koeien stonden daarom
in Joppe en verhuisden in de loop van het jaar naar de uiterwaarden
van de Eesterhoek waar ze in de wei van andere familie Wiltink
konden staan nabij het Dappersgat. De verhuizing was vaak
nog een hele operatie en niet altijd zonder gevaar, zo is
Harmina daarbij een keer lelijk gevallen toen de koeien het
op een lopen zette. |
|
|
|
|
De
echtelieden Wiltink woonden tot hun overlijden op de boerderij.
Dochter Dinie trouwde in 1971 met Wim Mogezomp en deze familienaam
is sinds deze tijd verbonden aan de boerderij. Op de foto hierboven
zien wij haar met moeder Harmina de melkbussen schoonmaken, dat
moest natuurlijk ook op de boerderij gebeuren! Op de andere foto
is Hein Wiltink aan het ploegen op het land aan de andere kant van
de weg, uiterst rechts is een stuk van de boerderij te zien. Op
de foto zijn de woningen te zien die na de Tweede Wereld Oorlog
zijn gebouwd en inmiddels alweer zijn afgebroken. Verder was er
nog toen nog niets, behalve heel in de verte boerderij Reuvekamp
die ook niet meer bestaat. Op de oude kaart is deze boerderij rechtsonder
aangegeven en rechtsboven Nieuw Reuvekamp. De families die er woonden,
waren de "naaste" buren van de familie Wiltink en zo klopten
zij bij elkaar aan voor hulp en gezelligheid. Hoog tijd dat we daarom
nu een bezoek gaan brengen aan de bewoners van de eeuwenoude boerderij
Reuvekamp! |
|
1908-1951 |
Hendrikus Wiltink
en Hendrina ten Have |
Eerste hoofdbewoners |
1940-1989 |
Hendrikus Marten Wiltink en Harmina
Nieuwenhuis |
Hendrikus Marten is de zoon van
Hendrikus en Hendrina |
|
|
|
|
Huidig adres: Veldhofstraat 12 |
|
|
|
|
Reuvekamp |
|
Aan
de oostkant van Gorssel stonden al heel lang geleden twee boerderijen
eenzaam aan de rand van de Gorsselse Heide gelegen aan de Zomerweg,
het zijn de boerderijen Grooterkamp en Kleinderkamp. Boerderij Grooterkamp
komt hierna aan bod, nu is het eerst de beurt aan boerderij Kleinderkamp
welke ook wel het Kleinder en Kleijne Kamp genoemd. Mogelijk wordt
de boerderij in de pondschatting van 1494 al genoemd als Hinkamp
met als eigenaar Harmen Bueninck te Zutphen die ook als eigenaar
wordt genoemd van Grote Hankamp zijnde Grooterkamp. Ja, dat klopt,
zie het verhaal Grooterkamp. Dit nog verwerken in dit verhaal. |
|
|
We
nemen een flinke stap in de tijd en komen halverwege de 17e
eeuw uit bij Jan Gerritsen Kleijnderkamp die in 1655 ook wordt
genoemd als "Jan Wolveringh bouman op Reuvecamp".
Jan is blijkbaar afkomstig van 't Wolferink (hij is de zoon
van Gerrit Wolferinck) en de boerderij wordt nu ook genoemd
als Reuvekamp. Hij is getrouwd met Aaltjen en ze krijgen zeker
vier kinderen waaronder zoon Gerrit.
Deze trouwt in 1667 met Jenneken Hendericks Veltkamp uit Lochem
en ook uit dit huwelijk worden vier kinderen geboren. Gerrit
wordt ook Rovecamp en Kleijnderkamp genoemd en het is duidelijk
dat de boerderij in die tijd nog steeds bekend stond onder
twee namen. Het echtpaar is lang bij elkaar want in 1713 worden
"Gerrijt Janssen en Jenneken Hendrijks, ehel. op Kleinderkamp"
geregistreerd als lidmaten en zijn zij al 46 jaar getrouwd.
Ook worden in het lidmatenregister van 1713 Derk
Janssen en Aaltjen Garrijts genoemd, en aangetekend wordt
dat beide echtparen op Kleinderkamp wonen. Aaltjen is de jongste
dochter van Gerrit en Jenneken en zij trouwde in 1697 al met
Derk Brinkhuis uit Holten die in Gorssel kwam wonen. In een
akte van 1701 wordt hij genoemd als "Derck Jansen Brinckhuis
op den Reuvencamp". Uit dit huwelijk worden negen kinderen
geboren en ook dit huwelijk mocht lang duren, want als Derk
op 20 maart 1744 overlijdt zijn ook zij 46 jaar getrouwd. |
|
|
Voor
de opvolging is inmiddels gezorgd want dochter Fenneken trouwde
in 1731 met Garrit Gosens van boerderij Braamkolk uit de Eesterhoek.
Pas na vijf jaar huwelijk wordt er uit dit huwelijk een zoon geboren
en daar bleef het ook bij, kinderen krijgen was in die tijd natuurlijk
ook nog geen vanzelfsprekendheid. Zoon Gosen wordt op 24 juni 1736
gedoopt en trouwt op 19 juni 1768 met Geertjen Philips Roeterdink
die van de gelijknamige boerderij uit Gorssel afkomstig is. Er worden
weer eens vier kinderen op de boerderij geboren maar de geboorte
van de jongste dochter op 21 januari 1774 maakt Gosen niet meer
mee, hij is dan al overleden. Dochter wordt uiteraard naar haar
overleden vader vernoemd en krijgt de naam Gosina, we komen haar
straks weer tegen. |
|
Geertjen moet op zoek naar
een nieuwe echtgenoot en vindt hem snel. Ze hertrouwt zij
al op 17 april 1774 met Albert Jansen van 't Klaphekke van
de gelijknamige boerderij. Deze boerderij was eigendom van
Hendricus Wilhelmus Hartkamp en diens broer Johannes Egbertus
Hartkamp was eigenaar van 't Reuvekamp. Kennelijk hebben
zij e.e.a. geregeld, het was natuurlijk belangrijk dat er
weer snel een nieuwe bouwman op de boerderij kwam. De beide
broers verkregen de boerderijen in 1760 uit de nalatenschap
van hun Henricus Hartkamp die de oorspronkelijke eigenaar
van beide boerderijen was en nog vele meer in Gorssel. In
zijn tijd trouwde overigens Jan Derksen Reuvekamp (zoon
van Derk en Aaltjen en broer van Fenneken) in op 't Klaphekke,
vast niet toevallig.
|
|
|
|
|
Afijn,
Albert is de nieuwe pachter van 't Reuvekamp (en gaat ook
Reuvekamp heten) en wordt op de boerderij vader van drie kinderen
en zo werd Geertjen de moeder van zeven. Haar oudste dochter
Gerritjen trouwt in op boerderij Bloedkamp en de reeds eerder
genoemde Gosina is degene die op de boerderij blijft wonen.
Zij trouwt op 12 april 1795 met Jan Dijkerman van de Grote
Muil. Hij is de kleinzoon van de zojuist genoemde Jan Derksen
Reuvekamp op Klaphekke, zijn ouders zijn Garrit Dijkerman
en Aaltjen Klaphekke. Uit het huwelijk van Jan en Gosina worden
acht kinderen geboren, maar niet allemaal op 't Reuvekamp.
Wat is het geval: in 1809 verkopen de kinderen van Johannes
Egbertus Hartkamp (die later eigenaar werd) en diens echtgenote
Cornelia Lydia Verbeek voor 7800 gulden het erve en goed het
Reuvekamp genaamd, in het kerspel Gorssel, onder het Nederkwatier
van Zutphen gelegen, bestaande in een huis gemerkt oud nr.
28, nieuw nr. 28 met de verdere getimmerten en het daar bij
gehorende hof, bouw en weide land, met alle hout gewasen daarbij
staande. Bijzonder is de vermelding van oud en nieuw nummer
28, het lijkt erop dat er in die tijd een andere boerderij
is gebouwd. De oude boerderij stond mogelijk aan de overkant
van de weg bij de steltenberg welke volgens de latere kadastrale
atlas genoemd als een perceel met berg en erf. Op een kaart
van 1807 (zie hieronder) staat de boerderij echter al wel
aangegeven op de latere plek en staat er niets aangegeven
op de plek van de steltenberg. dat blijft dus wat onduidelijk. |
|
|
Duidelijk
is in ieder geval wel dat de boerderij wordt verkocht aan Jan "Maddies"
(Smoddies) en Teuntje Littink die op boerderij 't Hassink in Epse
wonen en willen verhuizen naar boerderij Reuvekamp. Dit betekent
dat de pachters Jan en Gosina de boerderij moeten verlaten, maar
ze kunnen wel gaan wonen op boerderij 't Hassink. Ze verhuizen met
hun zes kinderen en ook de ouders van Jan en de moeder van Gosina
gaan op 't Hassink wonen. Albert, de stiefvader van Gosina, is voor
maart 1806 al op 't Reuvekamp overleden. Jan en Teuntjen gaan als
nieuwe eigenaar op 't Reuvekamp wonen en zijn de eerste bekende
eigenaars die er ook wonen, alle reeds genoemde hoofdbewoners zullen
de boerderij hebben gepacht. |
|
Jan Smoddies is afkomstig
van boerderij Smoddies uit Lettele maar woonde na zijn huwelijk
in 1789 met zijn eerste echtgenote Maria Driessen Hassink
op de boerderij bij 't Hassink in Epse en werd nadien Hassink
zoals dat in die tijd nog gebruikelijk was. In 1809 was
de situatie met de komst van Napoleon wat veranderd en was
het niet meer de bedoeling dat de achternaam zomaar gewijzigd
werd als men op een andere boerderij kwam te wonen. In Gorssel
wordt Jan dus geen Reuvekamp genoemd maar is het gewoon
Jan Hassink op Reuvekamp. Hij kwam in 1809 met Teuntjen
(met wie hij trouwde in 1791) en zes kinderen naar de boerderij,
er worden op 't Reuvekamp geen kinderen meer geboren. Jan
Hassink is op 5 juni 1825 overleden en Teuntjen zal in of
kort na 1826 zijn verhuisd naar het erve Zwavink in Eefde
waar haar jongste dochter Hermeijna was ingetrouwd met Jacobus
Zwavink.
Oudste zoon Mannes had inmiddels
het stokje al overgenomen. Hij was in 1821 getrouwd met
Teuntjen Vrolijk van boerderij Scheperboer uit Loo, zij
wordt daarom ook wel Scheperboer genoemd. Er worden vijf
kinderen waarvan er één in 1829 jong overlijdt.
Teuntjen overlijdt op 18 september 1835 en Mannes hertrouwt
met op 25 november 1836 met Derkjen Waaijenberg uit Brummen
en ze krijgen samen nog een dochter. In die tijd was boerderij
het Reuvekamp, bestaande uit een groot aantal percelen,
bijna 20 hectare groot, een aanzienlijke boerderij dus.
Het was toen hoofdzakelijk een akkerbouwbedrijf en er was
veel werk te doen. Daarvoor had Mannes veel dienstknechten
maar ook zijn jongere broers Gerrit, Albert en Garrit Jan
wonen en werken door de tijd heen op de boerderij.
|
|
|
|
|
In de eerste helft van de 19e
eeuw liet de familie Hassink een nieuwe boerderij bouwen.
Het was een grote statige T-boerderij van ongeveer 18 meter
breed en 25 meter lang. Hierin was ook een aantal bedsteden
en boven was er een meiden- en een knechtenkamer. Er zat
nog een mooie ouderwetse schouw in en ook een ingemetselde
oven met een metalen deur, hierin is meer dan 100 jaar lang
brood gebakken. In het achterhuis was aan de ene kant stalruimte
voor koeien en aan de andere kant een paar varkenshokken
en drie paardenstallen.
Daarnaast een lange en brede
schuur met zowel aan de voorkant als de achterkant twee
grote dubbele deuren waar men wel twee wagens, geladen met
hooi of graan, naar binnen kon rijden. In deze schuur was
stalruimte voor jongvee, een paar varkenshokken en een afgetimmerde
ruimte voor de koets. De koets werd gebruikt om mee naar
de kerk of op visite te gaan, maar ook bij het trouwen en
begrafenis. Vele jaren later, toen de koets versleten was,
werd deze ruimte gebruikt voor de berging van werktuigen
en machines. Dan was er nog een afgetimmerde ruimte waar
o.a. een fornuispot in stond voor o.a. het koken van de
aardappels om aan de varkens te voeren en het opkoken van
wasgoed.
Verder waren er nog een paar
kippenhokken en wat zaad- en hooibergen, zoals ook op de
luchtfoto is te zien. Deze beschrijving is overgenomen van
het artikel "Boerderij Reuvekamp" geschreven door
Ap ten Have in Ons Markenboek.
|
|
Even
tussendoor: op 25 september 1855 overlijdt Philippus Reuvekamp op
Nooitgedacht, hij is de zoon van Albertus Jacobus Reuvekamp en Johanna
Gosina Dijkerman. Dit echtpaar woont later op Reuvekamp in Epse
welke zij hebben gesticht. Albertus Jacobus is de kleinzoon van
Albert Reuvekamp & Geertjen Roeterdink en Johanna Gosina is
de kleindochter van Jan Dijkerman & Gosina Reuvekamp. Hun beide
grootouders waren dus hoofdbewoners van 't Reuvekamp en ze waren
ook nog familie van elkaar. Maar zo kwam de huisnaam Reuvekamp ook
in Epse terecht. |
|
|
Terug naar de familie Hassink.
Opvolging komt uit de volgende generatie, de derde al. Het
is zoon Willem die het boerenbedrijf voortzet en doet dat
ook met twee echtgenotes. Hij trouwt op 9 juni 1866 met
Rika Johanna Barmentloo uit Brummen en hertrouwt na haar
overlijden in 1871 op 24 juli 1873 met Janna Dijkman uit
Laren. Uit het eerste huwelijk worden vier kinderen geboren,
maar het is er maar één die oud wordt. Ook
het uit huwelijk met Janna worden vier kinderen geboren
en gelukkig gaat het met drie van hen goed. Maar als op
22 augustus 1887 een dochter levenloos ter wereld komt is
ook nu weer het verdriet groot en was er een gedrukte stemming
in huis, er mocht niet meer gelachen worden in het gezin.
Later dat jaar wordt er nog een kind geboren, het betreft
een dochter van Mina Tonia Derkje (uit het eerste huwelijk
van Willem) maar het kind wordt onecht geboren, iets waar
men in die tijd ook niet erg vrolijk van werd.
In 1900 sluiten Willem en Janna
een contract met hun twee oudste kinderen, zoon Hendrik
Richard Johannes en dochter Johanna. Ze verbonden zich behulpzaam
te zijn in de uitoefening van hun ouders boerenbedrijf en
alle werkzaamheden te verrichten welke gewoonlijk door een
dienstbode worden gedaan. Hiervoor kregen zij per jaar 80
guldens betaald plus kost en inwoning.
Op 3 januari 1902 overlijdt
Willem en later dat jaar vertrekt dochter Johanna van de
boerderij als ze trouwt met Albert Haijtink en op boerderij
Klein Reuvekamp gaat wonen, zie elders op deze pagina. Bij
het huwelijk van Johanna is het erve Reuvekamp verdeeld
tussen haar en Hendrik Richard Johannes.
|
|
|
Op
7 mei 1904 trouwt Hendrik Richard Johannes met Geertjen Boschloo
van 't Dijker. Uit dit huwelijk worden wederom vier kinderen
geboren waarvan de jongste twee een tweeling was waarvan het
jongetje genaamd Willem maar 19 dagen geleefd heeft. Op de
foto hiernaast zien wij het echtpaar en de foto daarnaast
is van Derkjen Hassink, de jongste dochter van Willem en Janna
die in 1908 trouwde met Jan Nieuwenhuis en toen in Eefde ging
wonen.
Hendrik was van
de vierde en laatste generatie Hassink op 't Reuvekamp. De
familie Hassink stond bekend als vooruitstrevende boeren die
het bedrijf goed runden. Oorspronkelijk was het, zoals vermeld,
hoofdzakelijk een akkerbouwbedrijf, maar later werd het een
gemengd bedrijf met koeien, varkens en kippen. In 1928 besluiten
Hendrik en Geertjen het rustiger aan te gaan doen en een nieuwe
kleinere boerderij te bouwen welke de naam Nieuw Reuvekamp
krijgt.
Boerderij Reuvekamp
wordt in 1928 met ongeveer 9 hectare grond verpacht aan Gerrit
Cornelis Wilbrink en Hendrika Memelink. Het jaar 1928 is niet
zeker omdat volgens het bevolkingsregister de familie Wilbrink
in 1930 nog op "Massink" in Harfsen woonde. Gerrit
Wilbrink heeft zich op Reuvekamp snel aangepast en het bedrijf
met succes voortgezet. Oudste zoon Albert trouwde in 1948
met buurmeisje van Berendina Leunk van 't Grooterkamp. Vanaf
1952 stond het pachtcontract op hun naam en hebben zij het
bedrijf voortgezet. Voor meer informatie zie het artikel in
OMB, foto's van beide echtparen nog achteraan gaan. |
|
|
|
|
|
Op de luchtfoto
hiernaast is boerderij Nieuw Reuvekamp te zien, hier heeft
Hendrik Hassink nog een aantal jaren geboerd. Op hun oude
dag zijn Hendrik en Geertjen nog jarenlang verzorgd door
hun ongetrouwde dochter Gerritdina Hassink. Geertjen is
er in 1967 overleden en Hendrik is in 1969 in Twello overleden
waar hij nog woonde bij zijn zoon Anton. In 1971 trouwt
Gerritdina alsnog op 54-jarige leeftijd met weduwnaar Hermanus
Jansen van de Piepenbelt te Eefde die toen bij haar op Nieuw
Reuvekamp kwam wonen. Het huidige adres is Kamperweg 3.
De gemeente Gorssel was in
de jaren '70 op zoek naar grond voor nieuwbouw en de grond
van boerderij Reuvekamp was gelegen aan de rand van het
dorp en dus erg geschikt. Boerderij Reuvekamp was oud en
moest eigenlijk totaal vernieuwd worden en de familie Hassink
wilde wel meewerken aan dit plan. Pachter Ab Wilbrink, wiens
pachtcontract op 22 februari 1976 eindigde, werd een baan
aangeboden bij de gemeente en mocht zolang op de boerderij
blijven wonen. In 1979 verhuisde de familie Wilbrink naar
de inmiddels gebouwde woonwijk Smitskamp.
In de lente van 1979 wordt de oude, te renoveren, boerderij
Reuvekamp met schuur en bijbehorende grond van ca. 3,5 hectare
door de gemeente aangeboden voor verkoop. De boerderij wordt
niet verkocht en de gemeente laat deze in december 1979
afbreken. Begin jaren '80 wordt vervolgens woonwijk Reuvekamp
gebouwd. De boerderij stond ongeveer op de plek van huidig
adres Reuvekamp 2.
|
|
|
1655 |
Jan Gerritsen Kleijnderkamp
en Aaltien |
Eerste hoofdbewoners
van dit overzicht |
1667-1717> |
Gerrit Jansen Kleijnderkamp en
Jenneken Hendericks Veltkamp |
Gerrit is de zoon van Jan en Aaltien |
1697-1762 |
Derck Jansen Brinkhuis>Reuvekamp
en Aeltjen Gerrits Kleijnderkamp |
Aeltjen is de dochter van Gerrit
en Jenneken |
1731-1768> |
Garrit Gosens Braamkolk>Reuvekamp
en Fenneken Derks Reuvekamp |
Fenneken is de dochter van Derck
en Aeltjen |
1768-1774 |
Gosen Garrits Reuvekamp en Geertjen
Philips Roeterdink |
Gosen is de zoon van Garrit en
Fenneken |
1774-1809 |
Albert Jansen Klaphekke>Reuvekamp
en Geertjen Philips Roeterdink |
Albert is de tweede echtgenoot
van Geertjen |
1795-1809 |
Jan Dijkerman en Gosina Reuvekamp |
Gosina is de dochter van Gosen
en Geertjen |
1809-1826 |
Jan Hassink (Smoddies) en Teuntjen
Littink |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1821-1835 |
Mannes Hassink en Teuntjen Vrolijk
(Scheperboer) |
Mannes is de zoon van Jan en Teuntjen |
1836-1877 |
Mannes Hassink en Derkjen Waaijenberg |
Derkjen is de tweede echtgenote
van Mannes |
1866-1871 |
Willem Hassink en Rika Johanna
Barmentloo |
Willem is de zoon van Mannes en
Teuntjen |
1873-1931 |
Willem Hassink en Janna Dijkman |
Janna is de tweede echtgenote
van Willem |
1904-1928 |
Hendrik Richard Johannes Hassink
en Geertjen Boschloo |
Hendrik is de zoon van Willem
en Janna |
1928-....... |
Gerrit Cornelis Wilbrink en Hendrika
Memelink |
Geen familie van de vorige hoofdbewoners |
1948-1979 |
Albert Wilbrink en Berendina Leunk |
Albert is de zoon van Gerrit en
Hendrika |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken in 1979,
adres was Kamperweg 9 |
|
|
|
|
|
|
Grooterkamp |
|
Voor
de geschiedenis van deze boerderij gaan wij heel ver terug in de
tijd en zien wij dat de naam eerst anders was. In 1462 komen wij
de naam Harzecamp tegen: “Harzecamp gelegen met allen syden
end eynden an der heyden” en deze is dan gelegen in de kerspel
Gorsloe, buertschap Eschede. De boerderij staat er dan al een tijdje
want al in 1382 woonde er een "Mens ten Kampe" in den
kerspel van Goirslo en deze zal hier ook hebben gewoond. In de pondschatting
wordt de naam "Herkamp" genoemd met ene Johan als bouman
en bij de pondschatting van 1494 wordt de naam "Grote Hankamp"
genoemd. In 1462 kwamen wij dus nog de naam Herkamp tegen, maar
de naam wordt dan ook wel geschreven als Erkamp, Herlekamp, Harrekamp
en Haerkamp. De boerderij ligt dan te midden van heide en woeste
gronden en dat verklaart de naam Haarkamp: een ontginning of kamp
(afgepaald en omheind stuk bouwland) in de "haar" (met
struikwas begroeid, ruig heideveld). Eigenaren in die tijd zijn
Jacob Bungener (Bueninck red.) en zijn echtgenote Fenne die volledig
eigenaar waren, het was geen leengoed. Maar Jacob en Fenne zullen
schulden hebben gehad en in 1485 wordt er beslag gelegd en volgt
er een gerechterlijke verkoop. Bij de pondschatting van 1494 zien
wij dat een Herman Bueninck Gerritszoon eigenaar is, hij zal waarschijnlijk
familie zijn geweest. Maar wij zien ook dat hij eigenaar is van
twee goeden: Hinkamp en Grote Hankamp. |
|
|
Als
Herman in 1508 is overleden, zijn waarschijnlijk twee zoons
genaamd Thomas en Gosen zijn erfgenamen. Zoon Thomas overlijdt
in 1523 en zo bleef zoon Gosen enig eigenaar. Als in 1543
zijn eerste echtgenote overlijdt en Gosen opnieuw trouwt met
ene Willemken, wordt de erfenis verdeeld over de vier kinderen
uit zijn eerste huwelijk en dat zijn o.a. de erven Groot en
Kleyn Erkamp en verder ook de erven Ten Velde, Ten Kolcke
en Middeldorp (of Blasergoed). Het laatste stond vlakbij de
IJssel en is voor circa 1600 door de IJssel "wechgespoelet".
