Eesterhoek  
 
De Eesterhoek is het oudste stukje Gorssel met een rijke historie met vermeldingen van boerderijen reeds in 1382. Het is ontstaan uit de oude marke Eschede toen deze werd verdeeld in de Eesterhoek en Eesterbrink. De naam Eesterhoek is waarschijnlijk afgeleid van de naam Eschedeër Hoek. In de Eesterhoek stonden en staan tientallen boerderijen welke op deze website de revue passeren met een overzicht van hun bewoners van ongeveer de periode 1750 tot 1950 waarbij o.a. de familienamen Ilbrink, Roeterdink, Tuitert, Scheuter, Scholten, Wiltink, Boschloo, Menkveld en Makkink vaak voorkomen. Op deze website daarom veel informatie en foto's over dit bijzondere stukje Gorssel!
 
 
Laatste updates:

Enterman en Nooitgedacht
 
Wij verkennen de Eesterhoek op volgorde van de huisnummers van 1841, zoals de postbode van toen zijn rondje liep en het nieuws bracht. Startpunt is Erve ´t Gier welke het dichtst bij het dorp Gorssel is gelegen en het huisnummer 31 had. Huisnummer 30 was van boerderij Smit welke in het dorp Gorssel lag. Het meest noordelijk gelegen huis van de Eesterhoek is Beltmanskamp met nummer 42a, het daarboven gelegen Beltman is namelijk gelegen in de Boschterhoek. Vlakbij Beltmanskamp ligt ´t Raland met huisnummer 43 en deze is de meest westelijk gelegen boerderij. Later zou dat ´t Weiland worden welke vlakbij de IJssel werd gebouwd. Het meest zuidelijk gelegen is ´t Dijkerhof met huisnummer 55 welke later nog zuidelijker zou worden herbouwd en eigenlijk tot de Eesterbrink behoort. Het laatste huisnummer van de Eesterhoek is 64 van de Oude Vos, maar op deze pagina ook aandacht voor de Nieuwe Vos in de Eesterbrink. Het is een flinke tocht waarbij wij vele boerderijen en huizen aandoen en daar interessante personen ontmoeten. Een overzicht van de familienamen per boerderij is hier te zien. Het is leuk om te weten dat er anno 1815 in Gorssel 62 huizen waren waarvan er maar 13 in de huidige bebouwde kom stonden, in de Eesterhoek waren dat er 29!
 
''t Gier
 
Is de Eesterhoek tegenwoordig vooral bekend door de ooievaars, in het verre verleden konden het wel eens gieren zijn geweest die over de Eesterhoek en erve 't Gier cirkelden. Of is 't Gier toch vernoemd naar het riekende goed wat over het land werd verspreid? Wij volgen op deze website de bewoners van de boerderijen vanaf de 17e eeuw maar dat neemt niet weg dat er ook wat verder terug in de tijd kan worden gekeken. Het erf "ten Gier" komen wij zodoende al in 1492 tegen in de pondschatting als het goet ten Ghier. De bouwman was toen gestorven en zijn vrouw was pauper, de boerderij was toen eigendom van een mevrouw Ebberts (Egberts) uit Doetinchem. Volgens een doopakte van 1608 blijken Luijken en Merrijken op het Gijer te wonen en rond 1645 zijn dat Arendt op 't Gier en zijn echtgenote Peterken Hendericks waarmee wij het bewonersoverzicht hieronder starten. Volgens het markeboek van Eschede van 1648 heeft het Gier een halve whare, maar vreemd genoeg wordt 't Gier niet met naam genoemd in het verpondingskohier van 1646. Volgens een akte van 1657 blijkt het erve eigendom te zijn van Johanna van Twickelo die deze in 1668 schenkt aan haar neef Rudolf van Twickelo, afkomstig van kasteel Twickel bij Delden.
 
We gaan iets terug in de tijd naar de ehelieden Arendt en Peterken die omstreeks 1640 op de boerderij zullen zijn gaan wonen. Er worden uit hun huwelijk zeker drie kinderen geboren waarvan dochter Geertjen later op 't Hof te Eschede kwam te wonen. Mogelijk is Peterken al de derde echtgenote van Arent want in 1618 trouwt ene Arent Claessen, weduwnaar uit Gorssel, met Marie Gerrits en zij zou dan waarschijnlijk ook op 't Gier hebben gewoond.

Peterken hertrouwt op 15 augustus 1658 met Arent Seintsen Nijhof uit Epse en zo komt er weer een Arent op 't Gier wonen. De naam Gier moet wel haast met een vogel te maken hebben gehad, tot twee keer toe wordt immers een Arend aangetrokken! Kinderen worden er niet geboren uit dit huwelijk, waarschijnlijk is Peterken al wat ouder en zij overlijdt voor 1675 want dat jaar hertrouwt Arent met Fenneken Jansen Vriesekolck uit Harfsen.

Het echtpaar zal voor 1687 zijn vertrokken want dat jaar wordt Rotger Brits als bouman op 't Gier genoemd als zijn dochter Jenneken trouwt met Derck Hendericks en ook op 't Gier komen wonen.

Lang wonen ze er niet want in 1691 verpacht de toenmalige eigenaar Hendrik van Dorth aan Hendrik Willems en zijn vrouw Trijntjen Hendriks Esterholt die dan op 't Tjoonk in Epse wonen. Het echtpaar heeft al vier kinderen en daar komen er op 't Gier nog vijf bij. In totaal drie jongens en zes meisjes. Hendrik wordt ook wel "Gierman" genoemd en dat geldt ook voor zijn kinderen. Opvallend is het dat moeder bij de doop van haar kinderen steeds Trijntjen Jans wordt genoemd. Oudste zoon Willem trouwt in 1730 met Janna Gerrits van 't Dijcke (weduwe van Garrit Jansen Huernink) maar uit dit huwelijk worden geen kinderen geboren. Jongste zoon Jan heeft meer geluk, uit zijn huwelijk met Fenneken Janssen worden vier kinderen op 't Gier geboren. Hiervan zijn er echter wel drie op jonge leeftijd overleden.
 

Omdat beide zoons op 't Gier blijven wonen en Hendrik wil genieten van zijn pensioen, bouwt hij in 1731 een eigen huisje. Dat huisje zal hebben gestaan op het noordelijke gedeelte van bouwland den Kievenkamp (welke door zoon Willem in 1728 was gekocht) of net iets ten noorden daarvan op de Brinkerkamp, in ieder geval niet ver weg van 't Gier. Later zullen er Willem en Janna gewoond hebben. Zij nemen op 17 augustus 1750 een hypotheek op het stuk land Kievenkamp en kopen daarmee wellicht het huisje dat voor hun tweeën groot genoeg was. Het jaar erop slaat echter het noodlot toe als Jan op 13 februari 1751 overlijdt en 't Gier dus geen enkele mannelijke hoofdbewoner meer heeft. Willem verkoopt op 25 maart 1762 het goed genaamd Kievecamp aan Marcel Hendrik van Buinink, heer van Groterkamp, waar zijn broer Henderick eerder boerde. Deze broer overleed op 21 november 1750 en zo verloor Willem binnen drie maanden zijn beide broers. Willem was anno 1759 ook onderschout en is in 1763 waarschijnlijk op Scholten overleden. Hij en Johanna schonken namelijk op 25 maart 1762 hun hele roerende bezit aan Berent Hendrik (Braamkolk?) en Eva (Yda?) Gerrits die op Scholten woonden, dit onder de conditie van verzorging van hun oude dag die voor Willem dus nog maar een jaar duurde, hij werd wel 77 jaar oud en heeft wat dat betreft wel meer geluk gehad dan zijn broers. De familie Gierman pachten van Johan Maurits van Blanckvoort wiens familie in 1778 ook nog steeds eigenaar van 't Gier is.

 
Na het overlijden van broer Jan Gierman hertrouwt Fenneken op 27 november 1751 met Teunis Jalink, hij overlijdt op 27 mei 1756 als Theunis Jolink, bouwman op ’t Gier en zal ook niet erg oud zijn geworden.
Op 20 augustus 1757 hertrouwt Fenneken dan opnieuw en ook dit keer met een Teunis en wel Teunis Plumpman uit Harfsen. Opvallend is dat Teunis nog op 28 oktober 1775 wordt aangenomen als lidmaat "Theunis Willemsen, bouman op ‘t Gier".
 
In 1772 wordt Jan Willems Olthof al genoemd als "bouman op 't Gier" als hij op 4 februari trouwt met Johanna Harmsen Smeenk. Johanna is de dochter van Harmen Smeenk en Hendrika Gorselings van boerderij 't Smeenk. Op deze website zal nog veel vaker blijken dat Eesterhoekers na hun trouwen van de ene naar de andere boerderij in de Eesterhoek verhuisden. Jan is bij zijn trouwen 35 jaren oud en kan al een aantal jaren op 't Gier hebben gewoond, maar niet bekend is hoe lang. Jan wordt ook wel Gierman genoemd b.v. in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795.
 
Het is ook niet echt duidelijk hoe lang Jan en Johanna op 't Gier hebben gewoond maar gemakshalve nemen wij aan dat zij vertrokken zijn toen de volgende bewoners op de boerderij kwamen. Jan en Johanna vertrekken dan boerderij de Belte in de Boschterhoek waar Jan op 11 maart 1820 en Johanna op 26 januari 1832 is overleden. Het echtpaar had geen kinderen.

De volgende bewoners zijn Antony Roeterdink en Fenneken Agterhoek die waarschijnlijk in december 1805 vanuit het erve Bovendorp te Epse op 't Gier komen wonen. Antony is er landbouwer en met 12 gezinsleden (1829) en tien runderen, twee paarden en 20 schapen is er sprake van een drukke bedoening op 't Gier. Antony en Fenneken hadden tien kinderen, maar dit zijn niet de 12 gezinsleden van 1829 omdat er toen al kinderen getrouwd waren en de deur uit waren.

Ook hier weer een paar voorbeelden van kinderen die introuwden op andere Eesterhoek boerderijen, allemaal dochters: Jenneken verhuisde naar 't Smeenk, Geertjen woonde op de Oude Vos, Fenneken op Brinkman en Hendrika op de Grote Muil. Al deze dochters komen wij straks op onze reis door de Eesterhoek weer tegen. Overigens is moeder Fenneken Agterhoek van 't Smeenk afkomstig, zij is de dochter Barteld Nijland die er in 1811 overleed. Antony is afkomstig van 't Roeterdink.
 