De familie Buininck zal de boerderijen hebben verpacht en
er niet hebben gewoond, ze zullen hooguit een heerenkamer
op "Groot Erkamp" hebben gehad. In 1550 kochten
Gosen en Willemken een vierde waar in de marke Eschede op
Groote Haerkamp om daarop een kudde schapen te weiden en met
het recht tot turfsteken.
Uit het tweede huwelijk van Gosen wordt een zoon Gosen geboren,
die wij maar Gosen 2 noemen omdat er vier (of nog waarschijnlijker
5) generaties Gosen Bueninck zijn geweest en zo houden wij
het overzichtelijk. In 1611 wordt er trouwens een overzicht
gemaakt van Gosen (2) zijn bezittingen waarin dan ook familieleden
Smeynk enige rechten hebben. Genoemd worden Groiterkamp en
Kleyn Erkamp, de hofstede Ten Klocke, de Bueninckskamp bij
de Gorsselse kerk en twee kampen land genaamd de Brinckerkempe.
In 1609 heeft diens zus Truyken haar hele aandeel in het familiebezit
geschonken dan een toen nog onmondige zoon Gosen (3) van Gosen
(2) ook al lijkt dit niet te kunnen kloppen, want een zoon
uit een huwelijk van 1543 waarvan de moeder omstreeks 1520
geboren zal zijn, kan in 1609 natuurlijk nooit meer onmondig
zijn geweest want zou dan zijn geboren na 1581. Waarschijnlijk
hebben wij het hier dan dus ook al over een Gosen uit alweer
de vierde generatie en is hij de kleinzoon van Gosen (2).
Hoe dan ook, de schenkingsakte van Truyken is interessant
want hierin valt te lezen dat Groiterkamp, Kleynerkamp en
de twee Brinckerkampen die een hofstede, hof (tuingrond) en
landerijen hadden. Eén van de Brinckerkampen lag in
de buurschap en marke Eschede en grensde achter aan Groiterkamp
en de andere lag tegenover de kerk, dus noordelijker en in
de marke Gorssel. De eerste zal de Smid zijn en de tweede
zou de Roskam kunnen zijn, maar dit nog uitzoeken. |
|
|
In
een akte van 1623 getuigen Jan Driessen, Albert Rensinck en Warner
Jans Coster, allen geboren in Gorssel en omstreeks 60 jaar oud,
dat Goswins (Gosens red.) bestevader (grootvader red.), ook Goswin
geheten, op Grootercamp een huis en schaapschot had en ten behoeve
daarvan het Gorsselse en het Eesterveld (de woeste gronden in de
marken) gebruikte met schapen, guste beesten en om te plaggen en
torven. Hetzelfde gold voor Kleynercamp, de beiden Brinckerkampen
en de "Colckenbongart" (Ten Kolcke) maar deze gebruikten
alleen het Gorsselse veld. Op het erve Ten Velde (oft Claephecke)
stond een huis en geen schaapschot en dit erf gebruikte het Gorsselse
veld alleen voor plaggen en turfsteken. De huizen op Grootercamp
en Kleynercamp hadden vroeger op een andere plaats gestaan dan in
1623 en van Kleynercamp waren in dat jaar nog de fundementen nog
op de oude plaats te zien. Het huis op Brinckercamp had aan het
voorhuis een stenen gevel en stenen voet. Van het huis op Ten Kolcke
wordt gezegd dat het eertijds stond bij de wal om het Gorsselse
kerkhof welke in die tijd nog vlakbij de kerk zal hebben gelegen.
Dat de bouwonderdelen van steen zo nadrukkelijk worden vermeld,
wijst er op dat de overige gevels nog opgetrokken geweest zullen
zijn in de levendige vakwerkbouw met wanden van vlechtwerk en leem.
De schaapskudde had, zoals gebruikelijk, op het erf of elders haar
eigen onderkomen; de beesten stonden vanouds in hun stal op de deel
en dus in het huis (het "losse hoes", het hallehuis) zelf
en daarover wordt dus in de akte niet gesproken. In een akte van
1630 getuigen Goswin Bueninck (3) en zijn nicht, de burgemeestersweduwe
Dercksken Smeyncks, die samen eigenaren van Ten Velde en Ten Kolcke
zijn. In het bewonersoverzicht komen wij ook een Derrisken Jansen
Smeijnck tegen maar het is onzeker of dit dezelfde vrouw is. |
|
In 1640 was er onenigheid over het erfgoed ontstaan tussen
Goswin Bueninck (3) en dr. Johan Ruyter, een familielid en
geloofsgenoot, die ook optrad namens de bovengenoemde verwanten
Smeynck. Zij maakten aanspraak op een deel van het grondbezit
en de rechten van Goswin in Gorssel en elders; hij kwam daartegen
met succes in verweer. Maar hoewel de uiteindelijke afloop
van de rechtszaak niet duidelijk is, blijkt uit het kohier
van verponding (grondbelasting) van 1646, dat Ruyter toch
iets bij zijn "neve" Goswin had weten te bereiken;
Kleynercamp is dan eigendom van dr. Ruyter en de Groote Brinckercamp
met verscheidene andere landerijen zijn gezamenlijk bezit
van Ruyter en Bueninck. Grootercamp wordt in het kohier omschreven
als een goed waarop rogge wordt verbouwd en dat 19 mud oplevert;
het omvat verder zeven koeweiden, tuingrond en akkermaalshout,
brengt aan geldpacht 34 daalders op en wordt getaxeerd op
ruim 168 guldens belastbare waarde. Daarmee was het een van
de grootste erven van Gorssel. Deze Goswin Bueninck was in
1635 en volgende jaren markerichter van Gorssel, wat zijn
positie daar wel duidelijk maakt. Hij trouwde met een vrouw
van adel, en kocht en bewoonde met haar een van de aanzienlijkste
huizen van Zutphen, het oude Lerinckshuis aan het Oudewand.
Hun oudste zoon,
Goswin (IV), die zich "de" of "van" "Bueninck
glng noemen, zocht het nog wat hoger op en kocht in 1658 het
adellijke huis Eerbeek op de Veluwe van de graaf van Limburg-Bronckhorst-Stirum.
Toen zijn oudste zoon deze bezitting in 1681 van hem erfde,
kreeg de tweede, Jacob Cornelis, Grooterkamp en andere Gorsselse
goederen. Op 9 juni 1699 verscheen Frederick Amptinck voor
het gerecht van het schoutambt en verzocht beslag te mogen
leggen op erve en goed Groterkamp in Gorssel, en nog enkele
andere onroerende zaken te Gorssel, ten laste van Jacob Buininck
om betaling te krijgen van vier vorderingen van 2.000 respectievelijk
800, 200 en 100 guldens.
Hij zal de schuld hebben betaald want is in 1705 nog eigenaar
en verkoopt dan de boerderij aan zijn neef Herman Hendrik
van Bueninck, die de titel "jonkheer" voerde. Het
is mogelijk dat deze Herman wel op Grooterkamp heeft gewoond,
want hij is vier jaar later in Gorssel overleden. Hij zal
dan hebben gewoond in het eigenaars huis ook wel het spijker
genaamd welke bij de boerderij stond. Deze is te zien op bijgaande
tekening welke is gemaakt in 1720. Hier woonde de eigenaar,
al dan niet permanent. |
|
|
|
Op 27
augustus 1731 donateert Margaretha Maria Knoppert, weduwe van Herman
de Buininck, de erve Groterkamp aan haar vijf kinderen w.o. Marcel
Hendrik en Cecilia Elisabeth. Deze legateert op 2 februari 1749
aan haar broeder Marcel Hendrik van Buinink al haar inboedel en
geraakheid des huizes zo alhier op Groterkamp en uiteindelijk was
zoon Marcel Hendrik, baron van Bueninck, voor de helft eigenaar
van Grooterkamp. Hij was de laatste mannelijke afstammeling van
de Buenincks en hij had geen kinderen. De meesten van zijn broers,
zusters en andere verwanten leefden en stierven in Duitsland, ongetrouwd
en in Rooms-katholieke geestelijke functies. Wel was er een zus
genaamd Maria Margaretha en zij was gehuwd met Hendrik Willem Aloisius
van Dorth en zij hadden twee dochters. Deze Maria Margaretha heeft
na het overlijden van haar vader ook een deel van Grooterkamp hebben
geërfd. Maria Margaretha is jong overleden waarna haar deel
(uiteindelijk de andere helft van Grooterkamp) overging naar haar
beide dochters, de freules van Dorth tot Medler die echter de gelofte
van armoede hebben afgelegd. Bij de boedelscheiding van 1751 blijkt
dat het Erve Groterkamp bestaat uit het eigenaars huijs, hof op
Groterkamp, met het boerenhuijs, berg, schaapschot, schuure en heel
veel grond. In 1762 koopt Marcel Hendrik ook nog goed den Kievenkamp.
Marcel Hendrik was wel getrouwd en wel met Arnolda Columba de Stuurman
en zij hebben ook op het spijker gewoond. Met de jaarwisseling van
1771 krijgt zij een brief en op de voorkant van de envelop staat
geschreven "residerend op Groterkamp". De brief werd afgegeven
op de Roskam welke dus ook min of meer als postkantoor diende. Zij
is volgens de enveloppe douairière (weduwe) en haar man Marcel
Hendrik van Buininck is dan dus overleden. Zij hertrouwt op 27 juli
1771 met Gerhardus Josephus Kuttschreutter en uit dit huwelijk worden
ook geen kinderen geboren, het echtpaar zal hebben gewoond aan de
Brink in de Deventer. Op 16 januari 1772 wordt de erfenis van Marcel
Hendrik beschreven en deze bestaat in Gorssel dan uit het erve en
goed Grooterkamp met al het geen daaronder is gehorende, quaterstede
den Kijvenkamp, een nieuw aangegraven campje in het veld en een
wahre in de Gorsselse Weerden. Er wordt dan ook een overeenkomst
gesloten met de freules Dorth met wie onenigheid is ontstaan maar
het gaat te ver om dat allemaal te beschrijven, ze blijven uiteindelijk
ondanks de gelofte van armoede gewoon eigenaar van de andere helft
van Grooterkamp.
Gerhardus Josephus is op 30 december 1774 overleden en mogelijk
is Arnolda toen weer in 't Spieker op Grooterkamp gaan wonen. Na
het overlijden van Arnolda Columba in 1811 ging haar helft naar
de heer Abraham Pierre de Braconier de Mortaigne en zijn vrouw Arnolda
Sophia (Josepha) Marcelina barones van Stuerman, zij is een achternicht
van Arnolda Columba. Dit echtpaar trouwde in 1796 en woonde in de
zomer in het spijker op Grooterkamp en in de winter op kamers in
Zutphen. In 1796 en 1798 worden er kinderen in Zutphen gedoopt waarvan
zoon Pierre Henri op 20 mei 1798 in Gorssel is geboren. Later dat
jaar gaat het echtpaar niet meer in Zutphen wonen, maar wordt er
verhuisd naar Kampen waar zij permanent gaan wonen. Arnolda Columba
verhuist mee met het echtpaar naar Kampen en is daar in 1811 overleden.
Op 20 April 1819 verkoopt Abraham Pierre de Braconier de Mortaign
hun helft van het erve Groterkamp en de katerstede Kievenkamp aan
Jacobus ten Velde die dan pachter op Grooterkamp is. Hij wordt de
eerste pachter die ook eigenaar wordt van de boerderij en dit is
een goed moment in het verhaal om weer ver terug in de tijd te gaan
en meer te vertellen over de pachters en dus bewoners van boerderij
Grooterkamp. Dat doen we niet zonder te vertellen dat bovenstaande
informatie gedeeltelijk afkomstig is van een artikel van april 1986
in Ons Markenboek.
Voor het eigenaarsoverzicht
konden wij ver terug in de tijd doordat er van de familie Buininck
wel wat bekend is en akten bewaard zijn gebleven. Voor het bewonersoverzicht
zijn we afhankelijk van de oude kerkboeken en komen wij niet verder
terug dan ongeveer 1642 en we zullen ook niet alle bewoners terugvinden
in het Gorsselse kerkboek omdat de eigenaars Buininck Rooms-Katholiek
waren en zij vast ook Rooms-Katholieke pachters zullen hebben gehad
die dan in Zutphen naar de kerk gingen. Maar we hebben hoe dan ook
geluk want op 28 juli 1638 wordt een akte opgemaakt over Grotercamp
en Kleindercamp met getuigenverklaringen van Goswin Buininck, Gerrit
ten Bussche, Thoenis Francke, Gerrit Smeinck en Albert ten Bussche.
Hierin zegt de ongeveer 55-jarige Gerrit Smeinck dat zijn stiefvader
Jan Reijnts en moeder Derrecksen Smijnck zo'n 12 jaar lang op Grooterkamp
hebben gewoond en dat hij ongeveer 20 jaar oud was toen hij er vertrok
dus dat moet dan ongeveer in de periode 1591 tot 1603 zijn geweest.
Grooterkamp behoorde toen tot de marke van Gorssel, maar Jan kocht
in 1595 een schaapsdrift in de marke van Eschede en deze leidde
hem helemaal tot de plek waar nu huize 't Joppe staat. Jan en Derrecksen
ziijn omstreeks 1603 verhuisd naar 't Smeenk in de Eesterhoek. Wij
weten niet wie hun opvolgers waren en pas uit het trouwboek van
1645 wordt duidelijk wie er dan wonen als Jan Albertz, bouman op
Groterkamp, trouwt met Aeltien Stevens. Het doopboek vertelt daarna
niets over kinderen van dit echtpaar dus is het ook niet zeker of
ze er zijn blijven wonen. We gaan er gemakshalve maar wel vanuit
en zullen dan wel voor 1651 zijn vertrokken.
|
|
|
Vanaf
1651 zijn namelijk Gerrit Peters en Fenneken Jans de bewoners
op Grooterkamp, zij zijn afkomstig van 't Asseler in Harfsen.
Het echtpaar heeft acht kinderen waarvan er vier (allemaal
zoons) trouwden en de andere vier waarschijnlijk ongehuwd
bleven. De zoons die trouwden zijn Jacob (eerst Grooterkamp,
later Kerkenstede), Derk (Groot Bannink), Arent (Dommerholt)
en Jan (Holterman). Oudste zoon Jacob woonde eerst met zijn
echtgenote Berentjen Wolters op Groterkamp en vanaf circa
1666 op de Kerckenstede. Uit een getuigenverklaring van 15
oktober 1717 kunnen wij afleiden dat Fenneken Jans al voor
1680 zal zijn overleden en Gerrit Peters in 1687 overleden
zal zijn. Toen leefden hun zoons Jacob en Jan ook al niet
meer en wordt de boedel verdeeld tussen hun kinderen (kleinkinderen
van Gerrit en Fenneken) en de andere zes kinderen die dan
nog wel leven. De vier kinderen Willem, Garritjen, Elsjen
en Marrie blijken dan nog op de boerderij te wonen en te blijven
wonen en zij betalen voor de bouwerie de andere erfgenamen
100 daalders. De getuigen zijn buurman Gerrit Reuvekamp, kleinzoons
Roelof Smeenk en Lambert Bannink en Herman op 't Vlier die
aangetrouwde familie is.
Arent zijn oudste zoon Gerrit trouwt in 1694 met Berentjen
Wendels van de Horst uit Vorden en zij gaan dan op Grooterkamp
wonen en zo vestigt zich er een volgende generatie. Uit het
huwelijk worden vijf kinderen geboren waarvan de laatste in
1703. Berentjen zal waarschijnlijk kort na haar laatste bevalling
zijn overleden en zeker voor 29 februari 1704 want dan hertrouwt
Gerrit met Jenneken Thonissen Rensink uit Gorssel en zij verhuizen
naar het erve Alferdink in Bathmen. Zijn ooms en tantes Willem,
Marrie, Elsken en Gerrit Groterkamp wonen dan waarschijnlijk
al niet meer op Grooterkamp ook al zou dat qua leeftijd wel
hebben gekund. Willem zou dan namelijk 67 jaar oud zijn geweest
en de jongste (waarschijnlijk Gerrit) ongeveer 56 jaar oud.
Wij weten wel dat Marrie in 1696 nog op de boerderij woont
want zij is dan getuige bij de doop van een kind van Henderick
Willems op 't Gier en wordt genoemd als Marrie Gerrits van
't Grooter Kamp. Maar in het lidmatenregister van 1713 komen
wij geen bewoners van Grooterkamp tegen en het vermoeden is
dan ook dat de gebroeders en gezusters Groterkamp niet meer
op de boerderij wonen. Zeker zullen zij zijn overleden voor
15 oktober 1717 omdat de getuigenverklaring over hen gaat. |
|
|
In de
R.K. kerkboeken van Zutphen wordt een Jan Hendriks Groterkamp genoemd
en hij zou in 1704 wel eens de nieuwe bewoner van de boerderij in
Gorssel zijn geworden, mogelijk omdat de familie Buininck een voorkeur
zou hebben voor een katholieke pachter. Het verklaart ook dat wij
niets over de bewoners van Groterkamp vinden in het lidmatenregister
van 1713 van de kerk in Gorssel omdat Jan naar de kerk in Zutphen
ging. Hij trouwde daar in 1711 met Catharina Roveen en is vanaf
1705 regelmatig in Gorssel om de vergaderingen van de marke Eschede
bij te wonen, hij was namelijk eigenaar van de Grote Muil. Wat vreemd
is het dan wel dat hij op Groterkamp is gaan wonen en pacht zal
hebben moeten betalen aan de familie Buininck. Het lijkt erop dat
Jan geen familie is van de vorige bewoners, want hij is de zoon
van Hendrik Groterkamp en Fenneken Hendriks die geen familie zijn
van de laatst bekende bewoners. Waarschijnlijk zijn Hendrik en Fenneken
in 1675 getrouwd en kwam Hendrik (toen nog genaamd Willems Decker)
uit Colmschate en was Fenneken toen weduwe en woonde zij op den
(Buinincks) Kolck en woonde zij tijdens haar eerste huwelijk op
Beckerstede alias 't Zand. Zij zullen er met hun zoon Jan zijn komen
wonen in 1704 en er niet eerder hebben gewoond.
In 1716 krijgen we
meer duidelijkheid over de bewoners van Grooterkamp als op 5 december
van dat jaar Henderick Henderiksen Gierman en Gerritjen Gerrits
Alphering trouwen. Hendrik is de zoon van de zojuist nog genoemde
Hendrik Gierman van 't Gier en Gerritjen is de dochter van Gerrit
Arentsen en Berentjen Wendels die eerder op Grooterkamp woonden!
Zo komt de oude familie weer terug en komt Gerritjen terug op de
boerderij waar zij in 1697 is geboren en in 1704 van vertrok toen
zij met haar vader verhuisde naar Bathmen. Hendrik en Gerritjen
pachten de boerderij met landerijen maar kopen ook eigen land, zo
kopen zij op 13 mei 1717 van de familie Meuleman een acker lants
genaamd het Loo Stucken. Op 1 januari 1718 wordt een hun eerste
kind geboren, een zoon genaamd Gerrit. Daarna worden er nog drie
zoons en twee dochters geboren. Dochter Fenneken trouwde later met
Garrit Jan Meulenbrugge uit Vorden en dochter Derksen trouwde met
Garrit Jan Diekerman en woonde met hem op 't Dijker in de Eesterhoek.
De familienaam is in die tijd Kamperman (Camperman) geworden. Reeds
genoemde oudste zoon Gerrit Camperman trouwde in 1746 met Janna
Jansen Boevink uit Deventer en uit het huwelijk worden vier kinderen
geboren. Vader Hendrik maakt niet alle geboortes mee want hij is
op 21 november 1750 overleden. De geboorte van het vierde kind lijkt
Janna noodlottig te zijn geworden en ook het kind overlijdt kort
na de geboorte. Gerrit hertrouwt op 11 augustus 1754 met opnieuw
een Janna Jansen en zij komt uit Holten. Haar familienaam is Wegstapel
en er worden nog eens vier kinderen geboren. In 1762 verhuizen Gerrit
en Janna naar Holten waar zij gaan wonen op het erve Hakkert, een
boerderij die het echtpaar als erfstam geschonken krijgt.
Weer acht jaar later
zien wij wie de bewoners van de boerderij zijn geworden namelijk
het echtpaar Jacobus Brink en Johanna Willemsen die op 15 juni 1770
in de R.K. kerk te Zutphen hun dochter Hermina laten dopen. Doopgetuige
is Hendrina Veldermans van boerderij Braakman en het is dus wel
haast zeker dat Hermina in Gorssel is geboren. Onduidelijk is wanneer
Jacobus (wiens achternaam eigenlijk Rabelink is) en Johanna zijn
getrouwd en op Groterkamp zijn komen wonen, mogelijk was dat al
in 1762. Meer kinderen zijn er waarschijnlijk niet geboren en het
is alleen Hermina die wordt genoemd in een magescheid akte van 26
mei 1780 nadat Johanna is overleden en de mombers Albert Braakman
en Albert Reuvekamp met Jacob Brink de nalatenschap van Johanna
regelen. Die dag gaat Jacob namelijk in ondertrouw met Maria Gerrits
en zij trouwen op 18 juni 1780. Opnieuw wordt er één
meisje op Grooterkamp geboren en haar naam is Bernardina (Berendina),
zij is in 1782 geboren. Een jaar later overlijdt haar vader Jacob
en hij wordt dan Jacob Kamperman genoemd. Johanna hertrouwt, nadat
opnieuw de nalatenschap van Jacob voor haar dochter Berendina en
stiefdochter Hermina met de mombers Albert Braakman en Albert Reuvekamp
is geregeld, op 2 mei 1784 met Bernardus ten Velde. Bernardus komt
van het erve ten Velde in Harfsen en gaat ook naar de R.K. kerk
te Zutphen. Daar gaan ze in hun huwelijk drie keer naartoe om kinderen
te laten dopen. In het register van oorlogsschade van 1797-1798
over de periode 1794-1795 wordt hij Berend Kamperman genoemd. Volgens
het register van personele omslag van 1815 is Berend ten Velde nog
steeds de hoofdbewoner van de boerderij en wordt er ook Bernard
Joost Lulofs geregistreerd. Hij zal in het herenhuis hebben gewoond
en is ontvanger van de gemeente Gorssel en zal waarschijnlijk de
meeste tijd in Zutphen hebben gewoond waar hij op 9 oktober 1815
ook is overleden. Zijn vader is Hendrik Jan Lulofs die ook ontvanger
der convoijen en licenten van beroep was en tevens eigenaar van
boerderij de Grote Muil, waarvan eerder genoemde Jan Hendriks Groterkamp
ook eigenaar is geweest. Het herenhuis lijkt dienst te hebben gedaan
om de ontvangers van de directe belastingen te huisvesten want in
1821 wordt hier Harmanus Weenink vermeld en in 1823 en 1825 is dat
Peter Johannes Theodorus van Hamel. Al de genoemde heren woonden
in Zutphen en zullen ten tijde van het opmaken van het register
in Gorssel hebben gewoond en zij leggen hunzelf ook een aanslag
op!
Terug naar de boerderij.
Van de drie kinderen van Bernardus en Maria is het dochter Johanna
de eerste drie trouwt, zij doet dat op 13 mei 1810 met Johannes
Wilhelmus Braakman en zij gaat met hem op de Smid wonen. Overigens
trouwde haar halfzus Berendina Rabelink al in 1799 met Gerrit Jan
ten Velde, broer van Bernardus ten Velde, en zo trouwt ze met een
oom en gaat bij hem op het erve Ten Velde in Harfsen wonen. De andere
twee kinderen van Bernardus en Maria zijn zoons en zij trouwen ook.
Antonius Gerhardus Johannes doet dat in 1826 met Bernardina Wichink
(zus van Johanna Wichink, die na het overlijden van Berendina Rabelink
met Gerrit Jan ten Velde is getrouwd) en Jacobus trouwt op 19 juni
1817 met Johanna Wanderina Lankhorst en zij gaan dan op Grooterkamp
wonen. Twee maanden eerder, op 20 april 1819, is Jacobus ook nog
eens voor de helft eigenaar geworden van Grooterkamp! Hij koopt
namelijk voor 4.500 guldens van Abraham Pierre de Braconier de Mortaigne
de halfscheid in de plaats Grooterkamp met het spijker en woonhuijs
daarop staande, benevens de halve katerstede De Kievenkamp. De andere
helft is dan nog eigendom van de heer Dorth aan het Medler. Hiermee
wordt Jacobus de eerste pachter die zich ook eigenaar mag noemen
van Grooterkamp! Op 5 oktober 1820 overlijdt Maria Gerrits en Jacobus
zelf overlijdt op 11 december 1829 en dan wonen alleen Johanna Wanderina
Lankhorst en haar schoonvader Bernardus ten Velde op de boerderij,
uit het huwelijk van Jacobus en Johanna Wanderina zijn namelijk
geen kinderen geboren. Johanna koopt op 10 augustus 1830 de rechten
uit de erfenis van Jacobus van diens erfgenamen en hertrouwt op
22 april 1831 met Everardus Wilhelmus Martens die van 't Ontijdink
afkomstig is. Ook uit dit huwelijk worden geen kinderen geboren. |
|
Op
21 augustus 1832 verkopen de erfgenamen van de freules van
Dorth hun helft van Grooterkamp en de Kievenkamp. Grooterkamp
bestaat dan uit een herenhuis met een stal en een boerenwoning
onder nummer 27, voorts een schaapschot, vijfroedige zaadberg
en pomp. De kadastrale kaart hiernaast is van 1832 en we zien
hierop de percelen 474 (bouwland), 475 (weiland, later boomgaard),
476 (schuur en erf), 477 (huis en erf), 478 (tuin), 479 (opgaande
bomen, later weiland) en 480 (weiland).
De bouwman Berend ten Velde is eigenaar van de andere gebouwen
op het erf en heeft de volgende bouwlanden met een oppervlak
van ruim dertien bunders in gebruik: Grootekamp (474), Kempken,
Raland, Den Bongert, Het Nieuwe en de Nieuwenkamp (523). En
dan ook nog de bouwlanden Het Veldekampje en de Kievenkamp
welke door Gerrit Fokkink worden gebruikt die dan zelf al
eigenaar is van de daglonerswoning Kievenkamp. Ook worden
er vijf weilanden verkocht: De Hooge en Lage Kloot, de Boomgaard
en de Voorste en Achterste Veldweide bij de Flierse. Tevens
nog dennenbos, heide Plaggenblok en veldgrond. Het geheel
wordt verkocht voor 5530 gulden aan Frederik Christiaan Colenbrander
van 't Eschede.
Hij koopt op 13 augustus 1835 ook de andere helft van Grooterkamp
en ook de helft van katerstede Kievenkamp van Evert Willem
Martens en Johanna Waanderina Lankhorst. Bij de koop zitten
nu ook de andere getimmerten op Grooterkamp, uitgezonderd
het karnrad. De koop wordt gesloten voor 6300 gulden. Evert
en Johanna blijven echter nog wel op de boerderij wonen samen
met Bernardus ten Velde die er op 19 december 1838 is overleden.
In 1840 zal het echtpaar zijn vertrokken naar het erve Burgink
onder Warnsveld. |
|
|
|
We hebben het de hele tijd over
pachters en eigenaren, maar er waren natuurlijk ook vele dienstknechten
en dienstmeiden die op het erve rondliepen. We noemen Everhardus
Leemreize en Geertruij Streppel die hier elkaar zullen hebben
leren kennen en in 1836 met elkaar trouwen. Het echtpaar gaat
dan wonen op erve de Voort in Eefde. Dat jaar overlijdt Frederik
Christiaan Colenbrander. Zijn gelijknamige kleinzoon Frederik
Christiaan Colenbrander erft de boerderij op 31 januari 1839 maar
overlijdt kort daarna op 20 februari 1839 waarna het erve Groterkamp
via boedelscheiding overgaat naar zijn moeder Elizabeth Fischer
die op den Huize Eschede woont. Een jaar later in 1840 trouwt
zij met Jacobus Sappius Graevestein die daardoor mede-eigenaar
van Grooterkamp wordt. In 1840 trouwen ook Albert Nikkels en Jenneken
van Hummel die resp. afkomstig zijn van 't Haijtinkhof en de Bloedkamp
en zij gaan na hun trouwen op Grooterkamp wonen. Hier wordt in
1841 een dochter wonen maar zij overlijdt in 1842 en kort daarna
op 26 mei 1842 overlijdt ook Albert. Jenneken hertrouwt op 31
maart 1843 met Evert Jan Eijerkamp uit Warnsveld en uit dit huwelijk
worden drie kinderen geboren op Grooterkamp. Ze pachten de boerderij
voor 653 gulden per jaar en de pachttermijn loopt tot 22 februari
1849, zoals staat beschreven in een veilingakte van 24 mei 1848
waarin het totale erve en goed Groterkamp, bestaande in huis,
schuur, bakhuis, welwaterspomp en twee zaadbergen met boomgaard,
bouwland, weidegrond en dennenbosch te zamen groot 27 bunders
wordt geveild. Bouwland den Grootenkamp (kadastraal perceel 474)
was ruim zes bunders groot en dit is ongeveer het gebied waar
de huidige Grooterkamp woonwijk op is gebouwd, daar gaan dan ook
veel huizen op. Perceel 1 van de veiling wordt gemijnd op 7.110
gulden door Antonij Wiltink van 't Dijkerhof maar daar wordt voor
bedankt en zo wordt Grooterkamp niet verkocht. In de akte van
1848 wordt niet meer gesproken over een herenhuis en deze wordt
ook niet als zodanig genoemd in de akte van 1835 en deze is dus
mogelijk tussen 1832 en 1835 afgebroken. Bij de veiling van 1848
wordt wel het daghuurdersplaatsje Kleinkamp genoemd welke waarschijnlijk
in 1838 zal zijn gebouwd. Er zit mogelijk een verband tussen de
afbraak van het Spieker en de bouw van Kleinkamp ook al denken
we niet dat deze op dezelfde plek hebben gestaan.
De pacht van de familie Meijerink
wordt per 22 februari 1849 niet verlengd en Evert Jan en Jenneken
verhuizen in 1849 naar Cortenoever bij Brummen. Nieuwe pachter
is de ongehuwde Jan Derk Wolterink die eerder nog op erve de Spiegel
in Harfsen woonde. Als Grooterkamp in 1857 opnieuw geveild wordt,
blijkt dat hij "nog maar" 490 gulden pacht per jaar
betaalt en het contract op 22 februari 1859 eindigt. Hij verhuist
dan met zijn zus Gardina Wolterink, nicht Catharina Wolterink
en neefje Marten Weenink van Gorssel naar Vorden. Al deze personen
waren ongehuwd.
|
|
|
Op
16 juni 1857 wordt het erve en goed Groterkamp opnieuw geveild.
Het geheel is groot 27 bunders en 80 roeden en op het erf
staan de bouwmanswoning met achterhuis, schuur, twee zaadbergen,
bakhuis en pomp. Tevens worden het daghuurdersplaatsje Kleinkamp
en de katerstede Veldscholten geveild en alles wordt dit keer
verkocht. Boerderij Groterkamp wordt geveild onder perceel
1 en komt grotendeels overeen met de percelen in de veiling
van 1848 dus met diverse percelen bouwland, weiland, boomgaard,
dennenbosch, hakhout en een tuin en een berg met erf. Het
geheel wordt voor 9940 gulden gemijnd door kastelein Jan Willem
van der Meij van de Roskam uit naam van landbouwer Gerrit
Brouwer van 't Beunk uit Epse. Tevens koopt hij voor 1000
gulden het derde perceel bestaande uit acht bunder heide genaamd
Plaggenblok.
De heren Van der Meij en Brouwer lijken een gemeenschappelijk
belang in de aankoop te hebben want Gerrit zijn oudste zoon
Evert en Jan Willem zijn oudste dochter Johanna Hendrika (wij
zien haar op de foto hiernaast) hebben waarschijnlijk een
relatie en trouwen met elkaar op 21 april 1859. Dat is dus
kort nadat het pachtcontract van Jan Derk Wolterink is verlopen
en hij van de boerderij is vertrokken en nu kan het kersverse
echtpaar in de boerderij gaan wonen, er moest daarom waarschijnlijk
nog even gewacht worden met trouwen. Op 14 januari 1860 wordt
zoon Gerrit Wolter geboren en daarna in de periode 1862-1868
nog twee jongens en twee meisjes waarvan er wel één
van beiden kort na de geboorte zijn overleden. In die periode
op 3 oktober 1866 overlijdt ook eigenaar Gerrit Brouwer en
op 12 juni 1867 wordt het
tiendvrije erf "het Grooterkamp" te Gorssel verkocht
door de erven Brouwer. De erfenis moest immers verdeeld worden
en dit betekent voor Evert dat hij niet op de boerderij kon
blijven wonen en werken als akkerbouwer, welke hij zal hebben
gepacht van zijn ouders. |
|
|
De
veiling bestaat uit 17 percelen. Perceel 1 van de veiling
is een huis en erf met stalling met afzonderlijk staande schuur,
tuin, boomgaard, bouw- en weiland met akkermaalsheg. Betreft
kadastrale percelen E 474, 475, 478, 849, 1088, 1456 en gedeeltelijk
480 en 1089. Het perceel is aanvaardbaar met Petri of 22 februari
1868 waarop de pachttermijn van Evert dus eindigt. Perceel
2 is een weiland met bakhuis op de kadastrale percelen 479,
480 en 1089 welke wordt gekocht door Willem Hassink. Perceel
4 is ook het vermelden waard want dat zijn twee zaadbergen
met dennenbosch en uitweg gelegen op E 569, 574 en 1357. De
boerderij van perceel 1 wordt gekocht door Jan Willem Roeterink
van 't Gier en hij koopt ook de percelen 6, 7, 10,11, 13 en
14. Evert Brouwer en Johanna Hendrika van der Meij zijn op
20 februari 1868 met hun gezin en twee dienstknechten en één
dienstmeid verhuisd naar Laren. Hier gaan zij wonen op de
Scholte in buurtschap Exel waar nog een zoon en dochter worden
geboren. Later wonen zij nog in boerderij Zaaltink in Zwiep
en de Kleine Former in Ruurlo. Hier hebben zij de rest van
hun leven gewoond en hun ongehuwde oudste zoon Gerrit Wolter
en jongste dochter Bartha Aleida zijn er blijven wonen.
Op de foto's hiernaast zien wij v.l.n.r. de kinderen Gerrit
Wolter, Jenneken Brouwer (1864) en Bartha Aleida Brouwer (1877)
met haar Berend Bannink en zoon Evert Hendrik Bannink. Jenneken
Brouwer was getrouwd met Gerrit Jan Seinhorst en woonde in
Enschede. Gerrit Wolter was veearts in Ruurlo en maakte recepten
voor dierziektes. Ook had de gave bepaalde kwalen van mensen
te kunnen behandelen waarvoor hij regelmatig bezoek kreeg.
|
|
|
|
|
|
|
Jan Willem Roeterdink blijft
op 't Gier wonen maar zijn bijna 70-jarige moeder Barta
Roeterdink gaat op 30 juni 1868 op Grooterkamp wonen met
de twee oudste kinderen van Jan Willem zijnde Albert Willem
en Karolina Gerritdina die daar kunnen leren op een boerenbedrijf
te runnen. Op een gegeven moment wordt toch besloten om
een pachter de boerderij te laten bestieren en dat wordt
Derk Jan Horstman uit Diepenveen die op 24 februari 1870
met zijn echtgenote Gerritje Scheuter naar Groterkamp komen.
Het echtpaar komt van oorsprong uit de gemeente Gorssel,
hij van Almen en zij van Eefde. Hun twee kinderen zijn geboren
in Diepenveen. Het gezin woont acht jaar lang op de boerderij
en vertrekt op februari 1878 weer naar Diepenveen.
De volgende pachters zijn Gijsbert
Jan Willemsen en zijn tweede echtgenote Derkjen Gerrits,
zij zijn afkomstig van 't Haijtinkhof in Gorssel. Een pachttermijn
van acht jaar kan Gijsbert Jan helaas niet volbrengen, want
hij overlijdt op 19 september 1884. Derkjen laat zich door
grote tegenslag echter niet uit het veld slaan en blijft
met haar dochter en stiefdochter tot februari 1888 op de
boerderij wonen en voltooit daarmee tien jaar boeren op
Grooterkamp. Heel bijzonder als je weet dat zij op 26 februari
1887 is getrouwd met Jan Willem Klein Winkel die op een
boerderij in Zutphen zat, maar beiden bleven na hun huwelijk
op hun eigen boerderij wonen totdat Derkjen dus in 1888
naar Zutphen verhuisde en bij haar tweede echtgenoot ging
wonen.
|
|
|
De
volgende pachter is Klaas Klijn Velderman die 12 jaar lang op Groterkamp
zou wonen en dat met twee verschillende echtgenotes. Klaas zijn
eerste echtgenote is Hendrika Jacoba Brinkman met wie hij op 5 mei
1887 in Diepenveen trouwde en zij gaan dan ook al op Grooterkamp
wonen, terwijl Derkjen Gerrits er dus ook nog woonde. Uit het eerste
huwelijk van Klaas worden zeven kinderen geboren waarvan op 20 januari
1896 die levenloos ter wereld komen en Hendrika Jacoba ook haar
leven kosten, zij overlijdt een dag later. Klaas blijft achter met
vier kinderen en hertrouwt op 12 december 1896 met Willemina Maria
Smeenk en er worden nog eens twee kinderen geboren. Willemina Maria
is op 6 juni 1896 al op Grooterkamp komen wonen waar zij eerst als
dienstmeid werd aangenomen en later dus als wettige echtgenote.
Op 8 maart 1899 verhuist Klaas met Willemina Maria en zes kinderen
naar Deventer. |
|
Het
duurt twee maanden voordat de nieuwe pachters zich op Grooterkamp
gaan vestigen. Dat zijn Engbert Jan Reilink en Gerritjen van
Til die met drie kinderen afkomstig zijn van de Nieuwe Horst
in Harfsen. De jongste twee kinderen zijn van het echtpaar
samen en de oudste, dochter Dina, is een dochter van Engbert
Jan zijn eerste echtgenote Willemina Fredrika Wolters. In
1901 krijgt de familie Reilink van doen met een andere verpachter
als op 26 juni van dat jaar bouwplaats "Het Kamper"
wordt verkocht door Albert Willem Roeterdink van 't Smeenk
en de andere erven Roeterdink. Albert Willem is het kleinkind
die in de periode 1868-1870 met zijn oma Bartha Roeterdink
en zus Karolina Gerritdina op 't Groterkamp te Gorssel woonde.
Nieuwe eigenaar van de boerderij is Bartholomeus Cuperus,
lid van de Provinciale Staten van Gelderland, wonende te Zutphen.
Hij koopt later ook het huis de Spitse en de daglonerswoning
Klein Kamper welke hij laat afbreken en er een buitenverblijf
ook genaamd Klein Kamper laat bouwen.
Reeds genoemde oudste dochter Dina trouwt op 6 mei 1905 met
Jan Bertus Leunk van de Morrenhof die dan op Grooterkamp komt
wonen. Jan Bertus zal de boerderij over gaan nemen en op 4
november 1905 verkoopt Engbert Jan Reilink aan zijn schoonzoon
voor 2500 gulden de aan hem toebehorende roerende lichamelijke
goederen zich bevindende op het erve het Kamper en voornamelijk
bestaande in: zeven melkkoeien, vier kalveren, een paard,
zes varkens, zestig kippen, landbouwwerktuigen, deelgereedschap,
melkgereedschap, wagens, karren, hooi en stroo, ongedorschte
rogge en haver, suikerwortelen, aardappelen en te veld staande
vruchten, meubelen en huisraad. Engbert Jan is dan 63 jaar
oud en gaat het rustiger aan doen. |
|
|
|
|
Uit het huwelijk van Jan Bertus
en Dina worden negen kinderen geboren in de periode 1905-1918
waarvan wel drie levenloos. In die periode krijgt de boerderij
weer een nieuwe eigenaar omdat Bartholomeus Cuperus in 1913
overlijdt en op 30 maart 1914 bij de verdeling van zijn
omvangrijke boedel de boerderij wordt toebedeeld aan zijn
dochter Bregitta Cuperus. Zij verkoopt deze op 22 februari
1915 aan pachter Jan Bertus Leunk, waarschijnlijk zal op
deze datum ook de pachttermijn zijn verlopen. De bouwplaats
het Kamper bestaat dan uit een huis met schuur, erf, bouwlanden,
weilanden, akkerhout, heide en water. Jan Bertus koopt het
geheel voor 14.500 gulden. Alleen de koepel die op het bouwland
Grooterkamp met perceelnummer 474 staat, wordt niet verkocht.
Dit is de koepel die tegenover Klein Kamper staat en bij
het verhaal over Klein Kamper te zien is. Zij bedingt het
recht van vrij uitzicht over dit bouwland en perceel 1088
en dat hierop nooit houtgewas, gebouwen of andere opstallen
geplaatst mogen worden die het uitzicht zouden belemmeren.
Tevens het recht van overpad over de weg naar den publieken
zandweg indien de thans bestaande toegang tot de koepel
op enige wijze wordt bemoeilijkt. Jan Bertus betaald 4.500
gulden in 1915 en voor de resterende 10.000 gulden gaat
hij een hypotheek aan bij Bregitta
Op de foto hiernaast zien wij
het echtpaar Leunk en vijf kinderen, dochter Gerritje overleed
namelijk in 1925 op 11-jarige leeftijd. De kinderen op de
foto zijn v.l.n.r. Hermina, Engbert Jan, Jantje, Berendina
en Harmken. Berendina was gehuwd met Albert Wilbrink, de
laatste landbouwer op erve Reuvekamp.
Jan Bertus zijn schoonzuster
Hendrika Voortman heeft ook nog een tijdje op de Grooterkamp
gewoond, zij was ook afkomstig van de Morrenhof en woonde
daar met haar echtgenoten Gerrit Jan Leunk en Jacob Jacobs.
Als zij in 1924 hertrouwt met Gerrit Jan Kuit is zij van
Grooterkamp vertrokken en elders in Gorssel gaan wonen.
|
|
|
Het
is dochter Harmken die het bedrijf voortzet en dat doet zij
samen met Gerrit Kloosterboer uit Epse met wie zij op 13 november
1942 trouwde. Het echtpaar krijgt twee dochters en blijft
tot 1968 op de boerderij wonen en verhuizen dan naar een nieuw
huis aan de Veldhofstraat. Bij de verhuizing gaat het kabinet
niet mee en deze krijgt een nieuwe bestemming in de wachtruimte
van dokter Dekker.
Nieuwe bewoners zijn Hendrik
Jan Dommerholt en Theresia Hendrika Johanna Nijland die uit
Epse komen en daar hun boerenbedrijf hebben moeten opgeven
voor de aanleg van de huidige A1. Het echtpaar heeft drie
dochters. Hendrik Jan blijft tot 1995 actief als landbouwer
en verkoopt daarna de boerderij waarmee een einde komt aan
vele generaties landbouwers op Grooterkamp. Het echtpaar gaat
wonen in de Koepel welke naast de boerderij aan de Kamperweg
staat en waar eerder de theekoepel van de familie Cuperus
stond.
De boerderij is afgebroken en zoveel mogelijk in dezelfde
stijl weer opgebouwd met de originele stenen en gebinten. |
|
|
|
1591-1603 |
Jan Reijnts en Derrisken Jansen
Smeijnck |
Eerste hoofdbewoners van de boerderij
van dit overzicht |
1645-1651 |
Jan Albertz en Aeltien Stevens |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1651-1687 |
Gerrit Peters Asseler op Grooterkamp
en Fenneken Jans Groot Bannink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1654-1666 |
Jacob Gerrits Groterkamp en Berentjen
Wolters |
Jacob is de zoon van Gerrit en
Fenneken |
1666-1704< |
Willem, Marrie, Elsken en Gerrit
Groterkamp |
Zij zijn de broers en zussen van
Jacob |
1694-1704 |
Gerrit Arentsen op Groterkamp
en Berentjen Wendels op de Horst |
Gerrit is de kleinzoon van Gerrit
en neefje van Willem, Marrie, Elsken en Gerrit |
1704-1716 |
Jan Hendriks Groterkamp en Catharina
Roveen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1716-1750 |
Hendrik Gierman-Camperman
en Gerritjen Gerrits Alferdink |
Gerritjen is de dochter
van Gerrit en Berentjen |
1746-1754 |
Gerrit Hendriks Camperman en Janna
Jansen Boevink |
Gerrit is de zoon van Hendrik
en Gerritjen |
1754-1762 |
Gerrit Hendriks Camperman en Janna
Jansen Wegstapel |
Janna is de tweede echtgenote
van Gerrit |
1770-1780 |
Jacobus Brink en Johanna Willemsen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1780-1783 |
Jacobus Brink en Maria Gerrits |
Maria is de tweede echtgenote
van Jacobus |
1784-1838 |
Berend ten Velde en Maria Gerrits |
Berend is de tweede echtgenoot
van Maria |
1817-1829 |
Jacobus ten Velde en Johanna Wanderina
Lankhorst |
Jacobus is de zoon van Berend
en Maria |
1831-1839 |
Everardus Wilhelmus Martens en
Johanna Wanderina Lankhorst |
Everardus is de tweede echtgenoot
van Johanna |
1840-1842 |
Albert Nikkels en Jenneken van
Hummel |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1843-1848 |
Evert Jan Eijerkamp en Jenneken
van Hummel |
Evert Jan is de tweede echtgenoot
van Jenneken |
1849-1859 |
Jan Derk Wolterink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1859-1868 |
Evert Brouwer en Johanna Hendrika
van der Meij |
Geen familie van vorige hoofdbewoner |
1868-1870 |
Bartha Roeterdink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1870-1878 |
Derk Jan Horstman en Gerritjen
Scheuter |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1878-1887 |
Gijsbert Jan Willemsen en Derkjen
Gerrits |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1887-1896 |
Klaas Klijn Velderman en Hendrika
Jacoba Brinkman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1896-1899 |
Klaas Klijn Velderman en Willemina
Maria Smeenk |
Willemina Maria is de tweede echtgenote
van Klaas |
1899-1918 |
Engbert Jan Reilink en Gerritjen
van Til |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1905-1966 |
Jan Bertus Leunk en Dina Reilink |
Dina is de dochter van Engbert
Jan |
1942-1968 |
Gerrit Kloosterboer en Harmken
Leunk |
Harmken is de dochter van Jan
Bertus en Dina |
1968-1995 |
Hendrik Jan Dommerholt en Theresia
Hendrika Johanna Nijland |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Spijker |
|
1750-1798 |
Marcel Hendrik van Buijnink en
Arnolda Columba Sturman |
Eerste hoofdbewoners van het spijker
van dit overzicht |
1796-1798 |
Abraham Pierre de Braconier de
Mortaigne en Arnolda Sophia Marcelina van Stuerman |
Arnolda Sophia Marcelina is een
achternicht van Arnolda Columba |
1815 |
Bernard Joost Lulofs |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1821 |
Harmanus Weenink |
Geen familie van vorige hoofdbewoner |
1823+1825 |
Peter Johannes Theodorus van Hamel |
Geen familie van vorige hoofdbewoner |
|
|
|
|
Huidig adres: Kamperweg 7 |
69>102>171>198>210>284>422>537 |
|
|
|
Kleinkamp |
|
Hier bespreken wij de bewoning van
de daglonerswoning Kleinkamp welke niet te verwarren is met Kleijnderkamp
wat in een vroegere periode een andere naam voor Reuvekamp is
geweest. Het lijkt erop dat de daglonerswoning pas na 1832 is
gebouwd (staat niet op de kadastrale kaart van 1832, perceel 576
was toen allemaal heide in eigendom van Fredrik Christiaan Colenbrander
junior) en dat de naam Kleinkamp is gebruikt omdat deze vlakbij
de Groterkamp stond van dezelfde eigenaar en de naam Kleijnderkamp
in de vergetelheid was geraakt. De daglonerswoning Kleinkamp zal
waarschijnlijk in 1838 zijn gesticht en stond vlakbij Groterkamp
en was ook in eigendom van Elizabeth Fischer van 't Eschede. Eerste
bewoners Harmen Botterman en Geesken Boterman (weduwe van Hendrik
Bomer) trouwden op 29 december 1837 en woonden waarschijnlijk
eerst in de Eesterhoek op de Oude Vos of Dijkerhof (in ieder geval
dichtbij Huize Eschede) waar hun dochter Janna waarschijnlijk
in juli 1838 nog is geboren. Hun tweede dochter Hendrika Maria
is in 1841 wel op Kleinkamp geboren, deze had toen huisnummer
68a. Op 26 december 1847 overlijdt Geesken Boterman en kort daarna
overlijdt dochter Hendrika Maria op oudejaarsdag. Harmen hertrouwt
op 21 april 1848 met Johanna Brokken en uit dit huwelijk worden
drie kinderen geboren waarvan de laatste op 17 december 1853 en
Jan Derk Wolterink van 't Groterkamp is dan getuige bij de aangifte.
|
|
|
Vlak
na het tweede huwelijk van Harmen wordt het daghuurdersplaatsje
Kleinkamp geveild door de heer J. Sappius Graevenstein en
vrouwe E. Fischer van huize Eschede. Op 24 mei 1848 wordt
deze als perceel 2 van de veiling van Groterkamp te koop aangeboden
en omschreven als een huis en pomp, met daarbij gelegen bouw
en weideland, veldgrond en houtgewas, te zamen groot drie
bunders negen roeden en vijf ellen. Kadastraal voorkomend
in Sectie E nummers 1125 (huis en erf, groot vijf en zeventig
ellen) en 1126 welke is onderverdeeld in veldgrond met dennen
bezaaid (ca. 0,5 bunder), weide (ca. 1,1 bunder), bouwland
(ca. 1,5 bunder) en een stukje singelberken. Harmen Boterman
wordt genoemd als pachter en blijkt deze te hebben aangenomen
tegen zes en dertig gulden in het jaar en in werkelijk gebruik
en genot aanvaardbaar den twee en twintigsten februari achttien
honderd negen en veertig. Het zelve geniet vrijdom van belasting,
te weten het huis tot achttien honderd zestig en de grondstukken
tot achttien honderd een en zestig. Maar Kleinkamp wordt niet
verkocht, want deze is afgeteld tot op den inzetprijs van
zeshonderd gulden en alzoo provisioneel bij den inzetter verbleven.