Antony en Fenneken hebben ook drie zoons, maar het is dochter Barta die op de boerderij blijft wonen. Voor de naam geen probleem, want zij trouwt op 29 maart 1822 met naamgenoot Willem Roeterdink en zo blijft de familienaam Roeterdink op 't Gier. Willem woonde voor zijn huwelijk bij zijn oom op Groot Bentink en het echtpaar woont daar de eerste jaren van hun huwelijk tot 1826. Willem en Barta kregen zes kinderen waarvan er één in 1829 levenloos werd geboren en één in 1827 al was overleden. Daarvoor werden twee kinderen geboren en in 1835 en 1841 nog twee. De 12 gezinsleden anno 1829 bestonden dus uit Antony en Fenneken, zeven van hun kinderen incl. Barta, schoonzoon Willem en twee kleinkinderen. Uit de registraties van de overleden kinderen blijkt dat zij op 't Gier woonden echter Willem wordt in de registers van de personele omslag pas in 1831 op 't Gier geregistreerd en is voordien waarschijnlijk de W. Roeterdink die dan op Groot Bentink in de personele omslag wordt genoemd. Het heeft er dus alle schijn van dat Willem de eerste jaren van zijn huwelijk op Groot Bentink woonde. Zou dan waarschijnlijk ook voor Barta gelden en wellicht hebben haar vader en moeder de zorg voor het zieke kind op zich genomen die in 1827 op 't Gier is overleden.
   

Volgens het kadastrale register van 1832 betreft het huis en erf van 't Gier perceel 439. Het naastgelegen perceel 440 bestaat uit een schuurberg en erf. Eigenaar is Reinierus Wilhelmus van Middachten die ruim 25 bunder aan land bezit.

Antony is overleden op 16 december 1836 en Fenneken op 28 april 1849. Ook Willem is landbouwer van beroep. Hij overlijdt op 8 juli 1853 en Barta is bijna 25 jaren weduwe als zij op 8 januari 1878 komt te overlijden. Het jaar erop wordt het achterhuis uitgebouwd wat ook nog op de sluitsteen te zien is. Overigens heeft Bartha in de periode 1868-1870 nog op 't Groterkamp gewoond met haar kleinkinderen Albert Willem Roeterdink en Carolina Gardina Roeterdink.

Uit het huwelijk van Willem en Barta worden dus zes kinderen geboren en in het kader van de normale traditie is het nu wel de oudste zoon die de boerderij overneemt. Het is Jan Willem die op 5 oktober 1849 trouwt met Hendrika Wiltink, dochter van Klaas Wiltink en Geertrui Peters van Frankenplaats. Hun zoon Jan Wiltink trouwt met Antonia Frederika Roeterdink, oudste dochter van Willem en Barta. Zo werd er over en weer getrouwd, ook niet echt uniek in de Eesterhoek. Ook in de familie is dit niet een eenmalig toeval zal snel blijken.

 
Jan Willem en Hendrika krijgen vier kinderen waarvan er één in 1857 na drie maanden overlijdt. Oudste zoon Albert Willem blijft dit keer niet op 't Gier maar verhuist naar 't Smeenk waar hij introuwt met Maria Johanna Tuitert, dochter van Antoni Tuitert en Jenneken Boschloo. Zij hebben nog een dochter genaamd Johanna Gerritdina en u voelt 'm al aankomen, zij trouwt in op 't Gier. Het huwelijk vind plaats op 27 april 1889 en de bruidegom is Willem Bertus Roeterdink. Er worden twee kinderen geboren en daar blijft het bij, want Johanna Gerritdina overlijdt op 6 april 1896 en wordt maar 32 jaar oud.
 
Als moeder Hendrika Wiltink op 22 januari 1897 overlijdt zijn er geen vrouwen meer op 't Gier behalve Hendrika Roeterdink, het dochtertje van Willem Bertus die op 29 mei 1897 hertrouwt met Berendina Kloosterboer. Ze krijgen een zoon in 1898 en het jaar erop overlijdt Willem Bertus zelf waarna Jan Willem Roeterdink met zijn schoondochter Berendina alleen overblijven. Jan Willem verloor in drie jaren tijd zijn vrouw, zoon, schoondochter en ook nog een kleinzoon.

In februari 1900 vertrekken Berendina Kloosterboer en zoon Jan Willem naar Diepenveen en verhuist Jan Willem en zijn 9-jarige kleindochter Hendrika (dochter van Willem Bertus Roeterdink en Johanna Gerritdina Tuitert) naar 't Smeenk waar Jan Willem gaat wonen bij zijn zoon Albert Willem. Hier is Jan Willem op 26 november 1905 overleden. Hendrika trouwt later in op de Grote Muil, wij komen haar in de Eesterhoek dus nog op twee boerderijen tegen.
Berendina Kloosterboer
Jan Willem Roeterdink
 
Eigenaar van 't Gier vanaf 1863 is baron van Hövell van Westervlier en Weezefeld van het landgoed Joppe. Hij is katholiek en accepteert dat de Roeterdinks protestant zijn, maar wil wel dat de nieuwe bewoners van 't Gier katholiek zullen zijn. En dat zijn neef en nicht Willem en Anna Klein Hofmeijer die op 7 maart 1900 vanuit Diepenveen komen. In 1903 komt ook Willem zijn broer Johannes naar Gorssel. Dat jaar op 22 januari trouwt Anna met Albertus Smale en vertrekt naar Zwollerkerspel. De week erop komt ze wel terug naar Gorssel voor een bruiloft, want dan trouwt Willem (ook wel Wilhelmus) met Anna Oosterwegel die op 't Gier komt wonen en afkomstig is van het erve "De Meijer" te Frieswijk. Zij neemt twee kinderen mee uit haar vorige huwelijk met Albertus Derkes die op 25 februari 1901 was overleden. De foto's hieronder van Anna en haar kinderen "Naatje en Graadje" zijn bij de begrafenis gemaakt. Er worden geen kinderen meer geboren uit het huwelijk van Willem en Anna, zij is bij het trouwen dan ook al 44 jaren oud.
 
Johannes Haarman, Anna Oosterwegel, Grada Derkes, Johanna Derkes, Johannes Groot Koerkamp en Willem Klein Hofmeijer bij huwelijk Grada anno 1919
 
Oudste dochter Johanna Hendrika (dat is Naatje) is geboren op 16 mei 1889 en trouwt 7 oktober 1916 met Johannes Groot Koerkamp die dan de nieuwe hoofdbewoner van 't Gier wordt als Willem en Anna plaatsmaken voor het nieuwe stel en in Joppe op Boschzicht gaan wonen. Johannes en Johanna kregen negen kinderen, maar Johannes antwoorde altijd op de vraag hoeveel kinderen hij had met "Ik heb zes jongens en elke jongen heeft drie zusters!". Maar het waren er dus geen achttien, maar negen! Daarbij moet worden opgemerkt dat er nog een tiende kind was, maar hij overleed in 1926 en werd maar één jaar oud. De kinderen werden geboren in de periode 1917 tot 1934. Ten tijde van het huwelijk van Grada Hendrika (Graadje) Derkes met Johannes Haarman waren er twee kinderen geboren die toen ook op de foto mochten, zie de middelste foto hierboven. Op de foto hieronder de negen kinderen m.u.v. jongste dochter Wilhelmina Josephina. Er waren koeien, varkens en kippen en er was weiland en bouwland. Hier werd o.a. rogge verbouwd welke naar de bakkerij van Dikkers ging. Graan werd gemalen bij de molen die we straks tegenkomen.
 
Familie Groot Koerkamp
De schuur is in 1928 gebouwd en deed in 1944-1945 nog dienst als kerk toen de RK kerk in Joppe niet te bereiken was aangezien deze in het spergebied van de V1 lag. Op de foto rechts wordt ket kruis op de "kerk" geplaatst.

In de oorlog was op 't Gier ook nog Franse militair genaamd Albert Bavouzet ondergedoken die eerder gevangen was genomen door de Duitsers. Hij verhuisde naar Gerrit Slagman in Harfsen (ook een geboren Eesterhoeker) toen de SS de boerderij als onderkomen ging gebruiken.
Schuur als kerk maart 1945
 
Opvolger op 't Gier is zoon Gerhardus Albertus die in 1962 trouwde met Wilhelmina Gerritdina Josephina Wilgers, ook zij is afkomstig uit Diepenveen. Er worden vier kinderen geboren.

Johannes Groot Koerkamp is overleden op 28 augustus 1978 en Johanna Hendrika Derkes is overleden op 17 april 1991, zij werd 101 jaar oud. Beiden zijn op 't Gier overleden. Gerard en Miny zijn in 1996 verhuist naar het dorp Gorssel.

Op de foto's hiernaast zien wij Johannes maaien met de zicht en Gerard ploegen met de paarden. Zoon Hans, die nu nog op 't Gier boert, zien wij voornamelijk op de tractor!
Johannes Groot Koerkamp
Gerhardus Groot Koerkamp aan het ploegen
 
Uiteraard werd 't Gier ook bewoond door dienstmeiden en dienstknechten. Anno 1840 en 1841 was dat mijn voorouder Hendrik Willem van der Meij en anno 1823 en 1825 was dat Thomas Peters. In die tijd werkte Jenneken Hoefman als dienstmeid op de Bloedkamp. Zij trouwen op 23 december 1825 en hun liefde zal vast zijn ontstaan in de Eesterhoek! Wij gaan gelijk maar eens een kijkje nemen op de Bloedkamp, de boerderij waar de familienaam Peters weer terug zal komen.
 