In 1857 wordt Kleinkamp opnieuw geveild en bestaat dan uit
een huis, erf en pomp met perceelnummer 1125. Daarbij hoorde
een stuk veldgrond, bouwland, een singel berken met beuken
heisters en een weide met kolk met een gezamelijk oppervlak
van ruim drie bunders. Perceelnummers daarvan zijn 1351, 1352,
1353 en 1355. Dit zijn nieuwe perceelnummers welke zullen
zijn ontstaan uit perceel 1126 welke nog in de akte van 1848
wordt genoemd. Perceel 1352 is de weide met kolk. In de akte
staat geschreven dat Harmen Boterman het geheel pacht voor
40 gulden per jaar (dat was in 1848 nog 36 gulden) en dat
het pachtcontract eindigt op 22 februari 1859, op dezelfde
dag als het pachtcontract van Jan Derk Wolterink.
Bijzonder gegeven is ook dat Elisabeth Fischer het heeft verkregen
uit de nalatenschap van haar zoon Frederik Christiaan Colenbrander
die op 20 februari 1839 al is overleden en toen moet het huisje
dus al zal hebben bestaan. Wij stellen daarom dat het huisje
dan al in 1838 zal zijn gebouwd en toen al door Harmen Botterman
zal zijn bewoond. Koper van Kleinkamp is Hendrik Jan Wunderink
die er 1170 gulden voor betaalt. |
|
|
Harmen
Botterman is nog tot na het eindigen van zijn pachtcontract
op Kleinkamp blijven wonen want hij is er op 9 juni 1859 overleden.
Na zijn overlijden verhuist Johanna Brokken naar de Bloedkamp
waar zij bij de familie Lijzen gaat wonen. Hendrik Jan Wunderink
gaat dan waarschijnlijk op Kleinkamp wonen en is dagloner
van beroep. Hij trouwt op 1 februari 1861 met Wilhelmina Happé
en een dag later werd hun eerste kind geboren! Uit het huwelijk
worden daarna nog zes kinderen geboren, maar dan wel in de
periode van 1863 tot 1878. Hendrik Jan overlijdt op 17 april
1887 op 50-jarige leeftijd en Wilhelmina blijft alleen achter
met zoon Willem en jongste dochter Wilhelmina. In 1889 komt
ongehuwde zoon Evert ook weer op Kleinkamp wonen maar hij
overlijdt er op 18 maart 1891. Daarna wordt de boedel beschreven
en worden de perceelnummers 1125, 1351, 1352, 1353 en 1355
van samen ruim drie hectare getaxeerd op 1228 gulden. |
|
Wilhelmina
Happé verhuist op 15 april 1909 met ongehuwde
dochter Wilhelmina en diens in 1903 onecht geboren kleindochter
Wilhelmina naar Eefde en het huis is daarna onbewoond.
Ze hebben het daglonersplaatsje "Klein Kamper"
op 17 februari 1909 laten veilen, deze bestaat dan uit
een huis en erf met bouwland, weiland en dennenbosch.
Het huisperceel met een gedeelte van het bouwland en
weiland heeft kadastraal nummer E 1125 en is het eerste
perceel van de veiling die in drie percelen wordt geveild.
Dit eerste perceel wordt verkocht aan Barholomeus Cuperus,
eigenaar van Grooterkamp. Op 11 november 1910 koopt
hij ook nog een perceel bouwland met perceelnummer E
3411 van Gerrit Slooff en zo had Bartholomeus een mooie
lap grond tegenover boerderij Grooterkamp om een eigen
huis op te bouwen, het daglonershuisje zal daarvoor
inmiddels al hebben moeten wijken.
In het bevolkingsregister van de periode 1910-1921 staat
het huis nog wel genoemd met huisnummer G208 en de vermelding
onbewoond, dus zal het huis niet eerder dan in 1910
zijn afgebroken.
Het nieuwe huis zal zijn gebouwd in 1911 en dat wordt
een landhuis c.q. buitenverblijf die weer de naam "Het
Kleine Kamper" krijgt. Omdat het een buitenverblijf
betreft zonder permanente bewoning, zal het nieuwe huis
welke het huisnummer G208 krijgt nog steeds te boek
staan als onbewoond. De familie Cuperus woont namelijk
in Zutphen. Barthlomeus Cuperus overlijdt daar op 9
december 1913 waarna zijn tweede echtgenote Maria Elisabeth
van Rhijn eigenaar wordt. Wij zien het echtpaar op de
foto hiernaast. |
|
|
|
|
Bregitta
Cuperus, dochter van Bartholomeus uit diens eerste huwelijk
met Dina Anthoinetta Tak, wordt in 1914 eigenaresse
van het erve Grooterkamp en daarmee ook van een terrein
met een koepel welke aan de overkant van de zandweg
staat. Daarvan is bijgaande foto gemaakt en hierop herkennen
wij Maria Elisabeth van Rhijn. De vrouw rechts van haar
zal niet Bregitta Cuperus want die was 19 jaar jonger
dan haar stiefmoeder en de vrouw rechts op de foto is
eerder ouder als jonger dan Maria. Bregitta is wel op
de foto hieronder te zien.
|
|
Op
het kaartje hiernaast staan de Kleine Kamper en de Koepel
aangegeven en ook boerderij Grooterkamp en de arbeiderswoning
de Spitse. |
|
|
|
Op
26 maart 1918 laten Maria Elisabeth van Rhijn en haar stiefdochter
Brigitta Cuperus hun onroerend goed in Gorssel veilen. Het
buitenverblijf "Het Kleine Kamper" te Gorssel betreft
dan een huis met tuin, boomgaard, aanleg, boschgrond, bouwland
(E 3411), weiland en heide (E 2126). Benevens een aangrenzend
huis met erf en grond, dat is "de Spitse" welke
is verhuurd aan de familie Slooff. Het landhuis Het Kleine
Kamper heeft kadastraal perceelnummer E 3400 (huis en tuin)
en het andere huis heeft perceelnummer E 3410 (huis en erf).
Tevens wordt het terrein met de daarop staande koepel geveild,
dit betreft kadastraal perceel E 3582. Er wordt geveild in
vijf percelen zijnde 1.
Bouwland en weiland E 3400, 2. Het landhuis "Het Kleine
Kamper" met erf, tuin, boomgaard, aanleg, boschgrond,
bouwland en weiland E 3400 + 3411, 3. Weiland en boschgrond
E 3411, 4. Terrein met koepel E 3582, en 5. Huis en erf, E
3410 + hoek grond aan de overzijde van de weg = heide E 2126.
De vijf percelen worden in massa voor 11.600 gulden verkocht
aan Michiel Maximiliaan van Valkenburg te 's-Gravenhage. |
|
Hij verkoopt deze op zijn beurt op 26 augustus 1920 aan Herman
Willem Gansenkolk die het op 25 oktober 1920 met een mooie
winst doorverkoopt aan huizen maatschappij Penates. Directeur
daarvan is Jan Dijkstra en hij gaat er in 1921 wonen met zijn
echtgenote Johanna Theodora de Raadt en er is dan weer sprake
van normale permanente bewoning, zij wonen er twee jaar. Op
20 april 1923 wordt het Kleine Kamper verkocht aan Barthomeus
Schuring. Hij en zijn echtgenote Anna Maria de Jong gaan daar
dan ook wonen en doen dat tot 1930, waarbij opgemerkt dat
Anna Maria er op 27 maart 1928 is overleden.
Op 9 mei 1930 komen Willem Gerrit Evert Valk en Okje Hoegsma
op "Klein Kamper" wonen en in 1936 wonen zoon Gerard
Bertus en schoondochter Louise Bekker voor een half jaar ook
op dit adres. Beide echtparen komen vanuit het buitenland:
het oudere echtpaar van Frankrijk en het jongere echtpaar
van Nederlands Oost-Indië waar zij ook weer naar terugkeren.
Op de foto hiernaast zien wij Okje Hoegsma met haar andere
zoon Wim Valk, deze foto is waarschijnlijk al voor 1910 gemaakt.
Willem Gerrit Evert Valk was eerder broodbakker van beroep
en uiteindelijk eigenaar van Valk's Brood en Beschuitbakkerij
Alkmaar. Hij is op 10 december 1950 in Haarlem overleden maar
woonde toen nog wel in Gorssel. Dat jaar keert zoon Gerard
Bertus ook weer terug naar Gorssel en hij zal na het overlijden
van zijn vader nog een tijdje bij zijn moeder op Klein Kamper
zijn blijven wonen. In 1951 wordt ook een mej. M.C. Spapens
op dit adres geregistreerd. Het is niet bekend wanneer de
familie Valk is vertrokken uit Gorssel, wel dat Okje Hoegsma
in 1967 te Ellecom is overleden.
|
|
|
|
|
Nog
even terug naar de theekoepel op het heuveltje. De
grond is oorspronkelijk een stuk bouwgrond van de
familie Hassink van 't Reuvekamp en een gedeelte daarvan
wordt op 30 oktober 1920 door Albert Haijtink van
Klein Reuvekamp verkocht aan Johannes Christiaan Idenburg
uit Ginneken, dit betreft perceel 3286. Bij de veiling
van het Kleine Kamper op 24 augustus 1920 had hij
ook al het terrein met de koepel gekocht van Michiel
Maximiliaan van Valkenburg. Het terrein met de koepel
had een recht van uitzicht over het daarvoor gelegen
bouwland met kadastrale nummers 474 en 1088. Veel
heeft hij niet van het uitzicht kunnen genieten want
Johannes Christiaan Idenburg overlijdt vier maanden
later op 24 augustus 1920. Zijn weduwe Catharina Elisabeth
veilt de koepel op 5 april 1921 en koper is dan Cornelis
Olden van de Spitse. Dochter van het echtpaar Idenburg
is Magdalena Jacoba Idenburg en zij is getrouwd met
Gerrit Jan Warmelink wiens ouders op de Zonnekamp
hebben gewoond. Dit is één van de huizen
welke vanuit de koepel toen nog te zien was.
Het theehuisje wordt in het huizenregister van 1921
nog koepel Idenburg (Ginneken) genoemd. Later wordt
er op deze plek een huisje gebouwd door Sala en weer
later bewoond door de familie Dommerholt van Grooterkamp
en dit huisje stond bekend als de koepel. In 1951
woonde op deze plek mej. T. Visser en het adres was
Kamperweg 5. De huisnummers waren daarvoor G209>283>421. |
|
Op
het Kleine Kamper woont anno 1969 H.A. Meuleman en in
1980 woont er tandarts T. Koopmans. De foto hiernaast
is gemaakt in 1982, een oudere foto van het huis hebben
wij helaas nog niet. |
|
|
|
1838-1847 |
Harmen Botterman en
Geesken Boterman |
Eerste hoofdbewoners |
1848-1859 |
Harmen Botterman en Johanna Brokken |
Johanna is de tweede echtgenote
van Harmen |
1859-1909 |
Hendrik Jan Wunderink en Wilhelmina
Happé |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1909-1921 |
Onbewoond c.q. geen permanente
bewoning |
|
1921-1923 |
Jan Dijkstra en Johanna Theodora
de Raadt |
Eerste permanente bewoners |
1923-1930 |
Bartholomeus Schuring en Anna
Maria de Jong |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1930-1967< |
Willem Gerrit Evert Valk en Okje
Hoegsma |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1969 |
H.A. Meuleman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Huidig adres: Kamperweg 2 |
68a>101>170>197>208>281>420>534 |
|
|
|
De
Spitse |
|
Op
21 maart 1905 koopt Gerrit Slooff van Marten Nikkels een perceel
grond met o.a. perceelnummer 2605 en waarschijnlijk ook de perceelnummers
2606 en 2126. Laatstgenoemde perceel lag in de punt van de hoek
van de huidige Kamperweg en Lindeboomweg en was gescheiden van perceel
2606 door een paadje welke er nog lang heeft gelegen en het melkpad
werd genoemd. Over het paadje werden de koeien van Groterkamp naar
de overkant van de huidige Lindeboomweg gedreven. Het paadje kwam
toen nog uit op perceel 573 waarop twee hooibergen van Marten Nikkels
stonden. Dit perceel verkoopt Marten op 14 februari 1906 aan stiefzoon
Cornelis Olden, hem komen wij straks ook nog tegen. Perceel 573
behoorde eerder tot Groterkamp en was toen al een berg en erf. Ook
perceel 575, het oorspronkelijke perceelnummer waarop het huis is
gebouwd, behoorde tot Groterkamp en was toen nog een dennenbos. |
|
|
Het
huis wordt vanaf 15 juni 1905 bewoond door twee echtparen.
Dat zijn Cornelis Slooff en Sientje Olden (zus van Cornelis
Olden en stiefdochter van Marten Nikkels) en de ouders van
Cornelis: reeds genoemde Gerrit Slooff en Barbara Francisca
Bertram. Het oudere echtpaar wordt genoemd als hoofdbewoners
en zijn dan ook eigenaars. Cornelis en Sientjen waren op 28
januari 1905 getrouwd en woonden bij de ouders van Cornelis
in Eefde aan de huidige Koffiestraat. Het samenwonen was echter
van korte duur, want op 14 juli 1905 verhuist het echtpaar
al naar de huidige Zutphenseweg 34 en blijft het oudere echtpaar
samen in het nieuwe huis wonen.
Op 11 november 1910 verkoopt Gerrit Slooff voor 500 gulden
aan Bartholomeus Cuperus uit Zutphen, eigenaar van Grooterkamp,
een perceel grond met perceelnummer E 3411 welke zal zijn
afgesplitst uit de gekochte gronden van 1905. Op 2 januari
1913 verkoopt Gerrit voor 1800 gulden ook het huis met grond
aan Bartholomeus Cuperus. Het wordt niet in de akte beschreven,
maar bij de veiling in 1918 van het landhuis het Kleine Kamper
en het huis van de familie Slooff blijkt dat Gerrit en Barbara
het huis levenslang mogen blijven huren voor 54 gulden per
jaar en ze mogen er tot hulp in de huishouding een huishoudster
in laten wonen. De huizen zijn dan eigendom van Maria Elisabeth
van Rhijn, weduwe van de in 1913 overleden Bartholomeus Cuperus.
Alles wordt in massa verkocht aan Michiel Maximiliaan van
Valkenburg te 's-Gravenhage die dan dus ook de nieuwe eigenaar
van de Spitse wordt.
Het huis heeft kadastraal nummer E 3410 en de hoek grond aan
de overzijde van de weg is E 2126. Op het kaartje bij het
verhaal van Kleine Kamper is dit hoekje grond goed te zien
en zien wij dat de Spitse niet op dit hoekje grond is gebouwd
maar aan de andere kant van de weg, zoals het hier ook staat
omschreven. Op een latere kaart van 1933 en ook op de luchtfoto
hiernaast is is te zien dat het huis wel op de hoek grond
staat welke een stuk groter is geworden doordat het weggetje
is verlegd. Op de foto is rechts de Kamperweg te zien en links
de Lindeboomweg welke toen nog niet geasfalteerd was. |
|
|
Gerrit
Slooff overlijdt op 11 oktober 1919 en Barbara verhuist januari
1920 naar de "Haarkamp" waar dan Sientje Olden woont die
inmiddels ook al weduwe is geworden, want Cornelis Slooff is al
op 15 september 1908 op maar 39-jarige leeftijd overleden. Sientje
is hertrouwd met Berend Jan Biezemaat, met hem kan kennis worden
gemaakt in het verhaal hieronder. Barbara Francisca Bertram heeft
ruim een jaar in hun huis gewoond, zij is overleden op 7 april 1921.
Nieuwe bewoners van de Spitse zijn Cornelis Olden en zijn moeder
Gerritjen Schepers, weduwe van Marten Nikkels. Zij zijn afkomstig
van Nikkelsberg welke Cornelis op 2 januari 1920 heeft verkocht.
Later dat jaar komt ook Barbara Francisca Grada Slooff in het huis
wonen. Zij is de 14-jarige dochter van Cornelis Slooff en Sientje
Olden en gaat dus wonen bij haar oma en oom. Op 26 augustus 1920
verkoopt Michiel Maximiliaan van Valkenburg het huis en de koepel
aan de overkant van de weg aan Johannes Christiaan Idenburg uit
Ginneken. Die overlijdt op 24 december van hetzelfde jaar en zijn
weduwe Catharina Elisabeth Ypelaar veilt op 5 april 1921 het huis
en de koepel en Cornelis slaat zijn slag en koopt beide voor 4.260
gulden. Zo werd hij eigenaar en hoefde hij niet meer 2,75 gulden
aan huur in de week te betalen! Van Cornelis is bekend dat hij heel
intelligent was, hij kende alle latijnse namen van de bloemen! Ook
had hij de gave om waterputten te vinden met zijn wiggelroede. Zo
gauw hij er weer één gevonden had, begon hij helemaal
te trillen met zijn wiggelroede en kon er weer een pomp worden geslagen. |
|
Op
de foto hiernaast zien wij Gerrit Slooff en Barbara Francisca
Bertram met hun kleindochter Barbara Francisca Grada Slooff.
Gerrit heeft gevochten in de Atjehoorlog en dankt hieraan
de onderscheidingen die hij op zijn borst draagt. En een pensioen
die hij elk jaar mocht ophalen in Amsterdam, een reis die
hij dan samen maakte met zijn kleindochter Barbara. |
|
Het
huis was van oorsprong al ingericht op dubbele bewoning en
doordat Gerritjen met haar zoon en kleindochter wel in één
woongedeelte konden wonen, was er ook plek voor anderen. Zo
woonde er in 1920 ook de 62-jarige Gerrit Willem Meerman en
hij is er tot zijn overlijden in 1936 blijven wonen. Ook wordt
er onderdak verleend aan Jenneken Slagman die na het overlijden
van haar echtgenoot Albert Boterman in diverse huizen in Gorssel
heeft gewoond. Voor haar zal het echtpaar Derk Jan van Vorden
en Johanna Hendrika Berfelo er hebben gewoond die in 1923
trouwden en hier een prima starterswoning hadden gevonden.
|
|
|
In 1930 komt Garrit Jan Oortgiesen in het huis wonen. Hij
is in 1925 samen met zijn moeder van Vorden naar Harfsen verhuisd
en zal daarna ook nog met haar in Eefde en Gorssel hebben
gewoond. Als zij in 1930 verhuisd naar Zutphen wordt hij ingeschreven
in het dienstbodenregister op het huisnummer van de Spitse.
Of hij daar Barbara Slooff heeft leren kennen of haar al kende
is even de vraag, maar zeker is dat het stel het onder één
dak wel goed met elkaar kan vinden en dat resulteert in een
huwelijk op 28 maart 1931.
Een huisje voor hunzelf vinden zij een nog beter idee en zij
bouwen er één aan de Lindeboomweg 2 waar zij
in 1932 gaan wonen samen met de inmiddels geboren zoon Cor.
Broer Gerhard woont hier ook, eerder (vanaf 1931) woonde en
werkte hij nog op 't Boschloo. Op 7 augustus 1937 trouwt hij
met Gerritje Johanna Wilhelmina Biezemaat en gaat dan wonen
op de Spitse bij zijn oom Cornelis Olden.
|
|
Op
de foto hiernaast zien wij de hooibergen van Nikkels die aan
de overkant van de weg stonden. |
|
|
|
Op
10 mei 1941 vraagt Gerhard een bouwvergunning aan voor het
bouwen van een schuurtje op zijn kadastraal perceel E 3789
aan de Klein Kamperweg, hij is dus eigenaar van het huis.
De zandweg heette kennelijk toen nog Klein Kamperweg terwijl
de huidige geasfalteerde Kamperweg al wel Kamperweg werd genoemd.
In 1949 wordt het woonhuis verbouwd tot een dubbele woning.
Dat was het al, want op de begane grond waren twee keukens,
drie slaapkamers en één woonkamer. Maar na de
verbouwing waren er op de begane grond twee woonkamers, twee
keukens en twee bijkeukens. De slaapkamers verhuisden naar
boven en het werden er vier, bereikbaar via twee aparte trappen
en overlopen. Ten minste, dat staat op de tekening maar de
plannen zijn waarschijnlijk gewijzigd want vanuit de begane
grond bleef men tegen het dakbeschot aan kijken. De enige
ingang naar een stukje zolder was er via een luik van buitenaf.
Het is wel goed mogelijk dat het bakhuis geschikt is gemaakt
voor dubbele bewoning want daar zat een keukentje in.
Mogelijk is toen Zwier Vreeman hier komen wonen, hij wordt
in 1951 geregistreerd (Z. Vreeman) op nieuw huisnummer G538a
welke dan wijzigt naar Kamperweg 6 waarmee het huis ook voor
het eerst twee huisnummers kreeg. Waarschijnlijk betreft dit
het echtpaar Zwier Vreeman en Trijntje Venhuizen die later
aan de Rietdekkerweg 9 wonen waar Trijntje op 12 november
1960 is overleden. Ook hebben zoon en schoondochter Thomas
Vreeman en Klara Wilhelmine Oberste op de Spitse gewoond.
Na het overlijden van Zwier Vreeman in 1964 zal dit echtpaar
weer aan de Rietdekkerweg 9 zijn komen wonen. want anno 1969
is er geen registratie meer van Kamperweg 6 en wordt alleen
G. Oortgiesen op Kamperweg 4 geregistreerd. Tussen vader en
zoon Vreeman woonde er ook nog het echtpaar Heinrich Peppelenbos
en Jenneken Jansen waarvan bekend is dat zij er in 1956 woonden.
Gerhard Oortgiesen is er tot zijn overlijden op 30 april 1982
blijven wonen. Gerritje Johanna Wilhelmina Biezemaat was al
op 1 juni 1977 overleden. |
|
|
Zoon
Berend Jan en zijn echtgenote Betsy komen in 1982 in het
huis wonen, de foto hiernaast is dat jaar gemaakt vanaf
de Lindeboomweg. Zij laten het huis dan verbouwen, de foto
links is gemaakt na de verbouwing. Op het huis prijkt dan
ook pas de naam de Spitse wat geen authentieke naam is,
maar een bedenksel van Jan in 1982 omdat het huis op een
spitsvormig perceel grond is gelegen.
Het echtpaar woont er tot 1996 en verkoopt dan het huis
welke door de nieuwe eigenaar afgebroken. De foto rechts
is gemaakt in 1996 en is dus het laatste wat wij kunnen
laten zien van de Spitse, deze foto is gemaakt vanaf de
zandweg Kamperweg. |
|
|
|
|
1906-1920 |
Gerrit Slooff en Barbara
Francisca Bertram |
Eerste hoofdbewoners |
1920-1935 |
Gerritjen Schepers |
Gerritjen is de moeder van Sientje
Olden, de schoondochter van Gerrit en Barbara |
1920-1949~ |
Cornelis Olden |
Cornelis is de zoon van Gerritjen
Schepers |
1925-1932 |
Garrit Jan Oortgiesen en Barbara
Francisca Grada Slooff |
Barbara Francisca Grada is de
dochter van Cornelis Slooff en Sientje Olden |
1937-1982 |
Gerhard Oortgiesen en Gerritje
Johanna Wilhelmina Biezemaat |
Gerhard is de broer van Garrit
Jan |
|
|
|
|
Dubbele bewoning: |
|
1920-1936 |
Gerrit Willem Meerman |
Eerste medebewoner |
1923-1924~ |
Derk Jan van Vorden en Johanna
Hendrika Berfelo |
Geen familie van vorige medebewoner |
1924-1925~ |
Jenneken Boterman-Slagman |
Geen familie van vorige medebewoners |
1930-1932 |
Garrit Jan Oortgiesen en Barbara
Francisca Grada Slooff |
Barbara Francisca Grada is de
dochter van Cornelis Slooff en Sientje Olden |
1949-1958~ |
Zwier Vreeman en Trijntje Venhuizen |
Geen familie van vorige medebewoners |
1958-1964~ |
Thomas Vreeman en Klara Wilhelmine
Oberste |
Thomas is de zoon van Zwier en
Trijntjen |
|
|
|
|
Huidig adres: Kamperweg 4 |
|
|
|
|
Haarkamp |
|
Zoals te doen gebruikelijk krijgt
elk huis op deze website een naam om de herkenbaarheid te vergroten.
Vaak zijn dit authentieke namen die al eeuwen oud zijn, maar soms
zijn er geen namen of zijn deze uit overlevering niet bekend en
bedenkt de auteur van deze website zelf een naam welke toepasselijk
zou kunnen zijn. Omdat wij nu al richting 't Haar gaan en de naam
Haarkamp nog niet is vergeven, krijgt het boerderijtje vooralsnog
deze naam.
|
|
|
Het
huis is gebouwd op een stuk grond wat in 1832 nog een groot
stuk heide was met kadastraal nummer E576 welke toen eigendom
was van Frederik Christiaan Colenbrander van 't Eschede. In
1889 was dat perceel E1355 en dat was toen grond welke bij
't Kleinkamp behoorde. Op 1 juni 1910 krijgt Berend Jan Biezemaat
een hypotheek op (een gedeelte van) dit stuk grond waardoor
hij er huis op kan laten bouwen, maar het is waarschijnlijk
dat het huis er toen al gestaan heeft. Want Berend Jan trouwde
op al op 7 mei 1910 met Sientje Olden en zal met haar in dit
huis zijn gaan wonen, er is namelijk geen registratie dat
hij eerst nog in Sientje haar ouderlijk huis de Nikkelsberg
heeft gewoond. In 1916 koopt hij er nog een perceel weiland
(E1232) bij, dat zal hij hebben gekocht van Cornelis Olden
en zal aan de overkant van de weg zijn gelegen. Hierdoor kan
hij in 1917 nog een hypotheek aanvragen op dit perceel weiland
te Gorssel en het huis met erf en bouwland (E3401). Berend
Jan was landbouwer, maar werkte ook als los arbeider.
Ondertussen zijn
er al vier kinderen in het huis geboren, eerst drie meisjes
en daarna nog een jongen. Alleen het meisje welke is geboren
in 1912 redt het niet, zij is in 1913 overleden. Op 7 april
1921 is er opnieuw een sterfgeval te betreuren als Barbara
Francisca Bertram hier overlijdt, zij was er in 1920 komen
wonen en was afkomstig van de Spitse.
In het huis woont
ook Jannes Groot Velderman, hij wordt genoemd als landbouwer
in de periode dat Berend Jan Biezemaat wordt genoemd als los
arbeider, de nieuwe benaming van een dagloner. Maar dan wel
rustig aan, want hij was al op leeftijd en is op 16 maart
1929 op 82-jarige leeftijd overleden. Van Berend Jan is bekend
dat het een harde werker was dus zal Jannes het vast niet
te druk hebben gehad.
|
|
|
Op
de familiefoto hiernaast zien wij in het midden Berend Jan
Biezemaat en Sientje Olden en v.l.n.r. de kinderen Gerritje,
Marinus en Riek. Geheel rechts zit Barbara, dochter van Sientje
uit haar eerste huwelijk met Cornelis Slooff. Barbara is in
1920 op de Spitse gaan wonen toen haar oma Bertram daarvan
kwam, zij ging er wonen bij haar oma Gerritjen Schepers en
oom Cornelis Olden.
In 1937 trouwt oudste dochter Gerritje Johanna Wilhelmina
met Gerhard Oortgiesen en zij gaan dan op de Spitse wonen.
Zo zijn alleen jongste dochter Johanna Hendrika en zoon Marinus
nog in huis. De familie verhuist in 1938 naar een nieuw huis
met huisnummer G422a, dat is de huidige Lindeboomweg 1. Daar
is dochter Johanna Hendrika ook blijven wonen nadat zij in
1942 trouwde met Gerrit Hendrik Hoetink. |
|
|
|
|
|
Stiefdochter
Barbara Francisca Grada Slooff trouwde in 1931 met Garrit Jan Oortgiesen
(broer van zojuist genoemde Gerhard Oortgiesen) en verhuisde in
1932 naar een nieuw huis welke werd gebouwd tussen de Spitse en
de Haarkamp, het huidige adres is Lindeboomweg 2. De foto's hieronder
zijn voor en achter dit huis gemaakt. In het gezelschap achter het
huis herkennen wij in het midden Cornelis Olden met de pet op. Hij
werd ook wel "de man van 12 uur" genoemd omdat hij vaak
laat op de avond langskwam voor een praatje. Op de foto rechts hierboven
zien wij Barbara staan met dochter Sini en bij de oprit van het
huis staat Garrit Jan, wel goed kijken. Op de andere foto zien wij
Sientje Olden met haar kleinkinderen Cor, Sini en Gerrie (van Barbara)
en Tonnie (stiefdochter van Johanna Hendrika). De familie Oortgiesen
woonde er tot 1965. Ten slotte zien wij hieronder twee beschilderingen
op een melkbus gemaakt door de heer Seebus uit Gorssel. Deze zijn
van het voorhuis en het achterhuis met Garrit Jan Oortgiesen. |
|
|
|
Terug
naar de Haarkamp. Nieuwe bewoners zijn Jakobus Johannes Hendrikus
Roording en Maria Josephine Boerkamp die op 24 juni 1938 in Steenderen
zijn getrouwd en direct daarna in Gorssel zijn komen wonen. Kobus
en Marie hadden veel kippen die in een grote ren liepen tussen de
huizen van Lindeboomweg 2 en 4. De eieren van de kippen werden verkocht.
Het echtpaar had vijf kinderen: twee zoons en drie dochters. |
|
1910-1938 |
Berend Jan Biezemaat
en Sientje Olden |
Eerste hoofdbewoners |
1938-1969> |
Jakobus Johannes Hendrikus Roording
en Maria Josephine Boerkamp |
|
1969 |
A.J.M. Roording |
Waarschijnlijk Tone, de zoon van
Kobus en Marie |
1980 |
Hendrik Jan Wichers en Theodora
Johanna Hekkelman |
|
|
|
G207a>280>419>532>
Lindeboomweg 4 anno 1951 |
|
|
Vanaf
de Lindeboomweg loopt een zandweg naar de Grote Haar die we
maar al te graag nemen, we willen immers zo snel mogelijk
bij het volgende huis met verhalen zien te komen. Als kind
fietste ik ook wel eens over deze zandweg op weg naar de Boskoele.
Tegenwoordig kan dit niet meer, want het terrein van de Grote
Haar is afgezet met hekken. De zandweg heette de Haarweg en
deze naam staat ook vermeld op de ansichtkaart hiernaast.
Waarschijnlijk is deze foto op het terrein van de Grote Haar
gemaakt, maar het kan ook op een andere plek zijn geweest
want de Haarweg liep door aan de andere kant van de Lindeboomweg
naar de Amelterweg en komt uiteindelijk uit op de huidige
Eikeboomlaan waarna hij zijn weg vervolgt het huize Joppe.
Tevens werd het pad gebruikt als kerkpad naar de RK kerk in
Joppe. De reden daarvan wordt duidelijk in het verhaal van
de Grote Haar dus laten we daar nu maar snel naartoe gaan! |
|
|
|
|
|
Groote
Haar |
|
De
Groote Haar wordt ook wel de Haar, Klein Joppe en Klein Eschede
genoemd. Van bijgaande tekening wordt verondersteld dat deze van
't Eschede zou zijn maar daar bestaan toch nog wel twijfels over.
De tekening is namelijk gemaakt door Wijnand Klinkhamer, broer van
Sibout Christiaan Klinkhamer. Wellicht is er verwarring ontstaan
door de namen Eschede en Klein Eschede. De Haar was eigendom van
de eigenaars van 't Joppe. |
|
|
Op 4 maart 1843 wordt Machtilda
Cornelia Susanna Nijenhuis op den Huize de Haar geboren
als dochter van Jan Willem Nijenhuis en Hanna Elisabeth
Ovink die later op Ravensweerd woonden. Het echtpaar woonde
na hun huwelijk in bij de familie Geselschap. Dat zijn Jan
Abraham Geselschap en zijn zoon en schoondochter Jan Peter
Lodewijk Albert Geselschap en Catharina Wilhelmina Louise
Geselschap. Jan Abraham was al 7 augustus 1841 overleden.
Zijn zoon was ridder der militaire Willems orde en rijksontvanger
van de gemeente Gorssel. In 1840 wordt er een tweeling geboren
en in 1842 nog een dochter. In 1846 wordt er een zoon geboren
maar woont het echtpaar al niet meer op de Groote Haar,
ze zijn verhuisd naar Veelzigt in Eefde. Later wonen zij
in Warnsveld alwaar hij als gemeenteontvanger aan het werk
ging.
In 1854 komen Sibout Christiaan
Klinkhamer en Martina Aletta Smeer en hun dochter Sara op
de Groote Haar wonen. Sibout was daarvoor predikant te Wijngaarden,
maar stopte met dit beroep en ging rentenieren in Gorssel.
Hij werd er ook lid van de gemeenteraad en later ook wethouder.
In 1863 wordt landgoed het
Joppe geveild en perceel 51 van deze veiling is het landgoed
de Haar of Klein Joppe genaamd bestaande in heerenhuis met
twee schuren en verder getimmerten voorts wandelingen met
opgaand hout, tuin, bos, bouw- en weidelanden doorsneden
met de Flierderbeek. Betreft kadastrale percelen 582, 583,
586, 1747 t/m 1750 en 1826 t/m 1833 en samen groot ruim
14 bunders. De kadastrale percelen 1747 t/m 1749 zijn verpacht
aan Sibout Christiaan Klinkhamer met recht van wandelen
tot 1 mei 1864. Sibout mijnt voor 9.400 gulden maar het
perceel wordt uiteindelijk in massa met vele andere percelen
verkocht voor ruim 165.000 gulden aan de gebroeders Van
Hövell van Westervlier en Weezeveld.
|
|
|
Martina
Aletta Smeer is op 27 april 1864 overleden op de Groote Haar. Op
hare stellige begeerte wordt het rouwgewaad alleen gedragen door
Sibout en zijn kinderen, zo staat te lezen in de rouwadvertentie.
Sibout gaat in 1865 bij zijn dochter Sara en schoonzoon Jan Antonij
Hendrik Gooszen wonen op de Bloemenkamp in het dorp Gorssel. De
Groote Haar is daarna onbewoond en zal in 1867 zijn afgebroken.
De stenen worden gebruikt voor de bouw van de Rooms-Katholieke pastorie
in Joppe. Uit overlevering is bekend dat er gangen onder de grond
zouden lopen en daarbij werd gesteld dat het huis een soort van
fort zijn geweest, maar lijkt een niet erg aannemelijk verhaal.
Uiteindelijk woont Sibout bij de familie Schut op de Kleine Haar
welke hij later wel heeft kunnen kopen.
1 september 1864, akte van verpachting van percelen bouwland op
de bouwkamp "de Haar" bij de Kappersbrug te Gorssel door
Gustaaf Frederik Willem van Neukirchen genaamd Nijvenheim. In 1865
zal er op het terrein van de Groote Kamp een nieuwe boerderij zijn
gebouwd. |
|
Boerderij "de Haar"
wordt in 1929 verbouwd door toenmalige eigenaar Clemens
Ernest Alexander van Hövell van Westervlier en Weezeveld
die zelf in Roermond woonde. Waarschijnlijk heeft hij deze
in 1917 verkregen uit de nalatenschap van zijn moeder die
op het Huize Joppe woonde waar Clemens zelf ook is geboren.
Zijn ouders waren ook eigenaar van boerderij 't Gier en
verpachten deze aan katholieke mensen, dat was met boerderij
't Haar niet anders.
Architect van de verbouwde boerderij is Bernard Johan Woertman
en zijn vader Teunis Woertman was de uitvoerder. Vergunning
werd aangevraagd op 3 oktober 1928 en vermoedelijke opleverdatum
was april 1929.
Er stond een schuur bij de
boerderij met aan de voor- en achterzijde grote deuren.
Hier is in de oorlog een V1 doorheen gekomen en is een paar
meter na de schuur blijven liggen maar gelukkig niet ontploft.
De schade bleef dus beperkt tot kapotte deuren.
|
|
|
|
|
Op de luchtfoto hiernaast herkennen
wij de Deventerweg die dwars door het beeld loopt. Rechts
zien wij de Grote Haar met de Haarweg en de Flierderbeek.
Links van de weg zien wij o.a. de Kleine Haar, het Beijerinks
bos, de kolk achter het bos en de begraafplaats.
Op 11 mei 1946 trouwt zoon
Albertus Wilhelmus Hakvoort en met Johanna Josephina Aarnink
en zij komt dan op de boerderij wonen.
|
|
|
In
1954 laat Albertus Wilhelmus Hakvoort een kippenhok bouwen. Bijzonder
is dat volgens de vergunning hij eigenaar zou zijn van het perceel
E 3985 waarop het kippenhok gebouwd is. De familie Hakvoort heeft
er 1967 gewoond en is toen verhuisd naar de Huzarenlaan 11 in Joppe.
In die tijd was Elisabeth Ernestine Marie (roepnaam Bep) van Hövell
van Westervlier en Weezeveld eigenaar van de Haar. Zij is de dochter
van Clemens Ernest Alexander van Hövell van Westervlier en
Weezeveld die eigenaar van de Haar was en zij is getrouwd met Alexander
Joan Ernest Egon Canisius van der Heijden van Doornenburg. |
|
Het echtpaar woont anno 1969 in Denekamp alwaar Alexander
burgermeester is. Met het pensioen in zicht wil het echtpaar
op landgoed de Haar gaan wonen welke perceelnummer E 5069
heeft. In 1969 doet Bep een bouwaanvraag voor het bouwen van
een nieuw landhuis en krijgt zij de reactie van de gemeente
dat een bouwvergunning alleen kan worden verleend als de agrarische
bedrijfsruimte gehandhaafd blijft en het bestaande voorhuis
van de boerderij wordt afgebroken zodat deze geen woonbestemming
meer hooft.
Voor deze verbouwing moet dan eveneens een bouwvergunning
worden aangevraagd en dit werk zal gereed moeten zijn alvorens
de bouwvergunning voor een nieuw en losstaand woonhuis kan
worden verleend. Kennelijk is er ook nog een bouwvergunning
aangevraagd voor het bouwen van een tweede landhuis nabij
de Lindeboomweg maar daarvan is het niet gekomen. |
|
|
|
|
Vervolgens
zal in 1970 het voorhuis van de boerderij zijn afgebroken en het
nieuwe landhuis zijn gebouwd. Het nieuwe huis is, gezien vanaf de
Deventerweg, rechts van de verbouwde boerderij en andere schuren
gebouwd die zijn blijven staan. In 1969 werden bijgaande foto's
gemaakt van de boerderij en bijbehorende schuren, kippenhok en bakhuis.
Erg duidelijk zijn de foto's niet maar we krijgen wel een beeld
van de oude boerderij. |
|
|
|
Alexander
Joan Ernest Egon Canisius van der Heijden van Doornenburg is overleden
op 13 juni 1973 en in de jaren '70 zal het nieuwe huis zijn toen
verkocht aan de familie Visser. Bep woont vanaf 1988 op de Bloemenkamp
flat in Gorssel en zal in de tussentijd nog ergens anders hebben
gewoond. Zij is op 6 december 1999 overleden te Zwolle. |
|
|
1839-1846< |
Jan Peter Lodewijk
Albert Geselschap en Catharina Wilhelmina Louise Geselschap |
Eerste hoofdbewoners |
1851 |
H.A. Witheur? |
|
1854-1865 |
Sibout Christiaan Klinkhamer en
Martina Aletta Smeer |
|
|
|
|
|
Bewoners van de boerderij: |
|
1865-1894 |
Martinus de Haan en Johanna Wools |
Eerste hoofdbewoners |
1874-1899 |
Gerrit Jan Jaspers Foks en Gerritdina
de Haan |
Gerritdina is de dochter van Martinus
en Johanna |
1899-1955 |
Hendrikus Johannes Hakvoort en
Geertruida Gerardina Bloemen |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1946-1967 |
Albertus Wilhelmus Hakvoort en
Johanna Josephina Aarnink |
Albertus Wilhelmus is de zoon
van Hendrikus Johannes en Geertruida Gerardina |
|
|
|
|
Huidig adres: Afgebroken, stond
op plek huidig adres Zutphenseweg 11 |
|
|
|
|
|
|
|
Zonnehoeve |
|
|
17-04-1920: Arendina
te Vaanholt koopt van Hendrik Jan Heijnen een betreft een
perceel heide, sectie E nr. 3666
01-10-1923: Arendina te Vaanholt verkoopt aan Louis Albers
een villa met garage en bouwland te Gorssel, sectie E nr.
3666
Ouders van Louis woonden van 1885 tot 1892 op 't Spijk in
Eefde. Louis en Jenneken zijn neef en nicht van elkaar.
In 1931 wonen hier ook Jan Willem
Lucas de Booij en Johanna Albers, dochter van Louis en Jenneken. |
|
|
1920-1923 |
Arendina te Vaanholt |
Weduwe van Gerrit
Jan Clant |
1923-1940 |
Louis Albers en Jenneken Croockewit |
|
1951 |
J.H.M. Visser |
|
1953 |
Johanna Gerharda
Carmiggelt |
Afkomstig van de Zonneheuvel,
weduwe van Johan Gerrit Jan Remmelink |
1969 |
V.J.A. Poulie Wilkens |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Zutphenseweg 13 |
G207b>269>401>508 |
|
|
|
Nieuw
Bosser |
|
De naam Nieuw Bosser
is niet van toepassing op het oudste huis van dit verhaal. Dit huis
werd namelijk al in 1858 gebouwd en een naam wordt er verder niet
aan gegeven. Een huisnummer wel en dat was 65a. Het zal een eenvoudig
onderkomen zijn geweest welke wel onderdak gaf aan twee families
en in de bewonersgeschiedenis hieronder staan dus overzichten van
hoofdbewoners en medebewoners. Op de kaart hieronder van 1890 staan
twee huisjes aangegeven en zal er dus een tweede huisje zijn begebouwd
op hetzelfde erf, ergens in de periode 1867-1890. Deze huisjes stonden
ongeveer t.h.v. de huidige tennisbaan. De uiteindelijke boerderij
Nieuw Bosser (die nog steeds bestaat) staat aangegeven op de kaart
van 1910 en staat dichterbij de huidige Zutpenseweg. Dit huis is
gebouwd in 1901 en het tweede oude huisje zal in 1909 zijn afgebroken.
|
|
|
|
|
De
eerste hoofdbewoners zijn Jan Willem Wentink en Egberdina Johanna
Beltman. Egberdina is de dochter van Jenneken Poorterman en stiefdochter
Jan Nijenhuis die op de Galette wonen. We pakken de bewonersgeschiedenis
op bij Jan Groot Wesseldijk en Everdina Slijkhuis die op 1 april
1897 vanuit Warnsveld komen met hun nog ongehuwde dochter Gerritje.
Jan overlijdt op 21 augustus 1900 en als dochter Gerritje op 8 december
1900 trouwt met Harmen Nijenhuis verhuist Everdina met het jonge
stel naar Eefde. Het huisje (we gaan uit van twee huisjes op het
erf) zal daarna zijn afgebroken en de stenen zullen waarschijnlijk
zijn gebruikt voor de bouw van een nieuwe woning die dichterbij
de huidige Zutphenseweg wordt gebouwd. |
|
|
Dit is het huis welke de naam
Nieuw Bosser krijgt. De nieuwe bewoners zijn Hendrik Onstenk
en Aaltjen Fredrika Kolkman die afkomstig zijn van 't Dijkerhof
maar eerder (als laatste bewoners) op 't Bosser hebben gewoond
en daarvan de naam hebben meegenomen. Er was sprake dat
de stenen van 't Bosser (of zelfs 't Ontijdink) zijn gebruikt
voor Nieuw Bosser maar dat is niet logisch aangezien 't
Bosser reeds in 1885 is afgebroken en de stenen waarschijnlijk
zijn gebruikt voor de bouw van Veldkamp die ook aan de Markeweg
stond en ook Klein Bosser zou zijn genoemd.