1640-1658 Arendt Claes op 't Gier en Peterken Hendericks Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1658-1675 Arent Seijnsen op 't Gier en Peterken Hendericks Arent is de tweede echtgenoot van Peterken
1675-1687< Arent Seijnsen op ’t Gier en Fenneken Jansen Vriesekolk Fenneken is de tweede echtgenote van Arent
1687-1691 Rotger Brits op 't Gier Geen familie van vorige hoofdbewoners
1687-1691 Derck Hendericks op 't Gier en Jenneken Rotgers Jenneken is de dochter van Rotger
1691-1731 Hendrik Willems Gierman en Trijntjen Hendricks Esterholt Geen familie van vorige hoofdbewoners
1730-1750 Willem Hendriks Gierman en Johanna Gerrits Willem is de zoon van Hendrik en Trijntjen
1738-1751 Jan Hendriks Gierman en Fenneken Jansen Jan is de broer van Willem en de zoon van Hendrik en Trijntjen
1751-1756 Teunis Jalink-Gierman en Fenneken Jansen Teunis is de tweede echtgenoot van Fenneken
1757-1775> Teunis Willemsen Plumpman en Fenneken Jansen Teunis is de derde echtgenoot van Fenneken
1772-1805 Jan Willems Olthof en Johanna Smeenk Geen familie van vorige hoofdbewoners
1805-1849 Antonij Roeterdink en Fenneken Agterhoek Geen familie van vorige bewoners
1826-1878 Willem Roeterdink en Barta Roeterdink Barta is de dochter van Antony en Fenneken
1849-1900 Jan Willem Roeterdink en Hendrika Wiltink Jan Willem is de zoon van Willem en Barta
1889-1896 Willem Bertus Roeterdink en Johanna Gerritdina Tuitert Willem Bertus is de zoon van Jan Willem en Hendrika
1897-1900 Willem Bertus Roeterdink en Berendina Kloosterboer Berendina is de tweede echtgenote van Willem Bertus
1900-1916 Willem Klein Hofmeijer en Anna Oosterwegel Geen familie van vorige bewoners
1916-1991 Johannes Groot Koerkamp en Johanna Hendrika Derkes Johanna Hendrika is de dochter van Anna
1962-1996 Gerhardus Albert Groot Koerkamp en Wilhelmina Wilgers Gerhardus is de zoon van Johannes en Johanna
     
  Huidig adres: Zutphenseweg 2  
 
Wij vervolgen onze weg in de Eesterhoek via de huidige Gorsselse Enkweg welke voor de invoering van de huidige straatnamen nog de Eesterhoekscheweg werd genoemd.
 
 
Bloedkamp

Boerderij de Bloedkamp dankt (of wijt) zijn naam aan de moord op 350 Zutphenaren die in 1572 na de inname van hun stad door Don Frederik de Toledo, zoon van Alva, in de boomgaard van de Muil werden opgehangen. Deze boomgaard strekte zich uit tot aan de boerderij. Het is mogelijk dat de boerderij in de pondschatting van 1492 wordt genoemd als het goet toe Baynck met de bouman Henrick die pauper is en Harmen Ylberdinck als eigenaar. De boerderij wordt later ook wel "Meijer" of "Meijers Hofstede" genoemd. Meijer is natuurlijk ook een bekende familienaam en bewoners van de Bloedkamp hadden ook deze naam. Of de boerderijnaam is overgegaan naar de familienaam of vice versa is niet bekend. Anno 1625 wordt Bitter Dapper genoemd als eigenaar, zijn broer Jasper was dat ook. Laatstgenoemde was burgermeester van Deventer.
 
Eerste hoofdbewoners die we bespreken zijn Lubbert Gerritsen Jolink en Willemken Jansen Schurink die beide afkomstig zijn van Eefde maar op 13 mei 1677 in Gorssel trouwen en dan op de Bloedkamp zullen zijn gaan wonen. Uit het huwelijk worden twee dochters geboren, Jenneken nog datzelfde jaar en Henders in 1680. Het echtpaar is in 1689 verhuisd naar Harfsen waar zij op het erve Wunderink zijn gaan wonen.
 

Derk Meijer en Aaltjen Lerink zijn de volgende hoofdbewoners. Zij trouwden op 10 september 1689 in Laren, de woonplaats van Aaltjen. Derk is afkomstig van de Beusekamp in Almen.

Derk en Aaltjen krijgen acht kinderen op de Bloedkamp: vier jongens en vier meisjes. Geertjen is de jongste dochter en zij doet op de eerste kerstdag van 1725 belijdenis met haar schoonzus Cunneken Nijenhuis. Cunneken had eerder dat jaar op 6 maart ook al een belofte gedaan in de kerk toen zij haar ja-woord gaf aan Teunis Meijer, oudste zoon van Derk en Aaltjen. Cunneken, die uit Laren afkomstig is, trouwt in op de Bloedkamp en wordt met Teunis de volgende hoofdbewoners. Ook uit dit huwelijk worden acht kinderen geboren.
Teunis is uiteraard landbouwer van beroep, maar is ook de kerkmeester van Gorssel geweest. Hiervan wordt namelijk melding gemaakt in het register van overlijden van Cunneken in 1758. Wanneer Teunis zelf is overleden is niet bekend.

 
Het oudste kind van Teunis en Cunneken is Judith die op 29 juni 1755 trouwt met Jan Hendriks van Hummel die ook wel Jan Meijer wordt genoemd, naar de boerderijnaam. Op 26 september 1762 overlijdt Juda, ze wordt maar 36 jaar oud en krijgt twee kinderen. Het jaar erop op 7 mei hertrouwt Jan en opnieuw komt er een Larense Cunneken naar de Gorsselse Bloedkamp. Haar achternaam is Weijenberg. Pas 10 jaar later, op 9 april 1773, wordt zij geregistreerd als lidmaat als huisvrouw van Jan van Hummel, "bouman op den Bloetkamp". Inmiddels is zij moeder geworden van vijf kinderen en de zesde en laatste dient zich aan op 25 oktober van dat jaar. Cunneken (ook wel Cunera genoemd) is overleden op 10 mei 1808, Jan overlijdt op 12 maart 1812. In de tijd dat zij er wonen wordt er op 25 juni 1772 gewisseld van eigenaar als de helft van het "erve en goed den Bloedkamp" van de heren Everhardus Johannes Ammon en Berent Elias Dapper overgaat naar Hendrik Wiltink en Willem Hartkamp. Laatstgenoemde is mogelijk Hendrikus Wilhelmus Hartkamp die is getrouwd met Hendersken Meijer, dochter van Teunis Meijer en Cunneken Nijenhuis. Zij woonden op 't Walle.
 
Het eerste kind van Jan en Cunera is Jan en hij is gedoopt op 11 maart 1764. Jan is de enige zoon van Jan senior en is dus de logische opvolger. Ook Jan trouwt twee keer en heeft het voorzien op Gerritjes. Met Gerritje Peters (die familienaam komen wij straks weer tegen) trouwt Jan op 1 januari 1788 en hij wordt dan Jan Meijer genoemd. Gerritje is de zus van Gerrit Steven Peters van de Braamkolk. Ook bij zijn tweede huwelijk op 7 augustus 1791 met Gerritjen Reuvekamp is het weer Jan Meijer, maar de tien kinderen uit dit huwelijk worden wel Van Hummel genoemd.

Op 30 december 1805 worden Jan en Gerritjen eigenaar van de Bloedkamp. Jan is landbouwer van beroep en heeft in 1840 zeven runderen en twee paarden op de boerderij.

In 1846 komen Jan en Gerritjen beiden te overlijden: Jan op 9 oktober en Gerritjen op 25 december. Het jaar is zowiezo geen goed jaar op Bloedkamp, want ook hun kleinzoon Harmanus overlijdt op 21 december van dit jaar.


 
Harmanus is de zoon van Gerrit van Hummel, de zoon en opvolger van Jan en Gerritjen. Hij trouwde op 9 juli 1816 met Hendrika Stenvert (alweer een familienaam die we nog gaan tegenkomen) en zij wonen dan ook op de Bloedkamp. Op 12 juni 1834 kopen zij de boerderij van Jan en Gerritjen. Jan wordt in de kadastrale atlas van 1832 nog genoemd als Jan Meijerink. De Bloedkamp bestaat dan uit een huis, schuur, zaadberg, enig hofland en de landerijen het Bergkampje, het Nootenkampje, een stuk langs Geermanskamp, het Nieuwe, het Lendeke, de Bree, twee stukken bouwland in de Gorsselse Enk, twee koeweiden op de Escheder Koeweerd en het bouwland de Dapperskolk, genaamd naar de familie Dapper die lange tijd eigenaar van de Bloedkamp was. Het totale oppervlak is bijna zeven bunder. Net als zijn vader en grootvader zou ook Gerrit twee keer trouwen. Na het overlijden van Hendrika op 13 maart 1840 gaat hij weer voor een Hendrika en trouwt op 13 oktober 1842 met Hendrika ten Voorde. Er worden drie kinderen geboren, uit het eerste huwelijk waren al vijf kleine hummeltjes geboren. In 1853 wordt er een hypotheek t.w.v. 9000 gulden afgesloten, Gerrit en Hendrika zijn wat van plan. Er is de jaren ervoor ook al flink geboerd, want de Bloedkamp is met 15 bunders verdubbeld. Of Gerrit de plannen heeft kunnen uitvoeren is maar de vraag, want hij komt 2 juni 1856 te overlijden. Hendrika ten Voorde hertrouwt op 17 april 1857 met Wilhelmus Leonardus Carel de Witt en verhuist dan naar zijn herenhuis op erve de Kippe te Epse. Hier wonen zij tot 1860, erve en goed de Kippe wordt dan geveild en verkocht. Bij de veiling worden ook goederen geveild die eerder tot de Bloedkamp behoorden en eigendom waren van Hendrika, zijnde de gronden Neutenkampje, Geerderkamp, Kortevoren, Biezenakker, de Bree, Eesterweerd en een stuk weiland nabij de Houtwal. Hendrika verhuist in 1860 naar Ommen alwaar zij op 27 februari 1880 is overleden.
 