Het toeval wil dat de eerste bewoners van Veldkamp daarvoor
ook op 't Dijkerhof woonden en eerder nog medebewoners zijn
geweest van "Nieuw Bosser". Het zijn Jan Willem
Pekkeriet en Everdina Zandscholten die in het bewonersoverzicht
hieronder worden genoemd.
In ieder geval zijn er oude stenen gebruikt bij de bouw
van Nieuw Bosser en deze zaten in het achterhuis, deze stenen
waren duidelijk ouder dan die van het voorhuis. Het huis
is eigendom van de familie Makkink van 't Wolferink die
ook eigenaar was van 't Dijkerhof. Het is niet duidelijk
wanneer de familie Makkink eigenaar is geworden, maar mogelijk
was dat met een onderhandse akte van 1892 welke wordt vermeld
in een boedelscheiding van 1921. Het is wel aannemelijk
dat zij eigenaar waren voor 1901 toen de familie Onstenk
er kwam wonen en dat de familie Makkink ervoor gezorgd heeft
dat de familie Onstenk een nieuw onderkomen kreeg toen 't
Dijkerhof werd afgebroken. Mogelijk was de grond al veel
langer eigendom van de familie Makkink en hebben zij er
het nieuwe huis op laten bouwen.
|
|
|
Hendrik
Onstenk en Aaltjen Fredrika Kolkman zijn dus de eerste bewoners
van het nieuwe huis. Hun foto's zijn te zien bij het verhaal
over 't Dijkerhof waar ze waarschijnlijk moesten verhuizen
omdat deze afgebroken werd. Hendrik overlijdt op 15 maart
1909 en van het overlijden wordt aangifte gedaan door naaste
buurman Engbert Jan Poorterman.
Zoon Karel, losarbeider van beroep, trouwt op 20 mei 1911
met Jenneken Aleida Reugebrink. Een foto van Karel was al
te zien bij het verhaal over 't Bosser en hiernaast zien wij
de foto van Jenneken. Daarnaast nog een foto van het echtpaar
op wat hogere leeftijd. De kinderen zijn dan al geboren, vijf
in getal. Oudste zoon Gerrit Jan wordt al in 1910 voor het
huwelijk geboren in Eefde waar Jenneken met haar ouders woonde
en komt pas in 1920 op Nieuw Bosser wonen. Op 19 maart 1932
trouwt hij met Janna Leusveld en zij wonen dan eerst kort
op Nieuw Bosser en verhuizen in 1935 naar de Wolzak in Eefde.
Zus Aaltje Frederika trouwt ook in 1932, op 19 november, met
Klaas Goverts en ook zij wonen op Nieuw Bosser. Zij wonen
daarna ook nog in een noodwoning aan de Kwekerijweg en in
Eefde maar komen uiteindelijk toch weer op Nieuw Bosser wonen
waar Aaltje Frederika Kolkman ondertussen op 7 mei 1936 is
overleden. Klaas overlijdt twee jaar later als hij de bomen
met gif aan het spuiten was en de tank op zijn rug ontploft.
|
|
|
|
|
|
Aaltje
Frederika hertrouwt later met Gerrit Hendrik Nijveld en en
ook Jan Willem Onstenk (broer van Gerrit Jan en Aaltje Frederika)
heeft nog met zijn echtgenote Hermina Johanna Beffers op Nieuw
Bosser gewoond en woonde later op de Kleine Muil. Gerit Hendrik
Nijveld heeft het achterhuis verbouwd en daar hebben Gert
en Alie van 1965 tot begin jaren tachtig gewoond. Later heeft
hun zoon Gertie nog de schuur verbouwd tot huiskamer en keuken
en woonde daar van 1967 tot 1971. Karel Onstenk is overleden
op 19 oktober 1963 en Jenneken Aleida heeft nog tot 1973 in
het voorhuis gewoond samen met haar broer Hendrik (Henne)
en verhuisden daarna samen naar Eefde. Jenneken had ook een
kostganger in huis, Egbert Willem Scholten, hij is in 1967
overleden. |
|
|
|
1858-1866 |
Jan Willem Wentink
en Egberdina Johanna Beltman |
Egberdina woonde met
haar ouders op de Galette |
1866-1887 |
Harmen Meijer en Willemina Bielderman |
Afkomstig van de Kleine Muil |
1887-1894 |
Albert Voskamp en Gerritje Heuvelink |
Afkomstig van de Nieuwe Vos |
1895-1897 |
Gerrit Jan van der Gronden en
Hermina Gerdina Hogeweij |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1897-1900 |
Jan Groot Wesseldijk en Everdina
Slijkhuis |
Everdina is de dochter van Marten
Slijkhuis en Hermina Holland |
1901-1936 |
Hendrik Onstenk en Aaltjen Fredrika
Kolkman |
Afkomstig van Dijkerhof |
1911-1973 |
Karel Onstenk en Jenneken Aleida
Reugebrink |
Karel is de zoon van Hendrik en
Aaltjen Fredrika |
1932-1935 |
Gerrit Jan Onstenk en Janna Leusveld |
Gerrit Jan is de zoon van Karel
en Jenneken Aleida |
1935-1938 |
Klaas Goverts en Aaltje Frederika
Onstenk |
Aaltje Frederika is de dochter
van Karel en Jenneken Aleida |
1943-1947 |
Jan Willem Onstenk en Hermina
Johanna Beffers |
Jan Willem is de zoon van Karel
en Jenneken Aleida |
1965-1980~ |
Gerrit Hendrik Nijveld en Aaltje
Frederika Onstenk |
Gerrit Hendrik is de tweede echtgenoot
van Aaltje Frederika |
|
Hieronder
een overzicht van de bewoners van oorspronkelijk huisnummer
65a2 (de 2 staat voor dubbele bewoning). Dit huisnummer
wijzigde in 1866 naar 95-2 en bij de huisnummering van
1890 verdwijnt het tweetje en wordt het huisnummer 163.
Dit is een extra aanwijzing dat er toen twee verschillende
huisjes waren, het andere huisnummer was in die tijd
162. Oorspronkelijke medebewoners zijn Albert Jan Leusink
en Jenneken Beekman die van 't Dommerholt afkomstig
zijn.
Gerrit Jan Dollen en Willemken Kloppers wonen er in
de periode van 1894 tot 1902. Het echtpaar is afkomstig
uit Eefde en heeft daar op verschillende adressen aan
de huidige Scheuterdijk en Jodendijk gewoond. Het echtpaar
heeft twee dochters, twee meisjes die in 1885 in Harfsen
zijn geboren waar het echtpaar eerder woonde. December
1902 verhuist het echtpaar met dochter Hendrika Johanna
naar de huidige Mettrayweg in Eefde waar Willemken op
4 april 1914 overlijdt. Gerrit Jan gaat daarna bij dochter
Johanna Gezina en schoonzoon Berend Jan Heijnen op de
Domme Aanleg wonen, niet ver van de Markeweg. Hier is
Gerrit Jan op 3 april 1916 overleden. De foto hiernaast
is van Gerrit Jan en Willemken wiens broer Karel zwager
was van Hendrik Jan Strokappe uit Harfsen.
Engbert Jan Poorterman koopt op 9 september 1909 een
huis op de Eesterbrink van Evert Jan Wassink. |
|
|
|
1858-1865 |
Albert Jan Leusink en Jenneken
Beekman |
Eerste medebewoners |
1865-1874 |
Willem Boterman en Geertjen Poorterman |
|
1874-1875 |
Jan Willem Pekkeriet en Everdina
Zandscholten |
Het echtpaar verhuist naar 't
Dijkerhof |
1877-1894 |
Jan Kiezel en Johanna Nieuwenhuis |
|
1894-1902 |
Gerrit Jan Dollen en Willemken
Kloppers |
Willemken is een nichtje van Hendrik
Onstenk |
1902-1909 |
Engbert Jan Poorterman en Harmina
Gerritdina Harmsen |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Markeweg 4 |
|
|
|
|
Markzicht |
|
Eerste
bewoners van dit huis met huisnummer G270a zijn Johannes Hendrik
Sneep en Garritjen Kok die eerder op de Brink op de Eesterbrink
woonden. Dit boerderijtje was eigendom van de familie Makkink van
't Wolferink en zij hebben waarschijnlijk het huis Markzicht laten
bouwen en waren dan dus eigenaar. Dat waren zij ook van Nieuw Bosser
en Klein Bosser (Veldkamp) aan de huidige Markeweg. Waarschijnlijk
waren zij al eigenaar van de grond die tussen deze twee boerderijtjes
lag. |
|
|
Galette |
|
|
Ook wel Ruimzigt
(Ruimzicht) genoemd. Eigenaar 1832 is de weduwe van Willem
Jan Laroy van de Grote Muil.
Anno 1836 staan
er twee personen genoemd in het register van de personele
omslag die in een ongenummerd pand wonen. Onder "id"
staan aanhalingstekens, het lijkt erop dat deze twee personen
samen in één ongenummerd pand wonen. Deze personen
zijn Antonij Velhorst & H. Jansen.
In 1840 overlijdt
op Ruimzigt Karel Zandscholten en in 1841 Henders Brinkman. |
|
|
Over Hendrik Jan van der Meij en
Barta Johanna Klein Baltink staat geschreven op de Van der Meij
pagina: Hun acht kinderen worden geboren op boerderij de Galette
in Gorssel waar Hendrik Jan, net als zijn vader, werkzaam was
als landbouwer. Deze boerderij was door Hendrik Willem van der
Meij in november 1873 gekocht van Jan Nijenhuis. Het huwelijk
van Hendrik Jan was aanstaande en er was voor Hendrik Jan een
boerderij nodig om op te boeren en te wonen natuurlijk. Hendrik
Willem had de centen ervoor niet in een ouwe sok en sluit er in
1874 wel een hypotheek voor af.
Op 25 mei 1879 koopt Hendrik Jan
voor 2000 gulden de boerderij van zijn vader. Deze wordt dan omschreven
als het daghuurdersplaatsje "Ruimzicht of de Galette"
met een totale grootte van bijna één hectare. Deze
bestond uit een huis met erf, weide, bouwland en heide en was
gelegen aan de straatweg bij het dorp Gorssel. Dit is nabij de
huidige locatie van de Galette aan de Flierderweg, maar dan nog
aan de huidige Zutphenseweg, halverwege de Flierderweg en Markeweg,
links van de plek van het huidige huis de Nieuwe Galette. Hiernaast
een kaartje anno 1911, de huidige Galette is gemarkeerd met een
blauwe stip en bestond toen dus nog niet.
De perceelnummers in de akte van
1879 zijn 2316, 2315, 592 en 1616 tesamen bijna één
hectare en daarbij nog het zuidelijke gedeelte van 1617 ter grootte
van twee hectare dus de totale grootte was bijna drie hectare.
In 1832 had het huis en erf nog perceelnummer 593 en was perceel
592 het bouwland, zie hieronder. Eigenaar in 1832 was Willem Jan
Larooij die ook eigenaar van de Grote Muil. Larooij is een Franse
achternaam en dit verklaart mogelijk de Franse huisnaam Galette
welke een soort cake is. De Galette was en is dicht gelegen bij
de Quatre Bras, weer zo'n Franse naam. De naam Galette zal echter
waarschijnlijk zijn afgeleid van de tandmeester Antoine Francois
Gallette die op 7 januari 1825 te Gorssel trouwde met Wilhelmine
Louise von Leschen. Zij is een zus van Karel Willem August von
Leschen die een schoonzoon is van Willem Jan Larooij en op de
Kleine Muil woonde. Lang zal de familie Gallette niet op de Galette
hebben gewoond, zij woonden voornamelijk in Zutphen. Hun eerste
kind wordt op 11 maart 1825 geboren op 't Walle waar de ouders
van Wilhelmine woonden.
De
foto links is een foto van de oude Galette en de afbeelding rechts
is een schilderij van dezelfde foto. Op de foto is de straatweg
duidelijk zichtbaar en tussen de bomen en de boerderij liep de
tramlijn. De man op de foto is Hendrik Jan van der Meij junior.
Op 4 juni 1879, tien dagen na de aankoop van de Galette, verkoopt
Hendrik Willem via een veiling in de Roskam de "Kleine Galette"
welke wel aan de Flierderweg lag. Deze bestaat uit een huis en
erf, bouwland, heide en dennen en was samen 1,6 hectare groot.
Ook deze erve was door Hendrik Willem in 1873 gekocht, waarschijnlijk
tegelijkertijd met de Galette en ook van Jan Nijenhuis. Het stukje
heide (perceel 549) lag bij het boerderijtje de Prins welke aan
de Flierderweg is gelegen, maar de Kleine Galette is zeer waarschijnlijk
het huidige middelste boerderijtje tegenover zwembad de Boskoele
aan de Lindeboomweg waarvan het perceel grenst aan de Prins. Het
geheel wordt gemijnd voor 750 gulden door zoon Hendrik Jan, maar
hij wordt niet de koper, dit is waarschijnlijk de notaris, Hendrik
Kleijn. Deze verkoopt namelijk de Kleine Galette op 2 februari
1885 aan Jan Hendrik Braakhekke. Mogelijk is dit Hendrik Willem
zijn schoonzoon Jan Hendrik Braakhekke die met Aaltjen Frederika
van der Meij was getrouwd.
|
|
De Galette zelf stond in een
leegte, een lager gelegen gebied. Als de IJssel hoog stond,
trad de nabij gelegen beek ook uit haar oevers en stond
de Galette en de beesten van de boerderij met hun poten
in het water. Het was een oude boerderij en uiteindelijk
in zeer slechte staat mede door de natte omstandigheden.
Je kon er haast door de muren heenkijken, maar de familie
bleef er wonen en repareerde de boerderij zo goed als ze
konden zodat ze er konden blijven wonen.
Het is dan ook begrijpelijk dat in 1930 de familie van der
Meij verhuisde naar een nieuwe boerderij aan de Flierderweg
die ook de naam Galette kreeg. De foto hiernaast is van
deze Galette boerderij. De uitrit van de oude Galette was
aan de Flierderweg en op deze plek is de nieuwe boerderij
gebouwd.
Na vertrek familie van der
Meij komt de familie Hekkelman er wonen. Ze ruilen van huis
met de familie Hekkelman en gaan wonen aan de Joppelaan
24 waar Johan Hekkelman woonde, hij is overleden op 5 december
1978. Weer later woont er de familie Samberg.
Op de plek van de oude Galette
is in 1934 een nieuwe burgerwoning gebouwd door rietdekker
Jan Hendrik Braakhekke die eerder aan de overkant van de
weg woonde iets meer in de richting van Gorssel..
|
|
|
|
|
|
|
1831 |
Antoine Francois Gallette en Wilhelmine
Louise von Leschen |
Eerste hoofdbewoners |
1840-1841 |
Gerrit Jan Duistermaat en Maria
Arends |
Huisnummer 65 |
.......-1846 |
Hendrik Beltman en Jenneken Poorterman |
|
1847-1874 |
Jan Nijenhuis en Jenneken Poorterman |
Jan is de tweede echtgenoot van
Jenneken |
1874-1924 |
Hendrik Jan van der Meij en Barta
Johanna Klein Baltink |
Geen familie van vorige bewoners |
1911-1963~ |
Hendrik Jan van der Meij en Leida
Muil |
Hendrik Jan is de zoon van Hendrik
Jan en Barta Johanna |
1934-1978 |
Hendrik Jan van der Meij en Aaltje
Oplaat |
Hendrik Jan is de zoon van Hendrik
Jan en Leida |
|
Gert Hekkelman en zoon |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Flierderweg 1 |
65>94>157>189>198>271>411>521 |
|
|
|
|
Dubbele bewoning: 94-2 |
|
1841 |
Jan Willem Zandscholten en Janna
Wassink |
Medebewoners op huisnummer 65-2,
waarschijnlijk al in 1839 komen wonen, afkomstig van 't Ravennest. |
.......-1848 |
Julie August Timan en Harmken
Meijer |
Vertrekken naar de Prins |
1849- |
Klaas Westerveld en Johanna Margaretha
Kluppel |
|
1853-1870 |
Wilhelmus Lemmen en Elisabeth
Helena Mertens |
|
1870-1876 |
Johannes Esselink en Regina Wichgers |
|
1876-1881 |
Teunis Jansen en Hendrica te Scheggert |
|
1882-....... |
Hendrikus Groenouwe en Harmina
Nijkamp |
Afkomstig van Loobult |
1889-1904 |
Bernardus Evers |
Woont later op 't Dijkerhof |
|
|
|
|
Extra bewoning: 94-3 |
|
1862-1870 |
Berendina ten Voorde - Fokkink |
Huisnummer 65-3>94-3 |
1870-1870 |
Gerritdina Hendrika ten Voorde |
Gerritdina is de dochter van Berendina |
|
|
|
|
|
|
Lytsheim |
|
|
Gebouwd in 1907. Het
huisnummer G190 wordt overgenomen van de dubbele bewoning van
de Galette welke in 1904 was beëindigd na het vertrek van
Bernardus Evers.
Afgebroken in 2019 t.b.v. verbreding van de Zutphenseweg. |
|
|
1907-1911 |
Lomme Pijlgroms en
Jacoba Flink |
Eerste hoofdbewoners |
1912-1913 |
Bartholomeus Schuring en Anna
Maria de Jong |
|
1915-1919 |
Johannes Pieter Adrianus Schmidt
en Louise Cailotte Anne van Geen |
Afkomstig van de Smid |
1919-...... |
Johannes Jacobus Theodorus Evers |
|
|
|
|
|
|
|
|
Flierderkamp |
|
|
Berend
Braakhekke koopt op 1 december 1905 grond van broer en zus
Gerrit Hendrik Ilbrink en Frederika Ilbrink. Was waarschijnlijk
perceel 594 anno 1832, nakijken wie daarvan toen de eigenaar
was.
Vanaf 6 maart
1906 woont het echtpaar in een nieuw huis met huisnummer 205a.
Ze zijn afkomstig uit Eefde en hebben eerder ook nog op de
Prins, 't Loo en de Grote Kap gewoond.
Ze gaan er wonen
samen met zoon Berend en schoondochter Johanna Hietbrink die
op 2 juni 1906 zijn getrouwd.
Op 17 augustus
1911 koopt Berend Braakhekke een perceel grond te Gorssel,
sectie E nrs. 2357, 2358 en 3434, van Hendrik Jan van der
Meij. Op 2 februari 1920 verkoopt hij perceel 2363 aan Jan
Albert Willem Kolkman die er waarschijnlijk een koepel en
tuin van maakt en deze op 1 augustus 1921 verkoopt aan Mechteld
Stegeman.
In februari 1940
is Berend Braakhekke overleden en vrij snel daarna zoon Herman
en zijn echtgenote Jantjen Muil op de Flierderkamp gaan wonen,
in goed overleg met zussen en broer. Want de vier nog ongetrouwden,
vonden dat hun ‘oldershuus’ moest blijven.
|
|
|
1906-1931 |
Hendrik Braakhekke
en Hendrika Bannink |
Eerste hoofdbewoners |
1906-1940 |
Berend Braakhekke en Johanna Hietbrink |
Berend is de zoon van Hendrik
en Hendrika |
1934-....... |
Herman Braakhekke en Jantjen Muil |
Herman is de zoon van Berend en
Johanna |
|
|
|
|
Huidig adres: Flierderweg 3 |
205a>220>273>412>522 |
|
|
|
Boskoele |
|
Op de
grens van zwembad de Boskoele en de parkeerplaats stond vroeger
een daglonershuisje welke wij daarom de naam Boskoele hebben gegeven,
het is geen naam van oudsher. Deze naam is niet bekend en lange
tijd was het überhaupt niet bekend dat hier een huisje heeft
gestaan. Zo zag Herman Braakhekke van de Flierderkamp bij het ploegen
op deze plek stukken steen naar boven komen maar had hij geen idee
dat deze afkomstig waren van een huisje wat er vroeger had gestaan.
Veel zal het niet hebben voorgesteld en het huisje heeft er ook
maar 23 jaar gestaan. |
|
|
Het
huisje zal zijn gebouwd in 1854 en de eerste bewoners waren
Teunis Hagens en Willemina van der Meij die eerder op de Stiele
woonden. Dat huis was echter eigendom van Gerrit Jan van der
Meij, broer van Willemina. Hij zal voor zijn huwelijk op het
ouderlijk huis de Braamkolk hebben gewoond maar zal na zijn
huwelijk op 22 september 1854 met Lammerdina Klein Nulent
op de Stiele zijn gaan wonen waarna Teunis en Willemina plaats
moesten maken. Het huis kreeg huisnummer 70f en die van de
Stiele was 70c. In 1866 kreeg het huis huisnummer 112 en dat
van de Prins was huisnummer 113. Dat is vreemd omdat tussen
de Boskoele en de Prins nog de Stiele (109), Bannink (110)
en de Kleine Galette (111) waren gelegen. Normaal gesproken
zit er een geografisch logische volgorde in de huisnummers
maar dat lijkt in 1866 in deze omgeving even niet goed te
zijn gegaan.
Teunis en Willemina hadden vier kinderen, hun vijfde kind
werd op 19 juni 1854 nog levenloos geboren op de Stiele. Op
3 mei 1856 wordt dochter Willemina nog geboren. Teunis was
klompenmaker van beroep en is op 24 februari 1862 overleden.
Aangifte daarvan wordt gedaan door naaste buren Jan Willem
Wentink en Albert Jan Leusink van Nieuw Bosser. Willemina
hertrouwt op 24 januari 1863 met Hendrik Jan Broer, weduwnaar
van Johanna Spanheim die dan op de Boskoele komt wonen. Op
24 oktober 1865 gaan zij inwonen op Bannink bij zus Willemken
van der Meij en zwager Egbert Bannink. Kennelijk was de krappe
dubbele bewoning beter dan hun eigen onderkomen wat waarschijnlijk
niet meer dan een hut zal zijn geweest.
Op het kaartje hiernaast is de Markeweg met een grijze streep
doorgetrokken naar de Lindeboomweg, dat was vroeger het geval. |
|
|
Het
huisje staat dan een jaar leeg, wil er dan niemand meer wonen? Jawel,
dagloner Jan Kiezel die dan nog inwoont op de daglonerswoning Klein
Reuvekamp, ziet dat wel zitten. Samen met zijn echtgenote Johanna
Nieuwenhuis en drie kinderen gaat hij op 3 juli 1866 op de Boskoele
wonen. Er worden nog twee kinderen geboren waardoor de familie Kiezel
uiteindelijk met zeven personen in het huisje wonen. Waarschijnlijk
was het huisje uiteindelijk in zo'n slechte staat dat het niet meer
verantwoord was om er met zoveel mensen in te wonen. Het bijgedeelte
van Nieuw Bosser stond al een tijdje leeg en uiteindelijk hebben
Jan en Johanna besloten om daar te gaan wonen, ze zijn er op 16
januari 1877 naartoe verhuisd. Waarschijnlijk zal zoon Christiaan
ziek zijn geweest en was het beter als hij daar zou zijn. Helaas
mocht het niet baten, Christiaan is op 21 januari 1877 overleden
en werd maar 16 jaar oud. Eerder woonde en werkte hij ook nog als
dienstknecht op 't Sweersink in de Eesterhoek.
Mogelijk is het huisje na het vertrek van de familie Kiezel in 1877
afgebroken maar het betreffende huisnummer 112 duikt in 1889 ineens
weer op in het bevolkingsregister en op dit huisnummer worden dan
Gerrit Jan Groot Bluemink en Janna Schutte ingeschreven. Dat zal
maar van korte duur zijn geweest want in 1890 staan zij al ingeschreven
als medebewoners van de Stiele en de Boskoele is op de kadastrale
kaart van 1889 al verdwenen. De kaartjes hieronder zijn van 1867
(links) en 1890 (rechts). Linksonder het kaartje van 1867 is de
Boskoele aangegeven en op het kaartje van 1890 is deze verdwenen.
Het boerderijtje zal hebben gestaan rechts op de foto met zwembad,
op de grens van de zonneweide. Deze foto is in 1987 gemaakt door
Ab Hakeboom en het auteursrecht berust bij Wegener, voor gebruik
is eenmalig toestemming verleend. |
|
|
|
1854-1862 |
Teunis Hagens en Willemina
van der Meij |
Eerste hoofdbewoners |
1863-1865 |
Hendrik Jan Broer en Willemina
van der Meij |
Hendrik Jan is de tweede echtgenoot
van Willemina |
1866-1877 |
Jan Kiezel en Johanna Nieuwenhuis |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1889-1889 |
Gerrit Jan Groot Bluemink en Janna
Schutte |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
|
|
|
|
Huidg adres: afgebroken, stond
tegenover Flierderweg 18 |
|
|
|
|
Lindeboom |
|
De
Lindeboom dankt zijn naam aan een grote lindeboom die voor het huis
stond en er nog steeds staat. De boom zal er al hebben gestaan toen
het boerderijtje werd gebouwd welke het huisnummer 70d kreeg. Dat
zal zijn geweest omstreeks 1853, want de Stiele met huisnummer 70c
werd in 1851 gebouwd en de Boskoele met het huisnummer 70f zal in
1854 zijn gebouwd. We gaan ervan uit dat de Lindeboom en de Kleine
Galette (welke huisnummer 70e kreeg) in dezelfde periode zijn gebouwd.
|
|
|
Eerste bewoners zijn
dagloner Egbert Bannink en Willemken van der Meij die van de
Braamkolk afkomstig zijn en daar in 1851 nog woonden. Op 5 januari
1853 wordt hun zoon Albert Jan geboren en getuigen bij de aangifte
zijn Jan Willem Tuitert van 't Tjoonk en Egbert Enterman van
't Marsveld en dat doet vermoeden dat het echtpaar dan nog in
de buurt van Joppe hebben gewoond, maar omdat Egbert Enterman
in 1854 op de Prins woonde gaan we ervan uit dat zij hem daarvan
al gekend hebben en al op de Lindeboom woonden.
Albert Jan was het derde kind van Egbert en Willemken en in
1857 wordt hun vierde kind Hendrik geboren hij leeft maar twee
maanden. Egbert Enterman doet aangifte van het overlijden van
en dan wordt voor het eerst het huisnummer 70d genoemd. In het
register van personele omslag van 1856 wordt alleen het huisnummer
70c van de Stiele genoemd, alleen diens bewoner Gerrit Jan van
der Meij (broer van Willemken) verdiende kennelijk genoeg om
belasting te "mogen" betalen, in de andere huisjes
was het armoe troef. Bij Gerrit Jan in huis woonde zus Alberdina
van der Meij en daar woonde eerder andere zus Willemina van
der Meij die in 1854 op de Boskoele is gaan wonen. Je kunt wel
zeggen dat deze omgeving een Van der Meij enclave was met een
broer en drie zussen die kort bij elkander woonden en straks
komen wij jongste zus Lena ook nog tegen. Zij zijn de kinderen
van Gerrit Berend van der Meij en Aleijda Smeenk die op de Braamkolk
woonden en eigenaar waren van de Stiele welke al eerste huis
van de enclave was gesticht. |
|
Op
de Lindeboom worden nog eens drie kinderen geboren, de laatste
in 1865. Dat jaar komt ook zojuist genoemde Lena van der Meij
op de Lindeboom wonen samen met haar echtgenoot Gerrit Muil
en hun dochter Johanna Aleida, zo ontstaat er een dubbele
bewoning zoals dat ook het geval is op de Kleine Galette en
de Stiele. Lena woont er maar kort en verhuist op 12 december
1865 naar een het nieuwe daglonershuisje Spoorpad in Joppe,
vlakbij het ouderlijke huis de Vossebelt van Gerrit Muil.
Dan komt zus Willemina er wonen met haar echtgenoot Hendrik
Jan Broer, zij komen van de Boskoele. Zij verhuizen in 1866
naar Eefde waarmee de dubbele bewoning voor nu even ophoudt
te bestaan.
Ondertussen is Egbert Bannink niet alleen bewoner maar ook
eigenaar geworden van de daghuurdersplaats. Bij de veiling
in 1863 van Huize Joppe en alle behorende boerderijen en gronden
blijkt deze ook bij Huize Joppe te behoren. Het betreft perceel
81 van de veiling en de daghuurdersplaats wordt beschreven
als erf, bouwland, weiland en dennenbosch welke tot 22 februari
1876 is verpacht aan Egbert Bannink. Betreft de kadastrale
percelen 1587 t/m 1590 van ruim een bunder gelegen tussen
den Kamperweg en de Flierderbeek. Het huis zelf wordt niet
geveild, want alle gebouwen op het erf zijn door Egbert gebouwd
en behoren hem toe. Uiteraard slaat Egbert dan zijn slag en
voor 130 gulden koopt hij alle gronden. |
|
|
|
|
Bijgaande
kaart is weliswaar van 1911 maar daarop staat het huisje bij
naam aangegeven en zijn ook de gronden goed herkenbaar. Tevens
zijn de huidige Lindeboomweg (voorheen Kamperweg genaamd)
en de kronkelende Flierderbeek goed te zien.
Op 11 oktober 1875 laat Egbert de daghuurdersplaats zelf veilen
maar het bod is te laag en hij bedankt. Egbert en Willemien
wonen dan al niet meer op de Lindeboom, zij zijn op 10 februari
1873 al verhuisd naar Eefde. Dat is wel bijzonder want zij
hebben toen de Lindeboom niet kunnen verpachten en pas twee
jaar later komen er nieuwe pachters en bewoners. Dat zijn
Hendrik Jan Boterman en Jenneken Slagman die dan net zijn
getrouwd en woonruimte nodig hadden. Maar lang hebben zij
er niet gewoond, op 1 december verkassen ze alweer naar 't
Ravennest en het geeft wel aan dat de Lindeboom niet zo'n
geweldig onderkomen moet zijn geweest. Op 22 januari 1876
komen er wel weer snel nieuwe bewoners, dat zijn Johannes
Esselink en Regina Wichgers die inwonen op de Galette en op
de Lindeboom iets voor hunzelf hebben. Maar Johannes heeft
er niet lang van kunnen genieten, hij is op 12 juni 1876 overleden.
Regina hertrouwt op 26 april 1877 met Hermannus Schotman en
op de Lindeboom wordt dat jaar nog een dochter geboren. Op
9 maart 1878 verhuizen zij naar Zutphen samen met de vier
kinderen uit Regina haar eerste huwelijk. Nieuwe bewoners
worden Antonij Schotgerrits en Hendrika Johanna Fluit. Wat
opvalt is dat de hoofdbewoners Johannes, Hermannus en Antonij
allemaal Rooms-Katholiek zijn en daar blijkt nog de invloed
van huize Joppe een rol te hebben gespeeld. Hermannus zal
Antonij hebben getipt, ze komen allebei uit Raalte en zullen
elkaar wel hebben gekend. |
|
|
Egbert
Bannink en Willemken van der Meij zijn in 1876 verhuisd van
Eefde naar Zutphen en aldaar is Egbert overleden op 1 november
1877. Op 18 maart 1882 ontvangt Willemken van der Meij een
lastgeving en moet zij de Lindeboom opnieuw laten veilen en
nu echt verkopen. Het zijn de erven Bannink die de daghuurdersplaats
bestaande uit huis en erf, bouwland, weiland en dennenbosch
gaan verkopen. Het geheel wordt ingezet op 1500 gulden en
pas op 500 gulden gemijnd. Koper is Daniel Jacob Rudolph Brants
bij wie Egbert nog een obligatie met hypotheek had lopen en
de erven kunnen deze op 1 mei 1882 aflossen. |
|
Op
3 juni 1884 verkoopt Daniel Jacob Rudolph Brants het daglonersplaatsje
met 200 gulden winst door aan Egbert Enzerink van 't Have
uit Eefde. Overigens is de naam Lindeboom tot nu toe nog in
geen enkele akte genoemd maar het toeval wil wel dat Egbert
reeds eigenaar is van het daglonersplaatsje de Lindeboom in
Eefde welke hij op 18 juli 1884 verkoopt aan Lambertus Hendrikus
Willemsen. Mogelijk heeft hij toen bedacht zijn nieuwe bezit
in Gorssel ook maar de naam de Lindeboom te geven. November
1884 verhuizen Antonij Schotgerrits en Hendrika Johanna Fluit
naar het erve Luttelerveen in Harfsen. |
|
|
|
De nieuwe bewoners
komen van oorsprong uit Harfsen, dat zijn Hendrik Willem
de Groot en Christoffelina Viel. Ze zijn er niet geboren
maar zijn er na hun huwelijk gaan wonen bij de moeder van
Christoffelina die in het boerderijtje woonde welke later
de naam "Tempelman" zou krijgen. Moeder van Christoffelina
is Zwenneken Klein Nengerman die op 31 december 1882 is
overleden en haar naaste buurman Jan Strookappe deed daarvan
aangifte. Even een bruggetje naar de familie Strookappe
waarvan wij de naam straks nog een keer zullen horen!
Hendrik Willem
en Christoffelina hebben vijf kinderen waarvan de oudste
is geboren in Harfsen en de anderen in Eefde waar het echtpaar
vanaf 1873 op twee adressen heeft gewoond. Op het eerste
adres werden zij opgevolgd door kinderen (eerst Gerritjen
en later Gerrit Jan) van Egbert Bannink en op het tweede
adres volgden zij Willemina van der Meij en Hendrik Jan
Broer op die eerder nog op de Lindeboom inwoonden. Het is
wel duidelijk dat het echtpaar de Groot bekend was met echtpaar
Bannink.
Ondanks dat het gezin uit zeven personen bestaat, blijkt
de Lindeboom toch nog groot genoeg voor een dubbele bewoning
want in 1885 komt dagloner Berend Scholten ook op de Lindeboom
wonen. Hij is dan net weduwnaar van Berendina Dakhorst met
wie hij drie kleine kinderen heeft maar zij komen niet mee,
kennelijk was daar dan weer niet ruimte genoeg voor. Met
Berendina woonde Berend eerder nog op de Steege in de Eesterhoek
en later op Gotink in Eefde. Op 15 mei 1888 gaat hij wonen
en werken op de Smit in Gorssel en dan komt het echtpaar
Reinirus Johannes Branderhout en Berendina Weeverink in
het dubbele woongedeelte wonen. Na het overlijden van Berendina
Weeverink op 24 mei 1907 hertrouwt Reinirus Johannes Branderhout
op 23 november van hetzelfde jaar met Hendrika Maria Hutten
(dat jaar weduwe geworden van Antoni Wichers) en gaat bij
haar in Harfsen wonen.
|
|
|
Jan Hendrik Meijerink en Aleijda ter Maat zijn de volgende
medebewoners. Zij zijn zijn afkomstig van Eefde van het
inmiddels verdwenen plaatsje de Broer welke tussen de huidige
Lindeboomweg en Flierderweg zal hebben gelegen. Beide wegen
lopen door naar Eefde en vandaar dat wij daar deze straatnamen
ook tegenkomen. Het echtpaar heeft een zoon en dochter die
ook Aleijda heet. Zij trouwt op 30 mei 1925 met Derk Jan
Brokken en zij wonen dan kort op de Lindeboom. Omstreeks
1926 zijn beide echtparen verhuist naar Eefde waar zij eerst
hebben gewoond in de omgeving van de Teenkweg en later samen
in hebben gewoond op boerderij Gotink. Met hun vertrek eindigt
de dubbele bewoning van de Lindeboom. Op de foto's hiernaast
zien wij Derk Jan Brokken en Aleijda Meijerink op latere
leeftijd. |
|
|
|
|
Terug
naar de familie de Groot en weer even terug in de tijd. Hendrikus
is dagloner van beroep en later arbeider, er zal maar sprake zijn
van kleinschalige landbouw op de Lindeboom. Hendrikus Hermanus Reugebrink
en Johanna Hendrika de Groot wonen al de tijd gepacht. Op 8 mei
1909 krijgen ze te maken met een andere eigenaar als Egbert Enserink
het huis en erf met bouwland voor 1700 gulden verkoopt aan Hendrik
Makkink en Karolina Willemina Wiltink van 't Wolferink. De vier
oudste kinderen zijn inmiddels getrouwd en uitgevlogen, alleen jongste
dochter Johanna Hendrika de Groot woont nog thuis. Zij trouwt op
16 april 1910 met Hendrikus Hermanus Reugebrink en hij komt dan
op de Lindeboom wonen. De opvolging is daarmee geregeld en dat is
mooi op tijd want het jaar erop overlijdt Hendrik Willem op 12 december
en Christoffelina overlijdt niet veel later op 30 april 1912. Het
echtpaar heeft nog de geboorte van twee kleinkinderen kunnen meemaken
en uit het huwelijk van Hendrikus en Johanna worden daarna nog vier
kinderen geboren. Van de zes kinderen overlijden er drie in hun
eerste levensjaar zodat het gezin Reugebrink uiteindelijk uit vijf
personen bestaat. |
|
|
Op
23 februari 1921 overlijdt Karolina Willemina Makkink-Wiltink
en daarna vindt er een boedelscheiding plaats waarbij de Lindeboom
ook wordt verdeeld. Deze bestaat dan nog steeds uit de kadastrale
percelen 1587 t/m 1590 en daarbij perceel 3331 van ruim een
hectare bestaande uit 3/5 bos en 2/5 bouwgrond. Het geheel
gaat naar dochter Willemina Johanna Makkink en haar echtgenoot
Gerrit Boschloo van 't Boschloo. Op 2 november 1925 verkopen
zij alle percelen voor 5500 gulden aan de 23-jarige rietdekker
Jan Hendrik Braakhekke, zoon van Evert Jan Braakhekke van
de Kleine Galette. Er wordt gesproken over een dubbel woonhuis
welke is verhuurd, wij weten dat de huurders dus de families
Reugebink en Meijerink waren. De familie Meijerink is kort
daarna vertrokken, maar de familie Reugebrink bleef. Wel logisch
want Jan Hendrik Braakhekke en Johanna Hendrika de Groot zijn
familie, Johanna Hendrika is namelijk de tante van Jan Hendrik,
hij is de zoon van Sina Hendrika de Groot. Als hij het jaar
erop trouwt met Derkjen Enderink gaat hij niet met haar op
de Lindeboom wonen, maar in de woning van rietdekker Woertman
aan de Zutphenseweg.
Johanna Hendrika
de Groot overlijdt op 9 april 1931. Hendrikus Hermanus verhuist
begin 1933 naar een nieuw huis aan de Flierderweg welke in
1932 is gebouwd. De eigenaar is Johannes Hendrikus Zwierink
uit Harfsen en het betreft een arbeiderswoning voor de vereniging
uitsluitend werkzaam ter bevordering van de verkrijging van
onroerend goed voor landarbeiders uit Gorssel. Hendrikus gaat
hier wonen met zijn drie kinderen en zijn nieuwe echtgenote
Hendrika Willemina Johanna Heijink, weduwe van Harmen Jan
Willem Eijerkamp, met wie hij op 14 januari 1933 is getrouwd.
Op de foto hiernaast zien wij Hendrikus met zijn tweede echtgenote
met wie hij dus niet op de Lindeboom heeft gewoond. |
|
|
Onduidelijk is wie er in 1933
zijn komen wonen, daar doen we nog even onderzoek naar.
Wel weten we dat in 1939 Jan Nijkamp en Dina Enderink er
zijn komen wonen met hun vier dochters. Het echtpaar komt
uit Harfsen waar zij op het erve Dijkman tegenover het erve
Strookappe hebben gewoond. Dina poetste wel eens de klompen
van de kinders van Strookappe, zo hielp zij haar overbuurvrouw
Heintje in het nog veel grotere gezin van Strookappe. Dina
is de jongere zus van Derkjen Enderink en zo komt er weer
familie van eigenaar Jan Hendrik Braakhekke op de Lindeboom
wonen die de boerderij aan Jan en Dina heeft verkocht.
Op 30 januari 1939 dient Jan Nijkamp een aanvraag in voor
het bouwen van een kippenhok op het hem toebehorende kadastrale
perceel 1587 t/m 1590 aan den Zandweg in Gorssel, hij woont
dan nog in Harfsen. Op 24 maart 1939 wil hij ook nog een
schuurtje laten bouwen, hij woont dan al op de Lindeboom.
Beide opstallen worden gebouwd door Antoon Enderink, broer
van Dina en Derkjen. Het schuurtje is te zien op een foto
eerder in dit verhaal. De familie Nijkamp runt een kleinschalig
boerenbedrijf. Grootvader Johan Nijkamp verhuist van Dijkman
naar Lindeboom en is er op 26 november 1940 overleden.
Op de foto's hiernaast zien
wij Jan en Dina op een bankje zitten en op de andere foto
zien wij hun vier dochters Dirkje, Dieneke, Johanna en Jotje.
|
|
|
|
|
Om gezondheidsredenen
van Jan hebben Jan en Dina Nijkamp waarschijnlijk in 1962 de boerderij
verkocht en zijn zij gaan wonen in een aanleunwoning van de Borkel
in Gorssel. Op 10 september 1962 doet mevr. E.H. van der Spek -
van Heulekom uit Bussum een bouwaanvraag voor het verbouwen van
het boerderijtje op perceel 1590 aan de Lindeboomweg 3 te Gorssel.
In 1981 bouwaanvraag paardenstal
door Schermer. Onduidelijk is of dit nu voor de Lindeboomweg 3 of
5 is. |
|
1853-1873 |
Egbert Bannink en
Willemken van der Meij |
Eerste hoofdbewoners |
1875-1875 |
Hendrik Jan Boterman en Jenneken
Slagman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1876-1876 |
Johannes Esselink en Regina Wichgers |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1877-1878 |
Hermannus Schotman en Regina Wichgers |
Hermannus is de tweede echtgenoot
van Regina |
1878-1884 |
Antonij Schotgerrits en Hendrika
Johanna Fluit |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1884-1912 |
Hendrik Willem de Groot en Christoffelina
Viel |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1910-1933 |
Hendrikus Hermanus Reugebrink
en Johanna Hendrika de Groot |
Johanna Hendrika is de dochter
van Hendrik Willem en Christoffelina |
1933-1938 |
Onbekend |
|
1939-1962 |
Jan Nijkamp en Dina Enderink |
Het echtpaar was afkomstig van
Dijkman in Harfsen |
1969 |
Mej. E.M.C. van der Spek |
Zij doet in 1962 al een bouwaanvraag
voor het verbouwen van de boerderij |
1980 |
Mw. P.M. Durivou, dhr. W. Schermer |
|
|
|
70d>110>174>202>224>278>418>531
= Lindeboomweg 3 |
|
Dubbele bewoning: |
|
1865-1865 |
Gerrit Muil en Lena van der Meij |
Lena is de jongste zus van Willemken |
1865-1866 |
Hendrik Jan Broer en Willemina
van der Meij |
Willemina is de zus van Willemken
en Lena |
1885-1888 |
Berend Scholten |
Geen familie van vorige medebewoners |
1888-1907 |
Reinirus Johannes Branderhout
en Berendina Weeverink |
Geen familie van vorige medebewoner |
1908-1926~ |
Jan Hendrik Meijerink en Aleijda
ter Maat |
Het echtpaar verhuist tussen 1921
en 1930 naar Eefde |
1925-1926~ |
Derk Jan Brokken en Aleijda Meijerink |
Aleijda is de dochter van Jan
Hendrik en Aleijda |
|
|
|
|
Huidig adres: Lindeboomweg 3 |
70d2>110-2>175>201>225>279 |
|
|
Kleine
Galette |
|
|
Huisnummer 70e. Moet zijn gebouwd
tussen 1851 (70c Stiele) en 1854 (70f Boskoele).
Op 4 juni 1879, tien dagen
na de aankoop van de Galette, verkoopt Hendrik Willem via
een veiling in de Roskam de "Kleine Galette" welke
wel aan de Flierderweg lag. Deze bestaat uit een huis en
erf, bouwland, heide en dennen en was samen 1,6 hectare
groot. Ook deze erve was door Hendrik Willem in 1873 gekocht,
waarschijnlijk tegelijkertijd met de Galette en ook van
Jan Nijenhuis. Het stukje heide (perceel 549) lag bij het
boerderijtje de Prins welke aan de Flierderweg is gelegen,
maar de Kleine Galette is zeer waarschijnlijk het huidige
middelste boerderijtje tegenover zwembad de Boskoele aan
de Lindeboomweg waarvan het perceel grenst aan de Prins.
Het geheel wordt gemijnd voor 750 gulden door zoon Hendrik
Jan, maar hij wordt niet de koper, dit is waarschijnlijk
de notaris, Hendrik Kleijn. Deze verkoopt namelijk de Kleine
Galette op 2 februari 1885 aan Jan Hendrik Braakhekke, schoonzoon
van Hendrik Willem van der Meij en in die tijd bewoner van
de Klein Galette.
De pasteltekeningen van de
boerderij zijn gemaakt door Sylvia van Berkel. Voor meer
tekeningen en schilderijen van haar zie deze website.
|
|
|
Johanna Hagens overlijdt op 30
oktober 1875. Harmen gaat daarna bij buurman Gerrit Jan van
der Meij wonen en november 1876 verhuist hij naar 't Velderhof.
Akte 02-02-1885: het daghuurdersplaatsje "de kleine Galette",
bestaande uit een huis en erf, bouwland en heidegrond en dennen,
in de Gemeente Gorssel, sectie E, nrs. 2356, 549, 1580, 1581,
1582, 1583 en 1584.
Anno 1952 wonen hier W. Beltman,
H. Braakhekke, wed. E.J. Braakhekke en Willem Schermer.
1981: bouwaanvraag paardenstal,
Schermer. |
|
|
|
|
|
1859-1870 |
Arend Leusink en Grada Bouwmeester |
Waarschijnlijk de eerste hoofdbewoners |
1871-1875 |
Albertus de Haan en
Hendrika IJsseldijk |
Geen familie van vorige
hoofdbewoners |
1875-1914 |
Jan Hendrik Braakhekke en Aaltjen
Frederika van der Meij |
Geen familie van vorige hoofdbewoners
|
1901-1952 |
Evert Jan Braakhekke en Sina Hendrika
de Groot |
Evert Jan is de zoon van Jan Hendrik
en Aaltjen Frederika |
1922-1952> |
Willem Beltman en Christoffelina
Braakhekke |
Christoffelina is de dochter van
Evert Jan en Sina Hendrika |
1952 |
Willem Schermer en Sina Hendrika
Beltman |
Sina Hendrika is de dochter van
Willem en Christoffelina |
1980 |
L.W. Bieringa? |
|
|
|
70e>111>176>203>223>276>417>530 |
|
|
|
|
Dubbele bewoning |
|
1861-1875 |
Harmen Mensink en Johanna Hagens |
|
1876-1894 |
Egbert Roelof Poorterman en Jenneken
Beltman |
|
|
Huidig adres: Lindeboomweg 5 |
70e2>111-2>177 |
|
|
Stiele |
|
Op
10 januari 1851 koopt Gerrit Berend van der Meij van de Braamkolk
een stuk heidegrond met perceel nummer E547 van Albert Eggink van
't Boonk en hij laat hier een huis op bouwen. Bij de bouw zijn stielen
gebruikt, dat zijn rechtopstaande zware kolommen hout (stijlen)
waarop de dakconstructie leunt. Dit hout komt van zware bomen die
waarschijnlijk wel in de omgeving hebben gestaan. En zo zal het
boerderijtje aan de naam de Stiele zijn gekomen.