Willem Lijzen uit Eefde is de nieuwe hoofdbewoner en eigenaar van de Bloedkamp en de eerste registratie is van 1859, maar aangenomen mag worden dat hij in 1856 al op de Bloedkamp is komen wonen aangezien op 25 september 1856 erve "De Meijer" of "Bloedkamp" wordt geveild en Willem dan waarschijnlijk de koper is geweest. Hij is dan nog vrijgezel en woont met zijn moeder Hendrika Brummelman en zus Hendrika en later ook zus Aaltjen en broer Hendrikus Johannes, allemaal zijn ze ongetrouwd. Beide zussen overlijden op de Bloedkamp op 55-jarige leeftijd. Op 28 april 1865 trouwt hij dan met Grada Johanna Vrielink uit Laren en wordt de familie uitgebreid met één dochter: Harmken. Willem is timmerman van beroep (zit in de familie) en heeft o.a. boerderijen in Eefde gebouwd die te herkennen zijn aan een witte band in steen, dat was een kenmerken element van zijn bouw. Maar op de Bloedkamp wordt hij akkerbouwer en heeft daarvoor ook diensknechten en dienstmeiden in dienst. In huis is ook een bestedeling en er is zelfs sprake van dubbele bewoning, want aan de andere kant van de boerderij woont Johanna Brokken, weduwe van Harmen Boterman. Zij verhuist echter later naar 't Boschloo waar zij eerder woonde met Harmen, hij er er in 1859 gestorven. De vrijgekomen plek wordt later ingenomen door Hendrikus Johannes Lijzen, de eerder genoemde broer van Willem. Hij is wel timmerman van beroep en zo zijn er op de Bloedkamp een akkerbouwer en timmerman actief. Anno nu is dat ook zo! Na het overlijden van Grada op 24 februari 1888 besluit de inmiddels 63-jarige Willem het rustiger aan te gaan doen en houdt op 8 januari 1889 een erfhuis waarmee een gedeelte van de inboedel verkocht wordt. Samen met zijn dochter Harmken gaat hij dan aan de andere kant van de boerderij wonen, broer Hendrikus Johannes woonde daar al niet meer.
 
Willem zijn plek wordt in februari 1889 ingenomen door Hendrik Krosse en Jenneken Scheuter waardoor er een opnieuw dubbele bewoning ontstaat waarbij Willem op nummer 98 gaat wonen en Hendrik en Jenneken op nummer 97. Jenneken is de dochter van Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters van Senneken en was eerder getrouwd met Willem Peters waardoor er drie Peters kinderen meekomen naar de Bloedkamp. Eén van deze kinderen is de 20-jarige Albert Willem die het erg goed kan vinden met zijn nieuwe buurmeisje Harmken Lijzen en ze trouwen op 22 november 1890. Albert Willem gaat dan bij Harmken en schoonvader Willem wonen, maar als zijn moeder en stiefvader twee jaren later naar Empe vertrekken, wordt er verhuisd naar het hoofdgedeelte van de Bloedkamp. Overigens woont daar eerst nog Gerritjen Pusters, de weduwe van Gerhardus Harmanus Grieving, en haar zes kinderen. Kinderen worden er ook geboren uit het huwelijk van Albert Willem en Harmken en wel zes in getal. Drie overlijden er op jonge leeftijd waardoor er nog vijf op de foto hiernaast zijn te zien en wel v.l.n.r. Jenneken, Willemina (staand), Albert Willem, Hendrik Willem (staand) en Gerhard Johan. In het midden zit Willem Lijzen, links zijn dochter Harmken en rechts schoonzoon Albert Willem.
 
De acht kinderen worden geboren in de periode 1891 tot 1905. Op 29 december 1904 koopt Albert Willem Peters de boerderij van zijn schoonvader. Beiden worden in deze periode als landbouwer geregistreerd, maar als Willem in 1905 al zijn tachtigste verjaardag viert, zal er door hem niet meer zo hard gewerkt worden, hij heeft al genoeg gedaan. Hij raadt zijn schoonzoon ook aan niet te hard te werken en te gaan rentenieren en zo het geld het werk te laten doen. Hij begrijpt het dan ook niet helemaal als Albert Willem in 1902 veel grond van Klein Eschede koopt om nog meer te kunnen verbouwen.

Willem wordt uiteindelijk 86 jaar oud en is overleden op 4 oktober 1911. Dochter Harmken overlijdt nog geen twee jaar later op 10 september 1913 en wordt maar 46 jaar oud. Albert Willem blijft dan alleen over met vijf kinderen in de leeftijd van 8 tot 20. Oudste zoon Hendrik Willem wordt ook niet oud, hij overlijdt op 16 februari 1925 op 31-jarige leeftijd en bleef ongehuwd. Zoon Gerhard Johan trouwt wel en doet dat 31 mei 1929 met zijn nichtje Lammerdina Peters die al op 24 juli 1924 op de Bloedkamp woonde. Lammerdina is de dochter van (een andere) Albert Willem Peters en (ook) Lammerdina Peters, zus van (de) Albert Willem Peters. Moeder Lammerdina was één van de drie Peters kinderen die in 1889 op de Bloedkamp kwamen en zij woonde er tot 1895, dus ook na het vertrek van haar ouders. Later woonde zij ook als haar ouders in Empe en hier is Lammerdina junior geboren op 20 maart 1906.

De Bloedkamp had in de periode 1925-1928 de meeste koeien van de Eesterhoek. In 1925 waren dat er 10 en in 1928 waren dat er 12. Op 't Gier en 't Boschloo stonden er toen ook 12.
 
In 1919 kocht Albert Willem Peters het erve Breger te Epse welke toen door de eigenaar van 't Hassink geveild werd. Albert Willem kocht de boerderij voor zijn oudste zoon Hendrik Willem maar ten gevolge van een tragisch ongeluk ging hij nooit op de Breger aan de slag. Hij kwam onder de tram en overleed op 16 februari 1925. De boerderij was daarna bestemd voor jongste zoon Albert Willem, maar wederom sloeg het noodlot toe. Hij verongelukte door een op hol geslagen paard in 1930. De boerderij werd in die jaren verpacht aan o.a. Arend Vriezekolk die daarvoor nog op 't Boschtert woonde.
 

Gerhard Johan en Lammerdina Peters krijgen vier kinderen, twee jongens en twee meisjes in de periode 1930 tot 1944. Op 20 februari 1943 overleed Albert Willem Peters op 74-jarige leeftijd en maakt de geboorte van zijn jongste kleindochter niet meer mee.

Kleinzoon Herman Willem (Wim) wordt de volgende landbouwer op de Bloedkamp en trouwt op 3 juni 1960 met Hermien Stenvert en zo komt er na 144 jaar weer een vrouwelijke Stenvert op de boerderij. Gerhard Johan en Lammerdina maken plaats en verhuizen naar het dorp Gorssel, later wonen zij nog in Epse. De andere zoon Albert Willem ging vanaf 1957 boeren op het erve Breger welke nog steeds eigendom van de familie Peters was en tot die tijd verpacht werd aan de familie de Winter.

Wim en Hermien krijgen een zoon en twee dochters waarvan Gerda nu op de Bloedkamp boert. Wim en Hermien verhuizen in 1999 naar het huis tegenover de molen en houden van daaruit goed zicht op de Bloedkamp.

 
1644-1644 Henrijck Jansen Bloetcamp en Wilmgen Bloetcamp Zoon van Jan Bloedt-Camp, overleden voor 12-03-1648 (huwelijk dochter Henderijckge Jansen)
1677 Jan op Blootkamp  
1677-1689 Lubbert Gerrits Blootkamp en Willemken Jans Schurink Lubbert is afkomstig van Jolink te Eefde
1689-1728> Derk Jansen Meijer en Aaltjen Jansen Leerink  
1725-1758> Teunis Meijer en Cunneken Nijenhuis Teunis is de zoon van Derk en Aaltjen
1756-1762 Jan van Hummel en Judith Meijer Judith is de dochter van Teunis en Cunneken
1763-1812 Jan van Hummel en Cunera Weijenberg Cunera is de tweede echtgenote van Jan
1788-1791 Jan van Hummel en Gerritje Peters Jan is de zoon van Jan en Cunera
1791-1846 Jan van Hummel en Gerritjen Reuvekamp Gerritjen is de tweede echtgenote van Jan
1816-1840 Gerrit van Hummel en Hendrika Stenvert Gerrit is de zoon van Jan en Gerritjen
1842-1857 Gerrit van Hummel en Hendrika ten Voorde Hendrika is de tweede echtgenote van Gerrit

1856-1911

Willem Lijzen en Grada Johanna Vrielink Geen familie van vorige bewoners
1889-1943 Albert Willem Peters en Harmken Lijzen Harmken is de dochter van Willem en Grada Johanna
1925-1960 Gerhard Johan Peters en Lammerdina Peters Gerhard Johan is de zoon van Albert Willem en Harmken
1960-1999 Herman Willem Peters en Hermien Stenvert Herman Willem is de zoon van Gerhard Johan en Lammerdina
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 1  
 
De foto hiernaast is gemaakt in de boerderij van de Bloedkamp tijdens een bijeenkomst van de geërfden van de voormalige marke van Eschede. Aan de tafel zitten v.l.n.r. Gerritje en Gerrit Scholten van Brinkman, Jan Hendrik Nieuwenhuis van Klaphekke, Hendrik Jan en Johanna Alberdina Wiltink van 't Reins, dhr. Kappert (wegwerker) en staand zien wij v.l.n.r. Lammerdina en Gerhard Johan Peters van de Bloedkamp, Gerrit Jan en Gerritjen Steging van 't Loo, Johan Boschloo van 't Dijker, Riek en Albert Jan Oostenenk van Hoekman, Willem en Naatje Roeterdink van Groot Bentink, Jan en Cato Ilbrink van de Oude Pastorie en Gerrit en Johanna Willemina Boschloo van 't Boschloo.
Dappers Kolk
 

Mogelijk wordt de boerderij al in 1382/1383 genoemd als erf Kolcman en is deze vergeten boerderij veel ouder dan we denken!

In een akte van 1623 getuigen Jan Driessen, Albert Rensinck en Warner Jans Coster, allen geboren in Gorssel en omstreeks 60 jaar oud, dat Gosen Bueninck op Grootercamp een huis en schaapschot had en ten behoeve daarvan het Gorsselse en het Eesterveld (de woeste gronden in de marken) gebruikte met schapen, guste beesten en om te plaggen en torven. Hetzelfde gold voor Kleynercamp, de beiden Brinckerkampen en de "Colckenbongart" (Ten Kolcke) maar deze gebruikten alleen het Gorsselse veld. Van het huis op Ten Kolcke wordt gezegd dat het eertijds stond bij de wal om het Gorselse kerkhof. Maar dat zal niet het kerkhof van de huidige locatie zijn want die is er pas later gekomen. Waarschijnlijk lag het kerkhof toen nog vlakbij de kerk en betreft de "Colckenbongart" het huis wat ongeveer op de plek van de latere brandweerkazerne stond en hebben wij het dus niet over Dappers Kolk.

In het markeboek van 1625 is Jasper Dapper als eigenaar aanwezig bij de vergadering van de marke Eschede en heeft dan een 1/2 ware voor Dapperscolck. Hij vertegenwoordigt gelijk de Blootcamp en heeft daarvan 1 1/2 ware maar er wordt aangetekend minus 1/2. Misschien betreft dit de 1/2 ware van Dappers Kolk en had de oorspronkelijke (Blootcamp) boerderij anderhalve ware en is daarvan een halve naar de nieuwe boerderij Dappers Kolk gegaan? In dat geval zal het erve Kolkman van 1382/1383 een andere boerderij zijn.

Vergadering Marke Eschede 14 mei 1612: Alsoo oock tot verval der onkosten des selven hoofs des, bij de Erffgenaemen verkoft is aen Jasper Dapper seecker stucke lande, vuer die somme van hondert daelers gelegen in die Escheder Mercke, und schietende aen dat Kolck kempken gedachte Dapper tho behoorende ende, is resolvieert dat daer van tot behoeff Dappers eene brieff verveerdiget, und in dat Marcken boeck mede sal geschreven worden met belofte van beter vestenissen und sijn tot die verzegelinge des brieves. Tot verval der onkosten hebben verkoft aen Jasper Dappers, Borger tot Deventer en sijne huisvrouw und erven, seecker stucken landes liggende in Eschede aen des selven Dappers huis welcke huistede mede in deesen koop begreepen is, langes Dappers Kolk kempken het eene einde streckende langes het gemeine veldt achter nae den Dijck ende daer van oock die selve Dapper den lesten penninck bij den eersten wall betaelt heeft. Derhalven wij als specialijck op eene buirdagh den 14 Meij deeses jaars 1612 geholden, tot deesen gecommiteert und authoriseert sijnde inholt des Marckenboeck, hebben in qualiteit voors(chreven) cedeert transporteert op en overgedragen doe sulx in kraght, van deesen Jasper Dapper sijn huisvrouw und erven dat selve stuxken landes met die huisstede als boven geschreven, in aller maten datt selve nu uijtgestreecken is, mitt den bescheijde dat die gravers op beijden eijnden binnen die bepalinge sullen uijtgraven worden.

Markeboek 1771: Meijersplaats of Dapperskolk. Toen dus één boerderij. In 1752 was het nog Meijersplaatse en Dapperskolck.

Op 12 november 1769 trouwt Janna Meijer, dochter van Teunis Meijer en Cunneken Nijenhuis, met Jan Jansen Holmer. Wij gaan ervan uit dat zij op Dapperskolk zijn gaan wonen of anders in de dubbele bewoning van de Bloedkamp. Voor het gemak vermelden wij het echtpaar hieronder. Op 5 februari 1786 hertrouwt Janna met Willem van Essen en dan wordt geschreven dat zij onlangs nog gewoond heeft in Epse dus het is helemaal niet zeker dat zij met Jan in Gorssel woonde. Dat deed zij wel met Willem want hij wordt in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 geregistreerd. Op 15 januari 1797 was hij echter al hertrouwd met Willemken Bennink en woont hij met haar met Groot Bentink. Maar ook zij wordt geregistreerd dus zal zij aanspraak hebben gemaakt op de geleden schade bij Groot Bentink en Willem nog op de schade die hij leed in 1794 en 1795 bij Dappers Kolk. Jan van Hummel wordt ook in dit register vermeld als Jan Meijer en dat zal zijn voor de schade op de Bloedkamp.

 
1600~ Jan op den Kolck Eerste hoofdbewoner van dit overzicht
1635~ Lambert Jansen op den Kolck en Henderijnken Kolckmans Lambert is de zoon van Jan
1662-1673 Hendrik Berents op den Kolck en Jenneken Gerrits Mogelijk Henderick den Snijder
1673-1713> Hendrik Berents op den Kolck en Enneken Berentsen Enneken is de tweede echtgenote van Hendrik en wordt in 1713 niet meer genoemd in het lidmatenregister
1702-1713> Jan Lamberts op den Kolck en Lisabeth Hendriks Jan wordt in 1713 niet meer genoemd in het lidmatenregister. Jan en Lisabeth zijn neef en nicht.
     
    Lambert is waarschijnlijk de zoon van Jan
1769-1786 Jan Jansen Holmer en Janna Teunissen Meijer Mogelijk maar niet zeker
1786-1796 Willem Reints van Essen en Janna Teunissen Meijer Willem is de tweede echtgenoot van Janna
 
 

't Gier en Bloedkamp zijn dus de eerste boerderijen van de Eesterhoek en liggen het dichtst bij het dorp Gorssel. Bovenin bijgaande afbeelding is de begraafplaats van Gorssel te zien.

De volgende boerderij is jarenlang de Muil, maar in 1893 wordt er een molen tussen de Bloedkamp en de Muil gebouwd. Later ontstaat er een buurtje als er eerst aan de andere kant van de weg drie huizen worden gebouwd (waaronder een slagerij en kruidenierswinkel) en nog later aan de kant van de molen nog eens drie huizen worden gebouwd en Hennie Boschloo er een loonbedrijf begint. Vooralsnog op deze pagina alleen aandacht voor de drie oudste huizen en uiteraard de bekende molen en het muldershuis.

 
 
Het Muldershuis
 
De Eesterhoek had ook zijn eigen molen. De vergunning voor de bouw van deze molen werd op 28 maart 1893 verkregen door molenaar Manes Elibertus Dommerholt. Manus is in 1865 geboren te Gorssel maar woonde in 1893 in Hengelo (Gld) en verhuist op 31 mei naar Gorssel en gaat wonen in de molenaarswoning met zijn echtgenote Teuntjen Klein Kranenberg, zij zijn daarmee de eerste bewoners van het "Muldershuis" met huisnummer 98a. Hij gaat dan bouwen aan de molen, maar zal de bouw niet voltooien omdat hij failliet wordt verklaard. Op 10 september 1894 houdt hij het dus noodgedwongen voor gezien en gaat in het dorp Gorssel wonen en wordt daar landbouwer. Twee weken later wordt zoon Antoni geboren, in het Muldershuis werden geen kinderen geboren en dat zou ook nog wel even duren.
 
Het muldershuis was onbewoond tot 18 februari 1895 als Derk Johan Peerebolte er met zijn moeder Johanna Reinira Bloemens komt wonen. Hij koopt op 20 december 1894 de in aanbouw zijnde molen van Jan Willem Nikkels. Derk Johan zou de bouw van de molen wel voltooien en de eerste korenmolenaar worden. Op 31 maart 1896 krijgt hij vergunning voor een machinale maalinrichting gedreven door een petroleummotor van 8 pk. Derk Johan verhuist in 1900 naar Doetinchem en zijn opvolger is Hendrikus Rudolf Veldhorst. Deze is getrouwd met Hendrika Peerebolte, zus van Derk Johan, de molenaars waren dus zwagers van elkaar en zijn afkomstig van Wisch. Hendrikus Rudolf blijft malen tot 1906 en vertrekt dan ook naar Doetinchem. Het echtpaar had twee kinderen die al voor 1900 waren geboren.

Op de foto rechts staan Manes Elibertus Dommerholt en Teuntjen Klein Kranenberg bij hun latere woning aan de Molenweg in Gorssel.
 
Nieuwe molenaar is Bernard Kreeftenberg, ook zijn familie is afkomstig van Wisch. Hij is te zien op de foto linksboven welke in het voorjaar van 1908 is gemaakt. Van links naar rechts zien wij met de kruiwagen Albert Jan Plaggert van 't Loobosch, Bernard Kreeftenberg met molenaarsknecht Jansen en Christiaan Schieven van 't Boershuis met paard en kar. In 1908 werd het eerste kind op het Muldershuis geboren: Bauke Lambertus kwam er op 10 juni 1908 te wereld.
 
Bernard Kreeftenberg kocht de stoommolen en het huis van Hendrikus Rudolf Veldhorst op 4 november 1905. Bernard verkoopt de molen in 1918 voor 15.000 gulden aan de Coöperatieve Aankoop Vereniging Gorssel en wordt aangesteld als zaakvoerder maar blijft tot 1922 ook molenaar in de Eesterhoek. De petroleummotor werd in 1921 vervangen door een dieselmotor.

Op 29 april 1922 wordt dan Jan Luichies molenaar, daarvoor werkte hij nog voor de molen de Hoop van molenaar Antonie Jansen in het dorp Gorssel aan de huidige Molenweg. Hij woonde daarvoor bij Gerrit en Gerritje Slagman op de Kleine Muil en trouwde op 27 mei 1922 met Gerritje Noordkamp en zij krijgen twee zonen. Omstreeks 1935 werden na een roedebreuk beide roeden verwijderd. Geen probleem, met de dieselmotor was de molen immers niet meer afhankelijk van de wind. Eén roede werd verzaagd tot balken en werd gebruikt in een schuur op de Bloedkamp, de andere werd overgebracht naar het Openlucht Museum te Arnhem.
In 1939 wordt de woning uitgebouwd voor een nieuwe slaapkamer en wordt de deeldeur aan de achterzijde van het huis vervangen door een normale deur. Jan Luichies was molenaar tot 1946 en verhuisde toen, maar kwam in 1952 terug naar de Gorsselse Enkweg en ging aan de andere kant van de weg wonen in het woonhuis met kruidenierswinkel welke hij in 1928 had gebouwd, zie verhaal hierboven. In 1946 kwam Teunis Wesselink die tot 1972 molenaar was totdat de molen werd ontmanteld. De gehele dieselmaalderij werd uitgebroken en de motor werd kapot geslagen. Daarvoor waren de kap en het binnenwerk ook al van de molen verwijderd. Teun werkte vanaf 1972 nog aan de coöperatie in Gorssel. Hij is overleden op 15 januari 1982 en Jo vertrekt in 1985 naar Doetinchem.
 