Gerrit Berend van der
Meij en zijn echtgenote Aleijda Smeenk wonen op de Braamkolk en
blijven daar wonen. Het huisje krijgt huisnummer 70c en wordt bewoond
door hun dochter Willemina van der Meij en haar echtgenote Teunis
Hagens die afkomstig zijn van de Kleine Kap waarvan Gerrit Berend
van der Meij eerder ook eigenaar was. Ook dochter Alberdina en haar
echtgenoot Lambert Berentzen gaan er wonen, zij zijn afkomstig van
katerstede Nijland. Dit echtpaar gaat wonen in het gedeelte met
huisnummer 70c2.
Gerrit Berend overlijdt op 15 janari 1854 en bij de boedelscheiding
worden als onroerende goederen genoemd een huis en erf (perceel
E1383) en een stuk heide (perceel E1384) met een getaxeerde waarde
van 300 gulden. Hun enige volwassen zoon Gerrit Jan krijgt de onroerende
(en ook de roerende) goederen toebedeeld en hij betaalt zijn vijf
zusters elk hun deel van 29 gulden en 75 cent. Dat zijn naast Willemina
de gezusters Alberdina (e.v. Lambartus Berends), Jenneken (e.v.
Jan Leunk), Willemken (e.v. Egbert Bannink) en de ongehuwde en nog
minderjarige Helena. Gerrit Jan zelf is ook nog ongehuwd en woont
nog bij zijn ouders op de Braamkolk en op 19 juni 1854 blijken Teunis
en Willemina nog op huisnummer 70c te wonen als er een levenloos
kind wordt geboren. Een drama voor het echtpaar die gelukkig wel
al ouders waren van vier gezonde kinderen. Wat dat aangaat was het
leven voor Alberdina en Lambert nog veel zwaarder, zij kregen acht
kinderen waarvan er zes levenloos werden geboren en de andere twee
maar resp. drie en acht dagen hebben geleefd.
Op 22 september 1854
trouwt Gerrit Jan van der Meij met Lammerdina Klein Nulent en gaat
hij met zijn kersverse echtgenote en moeder Aleijda Smeenk in het
hoofdgedeelte van de Stiele wonen. Willlemina en Teunis moeten dus
plaats maken en bouwen een huisje welke bij zwembad de Boskoele
heeft gestaan. Op 31 augustus 1854 leent Gerrit Jan geld van Philippus
Velderman met als hypotheek een huis en erf met bijgelegen gronden
te Gorssel. Op 11 september 1854 verkoopt hij bijen, waarschijnlijk
moesten die het huis uit van Lammerdina en was dat één
van de "huwelijkse voorwaarden". |
|
|
Gerrit Jan was dagloner van
beroep en Lammerdina was bij haar trouwen dienstmeid, ze
heeft nog op 't Walle gewerkt. Op de Stiele worden vier
kinderen geboren waarvan één levenloos en
een ander heeft maar vier weken geleefd. Bleven zoon Gerrit
Berend en dochter Hendrika Aleida en natuurlijk (schoon)moeder
en oma Aleijda Smeenk die op 17 december 1874 op 83-jarige
leeftijd overlijdt.
In 1887 krijgt het boerderijtje weer een dubbele bewoning
als Albert Sluiter en Hendrika Johanna Hagens bij de familie
van der Meij komen wonen. Waarschijnlijk in 1889 bouwen
zij zelf een "huisje in 't veld" op de Eesterbink
en gaan daar dan wonen. Nieuwe medebewoners zijn Gerrit
Jan Groot Bluemink en Janna Schutte die op 11 mei 1889 zijn
getrouwd en mogelijk nog kort in de bouwval van de Boskoele
hebben gewoond.
In 1890 vind de hernummering plaats en krijgen zij huisnummer
178 en wordt het huisnummer van de familie van der Meij
179. Op basis daarvan woonde Groot Bluemink in het linkergedeelte
van het huis en de familie van der Meij in het rechtergedeelte.
Op 29 mei 1890 komt ook Hendrika Diekerman, echtgenote van
Hendrikus Groenouwe, bij de familie Groot Bluemink wonen.
Bijzonder, want zij was op 29 mei met Hendrikus getrouwd
maar hij kwam er niet wonen. Hendrikus woonde eerder met
Harmina Nijkamp op de Galette. In 1893 zou de familie Groot
Bluemink volgens het bevolkingsregister zijn verhuisd maar
bij het overlijden van hun zoontje Gerrit Jan op 18 februari
1896 wordt melding gemaakt dat zijn ouders wonen op huisnummer
179 oftewel de Stiele.
|
|
|
Op
31 oktober 1891 verkoopt Gerrit Jan van der Meij de Stiele
(sectie E nrs. 2628, 2619, 1578 met grond) aan Gerardus Jolink,
ook wel Gradus Joling. Daarbij zal bij bedongen zijn dat Gerrit
Jan van der Meij er met zijn vrouw en zoon wel kon blijven
wonen, zij zullen toen zijn gaan huren. In 1893 vertrekt de
familie Groot Bluemink naar een nieuw huis in Gorssel en daarna
komen klompenmaker Bernardus Antonius Branderhorst en Berendina
Johanna Gerarda Weverink in het huis wonen. Evenals Gerardus
Jolink zijn deze mensen rooms-katholiek en Gerardus zal de
mensen mogelijk op basis van hun geloof hebben uitverkoren
om op de Stiele te komen wonen. In het bevolkingsregister
wordt foutief de naam van Johanna Hendrika Berendina Weverink
geb. 24-03-1870 vermeld, dat is de zus van Berendina. Foutjes
slopen regelmatig in dit register. In 1900 worden de huisnummers
verwisseld en in 1910 nog eens, dit lijkt ook een administratieve
dwaling te zijn. Wij gaan ervan uit dat de familie van der
Meij gewoon in hun eigen gedeelte is blijven wonen. Lammerdina
Klein Nulent is daar dan op 16 januari 1905 overleden en Gerrit
Jan op 2 maart 1906, hij werd 76 jaar oud. De ongehuwde zoon
Gerrit Berend bleef na het overlijden van zijn ouders op de
Stiele wonen.
Bij de familie Branderhorst werd in 1903 dochter Grada Hermina
Maria geboren, meer kinderen waren er niet. Op 5 september
1917 koopt Bernardus Antonius Branderhorst de Stiele (huis
met erf en bouwland te Gorssel, sectie E nrs. 2628 en 2629)
van Gradus Hendrikus Jacobus Joling. Hiermee komt ook het
recht van woning voor Gerrit Berend van der Meij te vervallen
en hij verhuist in oktober 1917 noodgedwongen naar Joppe en
gaat daar bij zijn zus Hendrika Aleida wonen die inmiddels
weduwe is van Johannes van Druten. Enigzins noodgedwongen
vertrekt de familie Branderhorst waarschijnlijk in 1926 ook
van de Stiele door wat problemen in de buurt. Dat jaar trouwt
dochter Grada Hermina Maria met Wilhelmus Hermanus Marsman
en gaat op zijn ouderlijk huis in Epse wonen en daar gaan
Bernardus Antonius en Berendina Johanna ook wonen. Op de foto
hiernaast is rechts waarschijnlijk Bernardus Antonius Branderhorst
te zien, links zien wij de bekende Gorsselnaar Gradus Jansen. |
|
|
|
In het
bewonersoverzicht hieronder wordt de familie Branderhorst genoemd
onder de medebewoners, maar zij werden na het vertrek van Gerrit
Berend van der Meij de hoofdbewoners en waren dat feitelijk al voor
zijn vertrek en misschien al voor het overlijden van Gerrit Jan
van der Meij. |
|
|
|
Hierna
komen landarbeider Hendrik Willem Oldenmenger en zijn echtgenote
Derkjen Goorman op de Stiele wonen, zij zijn afkomstig van
Broer op de Eesterbrink. Hendrik Willem heeft ook als dagloner
gewerkt op 't Spijk in Eefde. Het echtpaar heeft een zoon
en een dochter. Dochter (Johanna Hendrika) Anna trouwt in
1948 met Hendrik Jan Nijenhuis en zij komen dan ook in het
huis wonen. Derkjen Goorman woont er dan al niet meer, zij
is op 6 mei 1944 overleden. Er werd kleinschalig wat verbouwd
en er was één koe met wie Anna hiernaast op
de foto staat. Rechts in de achtergrond staat de Kleine Galette.
Hendrik Jan is geboren op 't Veldzicht in Joppe waar later
de familie Dijkerman woonde. Hij werkte als bakker en deed
dat waarschijnlijk ook voor Brinkman in Joppe. In 1955 vertrekken
Hendrik Jan Nijenhuis en Johanna Hendrika Oldenmenger met
Hendrik Willem Oldenmenger naar Deventer en Hendrik Jan gaat
er werken voor de IJsseldal melkfabriek.
Op de foto's links hiernaast zien wij Hendrik Willem Oldenmenger
en Derkjen Goorman. Links hieronder het echtpaar met hun kinderen
Anna en Antoni en rechts hieronder Anna met haar echtgenoot
Henk. Op de middelste foto de twee kinderen van dit echtpaar.
|
|
|
|
In
1955 komt de familie A.J. Schuurman hier wonen, zij woonden daarvoor
aan de Jodendijk in Eefde. Waarschijnlijk betreft dit het echtpaar
Arend Jan Schuurman en Alijda Lena van der Heide. Zij verbouwen
het boerderijtje voor bewoning van één gezin. Rond
1980 is het boerderijtje geveild en in 1983 zal het huis zijn verbouwd
door de familie K.A. van de Wel die hiervoor in 1982 een bouwaanvraag
deed. Zij zullen waarschijnlijk het boerderijtje, wat toen al een
woonhuis was, hebben gekocht op de veiling. |
|
|
|
1851-1854 |
Teunis Hagens en Willemina
van der Meij |
Eerste hoofdbewoners |
1854-1906 |
Gerrit Jan van der Meij en Lammerdina
Klein Nulent |
Gerrit Jan is de broer van Willemina |
1906-1917 |
Gerrit Berend van der Meij |
Gerrit Berend is de zoon van Gerrit
Jan en Lammerdina |
|
|
|
1851-1860 |
Lambert Berentzen en Alberdina
van der Meij |
Eerste medebewoners en later hoofdbewoners |
1887-1890 |
Albert Sluiter en Hendrika Johanna
Hagens |
Geen familie van vorige medebewoners |
1890-1893 |
Gerrit Jan Groot Bluemink en Janna
Schutte |
Geen familie van vorige medebewoners |
1893-1926 |
Bernardus Antonius Branderhorst
en Berendina Johanna Gerarda Weverink |
Geen familie van vorige medebewoners |
1927-1955 |
Hendrik Willem Oldenmenger en
Derkjen Goorman |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1948-1955 |
Hendrik Jan Nijenhuis en Johanna
Hendrika Oldenmenger |
Johanna Hendrika is de dochter
van Hendrik Willem en Derkjen |
1955-1980~ |
Arend Jan Schuurman en Alijda
Lena van der Heide |
|
|
|
|
|
Huidig adres: Flierderweg 7 |
|
|
|
|
Prins |
|
De
eerste bekende hoofdbewoners van de Prins zijn Harmen Meijer en
Hendrika Knopers die in 1790 in Holten zijn getrouwd, de woonplaats
van Hendrika. Harmen is afkomstig van Gorssel en is geboren op Bartels
Hofstede en is de achterkleinzoon van Jan Prins en mogelijk komt
het boerderijtje daarom aan haar naam. Het eerste kind van Harmen
en Hendrika wordt in 1790 nog in Holten geboren, maar hun tweede
kind (zoon Derk) wordt in 1792 in Gorssel geboren en we nemen aan
dat dit op de Prins is gebeurd en stellen dus dat de Prins in 1791
is gesticht. Maar we moeten er wel bij vermelden dat hiervoor geen
bewijs is. |
|
|
Zeker
is het wel dat uit het huwelijk van Harmen en Hendrika nog
vier kinderen in Gorssel worden geboren. Daarvan is het zojuiste
genoemde zoon Derk die op de Prins blijft wonen en werkt als
dagloner. Hij trouwt op 24 juli 1817 met Gardina Bluemink
en uit hun huwelijk worden acht kinderen geboren waarvan de
laatste in 1830. Een jaar later overlijdt Derk, hij wordt
maar 39 jaar oud. Gardina blijft op de Prins wonen samen met
haar schoonvader Harmen, haar schoonmoeder Hendrika Knopers
was al in 1821 overleden. Volgens het kadastrale register
van 1832 is de woning eigendom van de geërfdens van Eschede
en de familie Meijer zal het boerderijtje dus hebben gepacht.
Op 19 februari 1836 hertrouwt Gardina met Klaas Dijkink die
een jaar eerder weduwnaar was geworden van Harmina Schuitert
en met haar op de Oude Vos woonde. Klaas en Gardina gaan op
de Prins wonen en in 1837 wordt daar zoon Derk Jan geboren
en wordt Klaas voor het eerst vader. Bij de verdeling van
de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 wordt uit het zogenaamde
Exercitie-veld een perceel bouwland en huisplaats met kadastrale
nummers geheel 550 t/m 552 en gedeeltelijk 546 verkocht aan
Klaas Dijkink en wordt vermeld dat hij reeds eigenaar was
van het hierop staande huis. Hij krijgt ook wat heide geschonken
uit den Eschedeër Brink.
Omstreeks 1845 wonen ook Harmen Mensink (ook afkomstig van
Bartels Hofstede) en Johanna Hagens in het boerderijtje en
is er sprake van dubbele bewoning. Harmen Meijer woont er
dan ook nog, hij is op 30 januari 1848 op de Prins overleden. |
|
|
Hetzelfde
jaar op 23 november verkopen Klaas en Gardina het plaatsje
"de Prins" of "Prinsenplaats" aan (stief)dochter
Harmken Meijer en haar echtgenote Julie August Timan en zij
verhuizen dan van de Galette naar de Prins. Julie August is
echter schoenmaker van beroep en zal niet zoveel op het land
hebben gewerkt dan zijn voorgangers. Klaas kon ook niet lang
meer meewerken want hij is op 24 december 1850 overleden en
Gardina overleed al twee maanden eerder.
Harmken en Julie August hebben al twee kinderen en op de Prins
worden er nog eens drie geboren waarvan de laatste op 17 januari
1854. Later dat jaar zal het gezin zijn verhuisd naar Markelo
en wordt de Prins verpacht aan Egbert Enterman en Willempje
Knippenberg die afkomstig zijn van 't Marsveld te Joppe. In
1861 sticht dit echtpaar hun eigen boerderijtje halverwege
Gorssel en Joppe, zie Enterman eerder op deze pagina. |
|
|
|
|
De
volgende pachters zijn dagloner Harmen Nijenhuis en zijn echtgenote
Hendrika Holmer uit Harfsen en zij vinden op de Prins hun
plekkie. Het pachtcontract wordt dan ook omgezet in een koopcontract
en op 10 oktober 1863 vindt de overdracht plaats van "De
Prinsenplaats" bestaande uit huis en erf, bouw- , weide-
en heidegrond te Gorssel welke tot die tijd nog eigendom was
van de familie Timan. De familie Nijenhuis gaat op 1 maart
1864 nog een hypotheek aan en dan wordt er gesproken over
"de Prinsenhof".
Deze naam zou later gegeven worden aan een boerderij welke
naast het inmiddels verdwenen Bartels Hofstede werd gebouwd.
Harmen en Hendrika hebben twee kinderen en op de Prins worden
nog zeven kinderen geboren waarvan wel één levenloos
en een zoontje genaamd Garrit die in 1873 maar zes dagen heeft
geleefd. Op 1 maart 1881 vind er een veiling plaats van o.a.
dennen en die liggen dan op het erf van den "Ouden Prins".
Het echtpaar blijft hun hele verdere leven op de Prins wonen
welke voor Harmen eindigt op 29 oktober 1893 en voor Hendrika
op 14 april 1895.
In de tussentijd trouwt zoon Hendrik Jan op 1 september 1894
met Gerritjen Braamkolk en hij gaat dan verder als landbouwer
op de Prins. Maar hij zou het er niet zo lang volhouden als
zijn ouders en in 1898 besluit het echtpaar bouwplaats "De
Prins" te veilen en met hun twee dochters te verhuizen
naar Eefde. Wel bijzonder als je weet dat hij in 1892 de boerderij
nog heeft laten herbouwen, oorspronkelijk stond de "oude"
Prins iets ten zuid westen (links voor) de huidige woning. |
|
|
Hoogste
bieder op de veiling is Engbert Jan Muil uit Gorssel met een
bod van 1800 gulden. Hij blijft er per ongeluk ‘aan
hangen’, maar als 63-jarige weduwnaar ziet Engbert Jan
het niet zitten alleen op de Prins te gaan boeren en vraagt
(met enige dwang) zijn zoon Gerrit en Johanna Voupel (die
elkaar op 28 januari 1899 het ja-woord zouden geven) er met
hem te gaan wonen en het is ook zoon Gerrit die het boerderijtje
op zijn naam krijgt. Het is pas maart 1900 als de familie
Muil op de Prins komt wonen, zij woonden zolang nog op de
Bongerd in Gorssel waar de familie al vanaf 1876 woonde. In
de tussentijd wonen Hendrik Braakhekke en Hendrika Bannink
op de Prins, dat echtpaar woonde eerder op boerderij 't Loo
in de Eesterhoek. Na hun vertrek van de Prins woont het echtpaar
Braakhekke in Eefde om in 1906 terug te komen naar de huidige
Flierderweg en er de Flierderkamp te stichten.
En zo gebeurde het dat de Prins vanaf 1900 bewoond werd door
de mensen op de foto hiernaast: Engbert Jan, Gerrit &
Johanna en hun zeven dochters Muil die in de periode van 1899
tot 1912 werden geboren. Het was met zeven meiden best een
drukte op de Prins, maar hun grootvader Engbert Jan tolereerde
geen uitbundige uitingen van vrolijkheid. Werd met de harde
klep van de pet op de rand van de tafel geslagen dan hielden
de kinderen zich gedeisd om escalatie te voorkomen. Gerrit
moest dagelijks verantwoording afleggen voor de gang van zaken
op de boerderij, ook toen zijn vader aan het eind van diens
leven permanent het bed moest houden. Kwam Gerrit na het werk
binnen dan hanteerde hij de klep van de pet, sloeg ermee op
de rand van de bedstee, ten teken dat er eerst met hem moest
worden gesproken. Heel enthousiast was Gerrit niet, het boerenwerk
was niet echt zijn ding. |
|
|
|
De
boerderij leverde ook nog eens niet genoeg op om het gezin te onderhouden
en Gerrit nam daarom een bijbaantje als orgeltrapper in de kerk
waarmee hij van zijn hobby zijn werk kon maken, hij was namelijk
een liefhebber van muziek. Thuis een instrument spelen was helaas
financieel niet haalbaar. Een andere passie van hem zijn paarden,
maar tot zijn spijt had hij er zelf geen één. De omvang
van zijn eigen boerenbedoening was niet groot genoeg om elke dag
met een paard bezig te zijn, laat staan er zelf één
te bezitten. De liefde voor paarden en muziek heeft zich verder
ontwikkeld bij zijn kinderen en kleinkinderen. Vader en zoon Muil
overlijden beiden in 1923: Engbert Jan op 23 juni en Gerrit op 17
november, een dag nadat hij met zijn oudste dochter Harmina en aanstaande
schoonzoon Johan Hekkelman had afgesproken om de boerderij over
te nemen. |
|
|
Na het overlijden van Gerrit
werd Jo Hekkelman eigenaar van de boerderij en op 22 maart
1924 stapt hij samen met Mina Muil in het huwelijksbootje.
Daarmee namen zij een zware taak op zich, omdat de zorg
voor Johanna Voupel en haar minderjarige kinderen volledig
op hun schouders terecht kwam. Uit dit huwelijk worden drie
kinderen geboren: twee jongens in 1925 en 1926 en nog een
dochter in 1934. Deze dochter staat nog niet op de foto
hiernaast die omstreeks 1930 is gemaakt. Wel zien wij v.l.n.r.
Jo Hekkelman, Johanna Voupel, Mijnie Hekkelman (nichtje
van Jo die op de Nieuwe Kap woonde) en Mina Muil. Vooraan
staan de jongens Hennie en Gerrit Hekkelman.
Jo werkte als landbouwer op
de Prins en was veehandelaar. In 1951 verhuizen Jo en Mina
samen met Johanna Voupel en hun dochter naar de Marsweg.
Het boerenbedrijf wordt overgenomen door zoon Gerrit die
op 6 oktober van dat jaar trouwde met Frederika Alberta
Sletterink. Gerrit werkte er dus verder als landbouwer maar
was net als zijn vader ook veehandelaar van beroep. Uit
het huwelijk van Gerrit en Frederika Alberta worden twee
jongens en een meisje geboren.
In 1959 wordt de boerderij verkocht aan de heer en mevrouw
Hendriks. Hij was longarts in Rotterdam en zij werkte jarenlang
als paardendresseur in het circus. Op de Prins begonnen
zij een manegebedrijf en de heer Hendriks exploiteerde jarenlang,
vanaf 1960, in maatschap een melkveebedrijf met Gerrit Hekkelman.
Later kwam daar ook Jan van der Meij van de Galette nog
bij (1964-1971). Gerrit Hekkelman ging zelf in 1959 met
vrouw en kinderen aan de Markeweg wonen.
Enkele gedeelten uit dit verhaal
over de Prins zijn overgenomen uit het familieboek "De
Muiltjes van De Prins".
|
|
|
Vanaf
circa 1965 tot 1970 vond de opleiding voor rijinstructeurs en pikeurs
van de FNRS onderdak op De Prins. Op het hoogtepunt stonden er 70
rijpaarden in de stallen. Omstreeks 1970 verhuisde het opleidingscentrum
naar Deurne in Noord Brabant. In 1985 is het manegebedrijf gestaakt
en werd ‘de rijbak’ de thuisbasis van Rijvereniging
en ponyclub Semper Fidelis, totdat rond het jaar 2000 nieuwe hallen
werden gebouwd.
|
|
1791-1848 |
Harmen Meijer en Hendrika
Knopers |
Eerste hoofdbewoners |
1817-1836 |
Derk Meijer en Gardina Bluemink |
Derk is de zoon van Harmen en
Hendrika |
1836-1850 |
Klaas Dijkink en Gardina Bluemink |
Klaas is de tweede echtgenoot
van Gardina |
1848-1854 |
Julie August Timan en Harmken
Meijer |
Harmken is de dochter van Derk
en Gardina |
1854-1861 |
Egbert Enterman en Willempje Knippenberg |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1861-1895 |
Harmen Nijenhuis en Hendrika Holmer |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1894-1899 |
Hendrik Jan Nijenhuis en Gerritjen
Braamkolk |
Hendrik Jan is de zoon van Harmen
en Hendrika |
1899-1900 |
Hendrik Braakhekke en Hendrika
Bannink |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1900-1951 |
Gerrit Muil en Johanna Voupel |
Geen familie van vorige hoofdbewoners |
1924-1951 |
Johan Hekkelman en Harmina Muil |
Harmina is de dochter van Gerrit
en Johanna |
1951-1959 |
Gerrit Hekkelman en Frederika
Alberta Sletterink |
Gerrit is de zoon van Johan en
Harmina |
|
|
|
|
Huidig adres: Flierderweg 11 |
|
|
|
Iets
voorbij de Prins loopt de Amelterweg en die loopt helemaal door
tot aan Joppe. Wij nodigen jou van harte uit deze weg te behandelen
en de geschiedenis van Joppe verder te lezen op de Joppe
pagina! |
|