 
1893-1894 Manes Elibertus Dommerholt en Teuntjen Klein Kranenberg Eerste bewoners
1895-1900 Derk Johan Peerebolte Geen familie van vorige bewoners
1900-1906 Hendrikus Rudolf Veldhorst en Hendrika Peerebolte Hendrika is de zus van Derk Jan
1906-1922 Bernard Kreeftenberg en Siebrig Gaastra Geen familie van vorige bewoners
1922-1946 Jan Luichies en Gerritje Noordkamp Geen familie van vorige bewoners
1946-1985 Teunis Wesselink en Sophia Johanna van Lit Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 2  

 



Foto hiernaast is gemaakt in de jaren '50 toen de molen ontmanteld was en geen wieken meer had.

Tegenwoordig is de molen weer in ere hersteld, draaien de wieken weer rond en wordt er weer gemalen! De foto rechts is gemaakt in 2019 vanuit een drone.


 
De Slagerij
 
Op de foto hieronder zien wij de huizen met nummers 3, 5 en 7 aan de Gorsselse Enkweg. Het weggetje linksonder liep langs de stoom van de molen naar de kerk in Gorssel en werd het kerkepad genoemd. Het weggetje is ook op de foto hierboven te zien. Nummers 3 en 5 werden bewoond door de familie Oosterveld. Het huis van nummer 5 werd in 1928 gebouwd. Eerste bewoners waren Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman en de zes kinderen die toen nog in huis woonden. Zij woonden daarvoor nog op de Beltmanskamp. Dit is het ouderlijk huis van Hendrika Karolina Woertman en Hendrik is er op 29 april 1899 bij ingetrouwd. Het echtpaar kreeg 13 kinderen welke werden geboren in de periode van 1900 tot 1924.
 
De kinderen van Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman gingen van oudsher naar de openbare school in Gorssel, er was in die tijd ook maar één school. Met de komst van de Christelijke school gingen de toen nog schoolgaande kinderen naar deze nieuwe school en liepen daar over het kerkepad naartoe. Er zal voor deze school zijn gekozen i.v.m. de gewenste christelijke opvoeding maar ook het feit dat de meeste boeren in de omgeving hun kinderen naar de christelijke school deden, zal een rol hebben gespeeld. Hendrik was anders bang dat hij anders geen slachtwerk voor de boeren kon doen. Dit werk deed hij ook al op de deel van de Beltmanskamp maar werd aan de Gorsselse Enkweg serieuzer aangepakt omdat er hier een woonhuis met slagerij werd gebouwd.

Rinus vertelde dat het huis op nummer 5 een jaar later dan nummer 7 zou zijn gebouwd maar toch gaan we uit van bewoning vanaf 1928 omdat in mei 1928 al nieuwe bewoners op het Beltmanskamp waren en dat dochter Maria altijd vertelde dat zij vlak na de verhuizing na de lagere school is gegaan. Bovendien dateert de bouwaanvraag voor de bouw van een woonhuis met slagerij op de kadastrale percelen 2909-2910 aan den Eesterhoekschenweg (Eesterhoeksche straat) van 16 januari 1928 en was de bouw op 16 mei 1928 voltooid.
 
Zoon Marinus trouwde op 29 januari 1932 met Bertha Gerdina Verdonk en bleef uiteindelijk op nummer 5 wonen. Zij is afkomstig van erve De Kleine Koekkoek in Harfsen, het boerderijtje waar de familie Strookappe zich in 1835 vestigde toen ze uit Holten kwamen. Hier gingen Marinus en Bertha eerst wonen en werd hun zoon Henny op 15 maart 1932 geboren. Vader Hendrik Oosterveld en moeder Hendrika Karolina Woertman bouwden ondertussen een nieuw "burger"huis naast het slagershuis (op dezelfde perceelnummers) en gingen daar later dat jaar met de vier nog inwonende kinderen wonen, dit is de Gorsselse Enkweg nummer 3. Zo werd er ruimte gemaakt voor Marinus die in het slagershuis met vrouw en kind ging wonen en daar de slagerij kon voortzetten.
 


De twee sepia gekleurde foto's hiernaast zijn gemaakt op 29 april 1939 toen Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman 40 jaar waren getrouwd. Op de groepsfoto staan hun negen kinderen, de vier andere kinderen uit hun huwelijk waren reeds jong overleden op de Beltmanskamp. Op de foto staan v.l.n.r. Jan, Derk Jan, Marie, Hendrik, Rika, Marinus, Hanna, Gert en Wim.
Er werd en in 1949 nog een gouden huwelijksfeest gevierd maar van een diamanten huwelijk kwam het helaas net niet, Hendrika overleed namelijk op 21 januari 1958.

Hendrik Oosterveld was veehandelaar, slachter en afslager. Hij deed dat tot op hoge leeftijd. Met de foto hiernaast haalde hij de krant in 1960, hij was toen 45 jaar lang afslager en 86 jaar oud. Later zette zijn zoon Marinus, eveneens tot op hoge leeftijd, deze traditie voort. Hendrik is overleden op 4 april 1961, hij is verdronken in de IJssel.

 
Marinus Oosterveld had dus op nummer 5 een slagerij. Na het overlijden van Bertha Gerdina Verdonk op 22 maart 1936 hertrouwde Marinus op 18 december 1936 met Berendina Rood met wie hij nog een zoon (Gerrit) kreeg. Berendina overleed op 4 januari 1954 en Marinus hertrouwde nogmaals, nu met Gerritdina Maria Wassink op 16 december 1954. Met haar woonde Marinus tot zijn overlijden op 25 oktober 1995 aan de Gorsselse Enkweg 5. Na zijn overlijden bleef Gerritdina "tante Dien" Wassink nog een tijdje alleen wonen, maar verhuisde in juni 2000 naar haar geboorteplaats Eefde waar zij op 20 januari 2004 is overleden. Zoon Henny zette de slagerij voort maar deed dat op 't Elf Uur in Gorssel.

Op de foto hiernaast zien wij Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina op en achter de fietse. De kar was nodig voor Hendrika omdat zij veel last van reuma had, zo konden ze toch nog samen op pad en fietsten zelfs naar Empe aan de andere kant van de IJssel. Het huis op de achtergrond is het muldershuis waar we net op bezoek zijn geweest.
 
Hiernaast nog wat meer foto's waarop de drie echtgenotes van Marinus te zien zijn.

Op de linkerfoto zien wij Bertha Gerdina Verdonk met zoon Henny met in de achtergrond het huis van nummer 3 waar zus Marie Oosterveld op het hek zit.

Op de tweede foto en derde foto staat Berendina Rood en is ook zoon Gerrit te zien.

Op de rechterfoto staat Gerritdina Maria Wassink.
 
Hanna was de jongste dochter van Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman en trouwde in 1951 met Hendrik Bosvelt en bleef met hem bij haar ouders op nummer 3 wonen. De foto hiernaast is op de trouwdag van Janna gemaakt achter café Schutte waar het feest zal zijn geweest en Derk Jan Oosterveld (broer van Hanna) woonde en werkte. Uit het huwelijk van Hanna en Henk werd in 1954 één zoon geboren. Hanna en Henk vertrokken na het overlijden van Hendrik Oosterveld met zoon Erik naar Doesburg, nieuwe bewoners werden toen Chris en Riet Tuitert.
 
1928-1932 Hendrik Oosterveld en Hendrika Karolina Woertman Eerste bewoners
1932-1936 Marinus Oosterveld en Bertha Gerdina Verdonk Marinus is de zoon van Hendrik en Hendrika Karolina
1936-1954 Marinus Oosterveld en Berendina Rood Berendina is de tweede echtgenote van Marinus
1954-2000 Marinus Oosterveld en Gerritdina Maria Wassink Gerritdina Maria is de derde echtgenote van Marinus
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 3 en 5  
     
   
 
Muilerkamp 
 
Dit is het huis waar ik geboren en getogen ben en nu weer woon. Het huis is gebouwd op een perceel grond "gelegen bij den molen in den Eesterhoek" welke in juli 1927 door Jan Luichies uit Twello wordt gekocht om aldaar een woon- en winkelhuis te bouwen. Verkoper van de grond was Gerrit Scholten van boerderij Brinkman. Zijn moeder Fredrika Scholten-Ilbrink had deze grond op 21 juni 1893 gekocht van Frederik Christiaan Colenbrander en deze was toen onderdeel van katerstede de Muile (Kleine Muil) welke door hem twee weken daarvoor op de veiling was aangekocht. Het betreft voornamelijk een deel van perceelnummer 620 (samen met de naastgelegen percelen 619 en 2632 dichter aan de weg) wat een bouwland was, mogelijk met een gedeelte weide. Dit perceel liep tot aan de Bloedkamp en werd verdeeld in drie gedeelten waarvan Fredrika het middelste gedeelte van ca. één hectare kocht. Het eerste gedeelte werd gekocht door Derk Jan Tuitert (die dan ook de Kleine Muil koopt) en het derde gedeelte wordt gekocht door Albert Willem Peters van de Bloedkamp. Perceel 620 wordt ook genoemd in een akte van verkoop van de Muile in 1837 en was toen ook al een bouwland en had de naam Muilerkamp. Het is daarom ooit nog de bedoeling dat de naam Muilerkamp op het huis zal prijken! Mogelijk is bouwland de Muilerkamp afgesplitst uit bouwland het Langewant (later alleen nog perceel 630) en daarvoor zal er een boomgaard op deze grond hebben gestaan, zoals verderop te lezen is in het verhaal van de Kleine Muil.
 

Terug naar 1927. Jan Luichies dient op 18 augustus van dat jaar een aanvraag in voor het bouwen van een woon-winkelhuis aan den Eesterhoekschen weg en een week later op 26 augustus krijgt hiervoor al de vergunning. Volgens de opgave van de belendingen was alles eromheen bouwland en had zijn grond de perceelnummers 2909 en 2910 en was deze 2000 m2 groot.

Het huis wordt gebouwd door aannemer Boerstoel die o.a. de timmerlieden Hendrik Jan Dikkeboer en Gerrit Jan Ebrecht aan het werk had. De jonge mannen schrijven in december 1927 wat tekst op plankjes die op de balken onder huis worden getimmerd en pas bij de verbouwing in 2015 weer boven water komen. Ze zullen snel hebben doorgewerkt want reeds op 4 januari 1928 heeft Jan de eer aan te geven de woning in gebruik te kunnen nemen en op 9 januari verhuizen Jan Luichies en zijn echtgenote Susanna Maria Hakkenhaar van Twello naar Gorssel!

Jan was eerder getrouwd met Dina Koopman die in 1921 in Voorst is overleden. Uit dit huwelijk is zoon Jan geboren die aan de andere kant van de weg bij molen woonde, hij is daar in 1922 komen wonen. Jan senior is na het overlijden van Dina hertrouwd met Susanna Maria Hakkenhaar en zij zijn dus de eerste bewoners van het nieuwe huis waar zij niet alleen woonden maar ook een kruidenierswinkel hadden. Jan wordt dan ook geregistreerd als "winkelier in kruidenierswaren". Jan is in 1935 in Deventer overleden en Susanna is in 1936 verhuisd naar Diepenveen.
De nieuwe bewoners waren Piet Lokman en zijn kersverse echtgenote Aaltje Stukker die op 2 april 1936 te Holten waren getrouwd. Zij hielden de kruidenierswinkel aan en het beroep van Piet veranderde van winkelbediende in winkelier. Piet gaf elke week ook een uurtje les aan de zondagsschool en vertelde dan bijbelse verhalen en leerde de kinderen versjes. Het rijmpje "Pietje Lok en Aaltje Stok zaten samen in het kippenhok" zal hij de kinderen niet hebben geleerd maar was wel erg populair onder de Gorsselse jeugd. Piet en Aaltje hadden zelf geen kinderen, maar wel een aangenomen kind, Jan. De familie Lokman deden tot 1952 de kruidenierswinkel en aangenomen is dat zij daarmee in 1936 zijn begonnen, maar verwarrend is dan wel dat er op 3 juli 1945 in de Trouw een advertentie werd geplaatst voor hem met de titel "Rokersvreugde en dankbaarheid" waarin hem door "Zij, die hem trouw blijven" een blijk voor waardering en dank wordt gegeven voor het vijf jaar lang hebben van een zaak in de Eesterhoek. Maar waarschijnlijk wordt er een verwijziging gemaakt naar de oorlog waar levensmiddelen op de bon gingen, dit wordt er namelijk geschreven: "Daar is er een zaak in de Eesterhoek, Men deed er in tabak en sigaren, Straks krijgen de "Zwarten" voor hun broek, Terecht! na vijf lange jaren! Maar wij geven Piet onze bon te bewaren!" Voor Piet Lokman, winkelier in de Eesterhoek te Gorssel, met onze hartelijke dank! De familie Lokman verhuisde in 1952 naar Epse.

In 1952 kwam Jan Luichies jr. in dit huis wonen waarvan overigens de bouw (volgens overlevering) door hem is gefinancierd met hulp van een hypotheek welke hij kreeg van Gerrit Scholten. Senior kocht dus de grond en junior bouwde het huis waar eerst senior in ging wonen. Jan junior was getrouwd met Gerritje Noordkamp en zij hadden twee zoons en woonde voorheen in het muldershuis aan de overkant van de weg. Gerritje is overleden op 11 januari 1962 in het ziekenhuis te Zutphen. Tijdens haar ziekte hebben zoon Diderik en schoondochter Willemina Jantje Stoelhorst ook nog tijdelijk in het huis gewoond, zij woonden zelf in Vorden. Na het overlijden van Gerritje is Jan bij hun in Vorden komen wonen. Ook Susanna Maria Hakkenhaar woonde toen in Vorden.
In 1962 kwam de familie Strookappe in de Eesterhoek wonen en verbouwde het woningpand met winkel tot een normaal woonhuis waarna de Eesterhoekers voor hun boodschappen naar het dorp moesten. Frits Strookappe werkte voor Pouw in Deventer en werd getipt door vaste klant en molenaar Jan Noordkamp uit Epse, broer van Gerritje.

De foto rechts is gemaakt na de verbouwing in 1962. De winkeldeur en etalage zijn verdwenen en de winkel werd verbouwd tot een hal en badkamer. De bovenverdieping bestond uit slechts één slaapkamer en was voor de rest zolder en diende als opslag van de winkel. De klompen stonden ook boven en moesten daar worden gepast. Door het vele geloop was de trap flink versleten!
 
De foto's hieronder zijn van de genoemde hoofdbewoners van 1928 tot 1962. Op de foto hierboven zien wij Gerrie en Wim Tuitert van de Grote Muil met een oudere nicht die maar al te graag hun neus tegen het etalageraam drukten om al dat lekkers van de winkel goed te kunnen bekijken!
 
 
1928-1936 Jan Luichies en Susanna Maria Hakkenhaar Eerste hoofdbewoners
1936-1952 Piet Lokman en Aaltje Stukker Geen familie van vorige hoofdbewoners
1952-1962 Jan Luiches en Gerritje Noordkamp Jan is de zoon van eerste hoofdbewoner Jan Luichies
1962-2015 Frederik Gerrit Strookappe en Gerda Wilhelmina Dijkerman Geen familie van vorige hoofdbewoners
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 7  
 
 
De Timmerije
 
Al voordat de slagerij en de kruidenierswinkel er waren, stond er aan de andere kant van de straat al een huis met timmerwerkplaats op perceel E 2895. De bewoner en timmerman was Hendrik Boerstoel die in 1901 was geboren op de Braamkolk, hij is de zoon van Jan Willem Boerstoel en Garritjen van Til. Op 23 september 1927 trouwt hij met Hendrika Heijink en er worden twee zonen geboren. Zelf begon Hendrik zijn timmerarbeid in de schuur van de Braamkolk.
 

Op de foto hiernaast is de oorspronkelijke woning en werkplaats te zien. In 1927 werd er in deze werkplaats een 2pk electromotor geplaatst voor het aandrijven van een cirkelzaag. De werkplaats werd in 1947 vergroot en in 1963 werd de nieuwe en veel grotere timmerwerkplaats erachter gebouwd. De man op de foto is niet Hendrik Boerstoel maar werknemer Derk Jan Muileman uit Gorssel.

Het huis is in 1939 vergroot met een tweede woongedeelte waar de schilder Hendrik Jan Vriezekolk en Jannie Kappert zijn gaan wonen. Zij vertrekken in 1957 als zoon Joop trouwt met Jo Pasman en zijn ouders Hendrik en Hendrika naar het gedeelte van Vriezekolk verhuizen. Hier is Hendrik overleden op 30 december 1964, Hendrika overleed op 30 november 1972. Zij woonde toen aan de Beukenlaan in Gorssel, hierheen verhuisde zij in 1968. De nieuwe bewoners van het woongedeelte zijn Gerrit Schoolen en Toos Steegink. Gerrit was timmerman bij Boerstoel. Het echtpaar woonde er tot 1983.
 
Op de foto hiernaast v.l.n.r. zoon Johan Anton (Joop), vader Hendrik, zoon Jan Willem (Wim) en moeder Hendrika Boerstoel-Heijink. Zijn beide zonen zouden later het bedrijf voorzetten. Oudste zoon Wim was metselaar en zorgde voor de klanten, jongste zoon Joop (Joh) deed het timmerwerk. Wim en Joh maakten van de timmerije een groot aannemersbedrijf en hadden meerdere bouwvakkers in dienst. Zij hebben het bedrijf gerund tot midden jaren '80.
 

Op de foto's hiernaast zien wij Hendrik Jan Vriezekolk en Jannie Kappert. De rechtse foto is hun trouwfoto van 21 oktober 1939, op de linkse foto zien wij ook hun dochters Marijke en Angelien die op de Timmerije zijn geboren. De foto is genomen in 1948 en links in de achtergrond is dus nog niet het huis van de familie Boschloo te zien. Rechts zien wij wel de daken van de kruidenierswinkel en de slagerij.

Huidig adres: Gorsselse Enkweg 4 en 6

 
 
Boschloon
 
Op de foto hiernaast zien wij weer de Slagerij en Kruidenierswinkel van de Eesterhoek. De foto is gemaakt vanaf de Timmerije en op de voorgrond zien wij landbouwgrond met koren van boer Martinus Roeterdink van 't Smeenk. Deze grond wordt in 1952 geruild met Gerrit Boschloo van 't Boschloo die hiermee zijn zoon Hendrik (Hennie) wilde helpen aan een stuk grond om een schuur en een huis op te zetten.

De schuur werd begin 1953 gebouwd en het huis later dat jaar. De voorzijde van het huis moest lijnen met de Mulderije en Timmerije, maar doordat de schuur drie meter te ver naar achteren was gebouwd en het huis volgens de bouwtekening direct ervoor gebouwd moest worden, kwam het huis dus te ver van de weg af te staan en moest Hennie drie meter meer gazon maaien! Geen probleem voor Hennie, zolang het maar mechanisch kon!
Op de foto hieronder de schuur en het huis in aanbouw
 
Hennie was namelijk een boerenzoon, maar had niet veel met koeien, maar de technische dingen daarentegen interesseerden hem wel en hij mocht graag ploegen, eggen en zaaien. Maar dat gedoe met paarden vond hij ook niet handig, de foto van Hennie met paard aan het ploegen is dan ook bij toeval genomen. Nee trekkers, dat waren mooie dingen en hadden veel meer paardekrachten!

Zo ontstond het idee als zelfstandig loonwerker te gaan werken, de eerste in Gorssel. Een hele opgave, want de meeste boeren waren aangesloten bij de coöperatie en besteedden daar hun loonwerk uit. Hennie begon in december 1945 dus klein toen hij nog op 't Boschloo woonde. Hij huurde een Deutz trekker bij Van Loenen in het dorp en kocht zichzelf een ploeg en een zaagstoel en ging daarmee aan het werk op 't Boschloo en al bij een paar andere boeren. De zaagstoel werd gebruikt in de winter om kachelhout mee te zagen.
 
Snel daarna kwam er een graanmaaier en binder voor het oogsten van het koren. Met de verdiensten spaarde Hennie voor een eigen trekker die hij eind jaren '40 kon kopen. Daarna kocht hij ook een dorsmachine voor het werk in de winter en werd het al een aardig bedrijfje. De coöperatie had geen eigen dorsmachine, alleen Kabbers uit Eefde had er één. Het liep goed en er kwam een tweede trekker bij. Dat had natuurlijk voor Hennie alleen geen zin en zo kwamen er ook jongens bij die Hennie graag wilden helpen zoals Jan Poesse van de kleine Braamkolk die ook gek van machines was. Hij is nog jaren voor Hennie blijven werken.

Toen Hennie naar de Gorsselse Enkweg verhuisde, had hij al vier trekkers! Hij trouwde op 15 januari 1954 met Fré Pardijs en toen kreeg hij er ook nog eens vier kinderen bij. Fré hielp Hennie met de boekhouding, ook daar lag Hennie zijn interesse niet. De trouwerij was overigens een week uitgesteld door het plotselinge overlijden van buurvrouw Oosterveld.
 
Hennie bleef moderniseren en kocht als eerste in de buurt van Gorssel een maaidorser, een combine. De boeren in Gorssel waren huiverig, was dit het nou wel? Hennie ging daarop met de machine dorsen in Almen, Vorden en Terwolde en bewees dat het een goede uitvinding was.

De ouderwetse maaier en dorsmachine bleven en werden in 1967 nog gebruikt. Dat jaar ging het bij boer Wiltink op 't Reins wel goed mis toen de dorsmachine vlam vatte en de zaadloods in vlammen opging, het was een hele grote brand. In de boekhouding van Fré kon Hennie wel zien dat hij gelukkig goed verzekerd was, dat was een geluk bij een ongeluk!

Ook thuis ging het eens mis toen Hennie een petroleumkacheltje onder een tractor had gezet om die de volgende koude morgen makkelijker te kunnen starten, ook dat werd brand. Maar ook hier weer een geluk bij een ongeluk: de tractor startte inderdaad goed en kon op tijd uit de schuur worden gereden!
 
Jan Poesse kwam eens laat terug van het dorsen en had toen de grote dorsmachine achter de trekker waarmee hij de grote deur van de schuur binnenreed. De volgende morgen begon hij weer vroeg en was blijkbaar niet nog niet helemaal wakker, want de trekker en dorsmachine moesten achterwaarts de grote deur weer worden uitgereden, maar dat was Jan even vergeten. Zo reed Jan voorwaarts de kleine deur uit waardoor de dorsmachine een flink stuk muur uit de schuur ramde. Hennie was op dat moment aan het ontbijten en hoorde al het kabaal. Hennie bleef desondanks kalm en at eerst rustig zijn boterham op. Buurman Wim Boerstoel van de Timmerije metselde later een nieuw stuk muur in.

In 1983 werd Hennie ziek, maar hij had toen al veel werknemers waarop hij kon vertrouwen. Hij is op 21 februari 1993 overleden.
 

Zoon Gerrit ging in 1985 na het halen van zijn H.T.S. diploma bij Hennie werken en samen vormden zij een maatschap onder firma. Toen kwamen ook de stickers met "H. Boschloo en Zn." op de trekkers waarvan er nu vele rondrijden. Het bedrijf is in de loop der jaren uitgegroeid tot het grootste bedrijf van de Eesterhoek! Op de foto hiernaast zien wij niet alleen Gerrit, maar staat ook de volgende generatie Boschloo staat alweer klaar!

Huidig adres: Gorsselse Enkweg 2a

 
 
Mijn geboortehuis aan de Gorsselse Enkweg en de naastgelegen huizen en de molen staan tussen de boerderijen Bloedkamp en Muil. Het stukje Eesterhoek met de boerderijen Muil en 't Dijker zijn voor mij het meest speciaal. Niet alleen omdat deze het dichtst bij mijn geboortehuis staan (grenzend aan het bos van de Kleine Muil) , maar ook omdat bij de Muil en 't Dijker de families Muil en Dijkerman zijn ontstaan en deze tot mijn voorouders behoren. Muil is de familienaam van mijn overgrootmoeder die getrouwd was met Hendrik Jan Strookappe en Dijkerman begint al bij mijn moeder, uiteraard ook getrouwd met een Strookappe.

De Muil boerderijen zorgen nogal voor wat verwarring in de Eesterhoek, want de benaming Grote en Kleine Muil werd in akten en op kaarten door de jaren heen herhaaldelijk verwisseld tussen de twee panden. Hierdoor kloppen veel kaarten niet als ook deze hiernaast, want de oorspronkelijke herberg aan de Eefdese Enkweg is de Kleine Muil en de grote boerderij aan de Gorsselse Enkweg is de Grote Muil.

Op de tekening hiernaast is te zien dat er vroeger nog een ander klein weggetje liep waardoor er een driehoek grond was tussen de Grote en Kleine Muil. Deze grond lag wat lager en vulde zich bij hoog water met water waardoor er een soort van kolkje ontstond. Zoiets dergelijks bestond ook op de hoek van de huidige Laan van Eschede en Eefdese Enkweg en is nog steeds zichtbaar in het weiland bij 't Zand.
 
Door het ontbreken van huisnummers in de 18e eeuw is het wat lastig te bepalen wie op welke Muil boerderij woonde omdat in die tijd de namen Grote en Kleine Muil al verward werden. Daarbij is er geen familierelatie met de bewoners van de 19e eeuw als wel duidelijk is wie waar woonde.
 
Nog een voorbeeld over de verwarring van de Grote en Kleine Muil. Jan Willem Ilbrink woonde met zekerheid op de Kleine Muil zoals hieronder te lezen is. Op 1 januari 1857 wordt een levenloos kind geboren en geregistreerd op "de katerstede de Groote Muil". Het jaar erop overlijdt op 13 januari dochtertje Harmina Gardina op ... het "erve de Kleine Muil". Aangevers en de ambtenaar waren beide jaren dezelfde personen, een bewijs te meer dat de verwarring toen al bestond! Maar in 1858 werd het uiteindelijk dus wel goed geschreven en zal er bewust gecorrigeerd zijn.

En op de kadastrale afbeelding hiernaast dacht de tekenaar dat die de Kleine aan het tekenen was, maar het was de Grote en verwarde hij Muil voor muis!
 
Kleine Muil
 
De Kleine Muil was er voor de Grote Muil en werd voor deze tijd alleen De Muil genoemd, de benaming "Olde Moyll" is ook toepasselijk en in de pondschatting wordt het erf dan ook "Oldemoyll" genoemd. In 1492 was dat nog 't goed "Aelde Moyll" en toen was Henrick Doynk de bewoner, hij was pauper. Deze Hendrik is waarschijnlijk omstreeks 1460 getrouwd met Anne ten Dijcke welke mogelijk van 't Dijker afkomstig zal zijn geweest. Hun zoon Jan trouwde omstreeks 1485 met Janneke van Dijk (ook van 't Dijker?) en zullen de volgende hoofdbewoners zijn geweest en mogelijk vindt er tijdens deze periode een herbouw plaats. In het register van horige goederen anno 1534 waren Thomas van Grolle offt Aerndt Boeynck eigenaar en waren er tijdelijk geen bouwlieden. Dat geldt ook voor "den anderen Moill" die in eigendom was van Johan van Voirtheusen.
 
Op het schilderij staat links de Kleine Muil en rechts de Grote Muil. Paard en wagen rijden over de Gorsselse Enkweg en er wordt geploegd op het land waar lang zachtfruit (o.a. aardbeien) en nu groente en fruit worden verbouwd. Schilder van dit mooie tafereel is molenaar Bernard Kreeftenberg.

De Kleine Muil was niet alleen een boerderij maar ook een herberg en de markegenoten van Eschede hielden hier doorgaans hun vergaderingen. De postkoets stopte er en conflicten tussen Deventenaren en Zutphenaren werden er beslecht. De Muil had een uithangbord met het wapen van Gelderland, zoals o.a. staat te lezen in het Markeboek Eschede met de notulen van de vergadering van 12 april 1713 "in de Moile daer 't wapen van Gelderland uijthangt".

En de familie Muil/Muileman/Muilerman is ontstaan uit deze boerderijnaam, zie voor meer informatie de Muil familiepagina! Deze familie komt verderop in dit verhaal aan bod, eerst blijven we nog bij de andere familie Muilman die oorspronkelijk op deze plek woonde.
 
Dat de familie er wel is blijven wonen blijkt uit het feit dat Hendrik Muilman (zoon van Jan en Janneke) en Gerretje ten Boes er hebben gewoond zoals vele jaren later in 1746 als volgt wordt beschreven door hun nakomeling Willem Muilman: "Deze Hendrik Muilman heeft met zyne voornoemde Huisvrouwe gewoont in Gorssel daar zy een groot erve en veele landgoederen hadden, op een groot Huis, genaamt den Muil, dat zyn Vader Jan Hendrikz Muilman zelfs hadde doen bouwen en hem medegegeeven om te bewoonen. In eenen boomgaard, dicht by dat Huis, heeft Don Frederik de Toledo, Zoon van den Hertog van Alva, ten tyde als hy Zutphen innam, en alle de Burgers vermoordde, vierde half hondert op éénen dag doen ophangen. Alzo nu zy, en hunne Voor-ouders, van Zutphen geboortig waaren, en nog veele vrienden daar onder hadden; zo zyn de voorgemelde Gerretje ten Boes, en haare naabuurvrouwen by nacht gegaan, en hebben die van haare vrienden waaren zoo lange by de beenen getrokken, dat de takken van de boomen scheurden: en hebben kuilen gemaakt en drie of vier op malkanderen daar in geleit, en met aarde bedekt; om dat zy niet mochten zien, dat haare vrienden zoo mishandelt waaren. Ook hebben de Spanjaarden dat Huis afgebrandt. Deze Hendrik Muilman nu, die te Gorssel Kerkmeester was, is gestorven in het jaar 1554:, zynde 93 jaaren oud: en zyne Weduwe, Gerretje ten Boes, den 13 January 1573., oud 111 jaaren; (zegge, hondert en elf jaaren;) volgens het geen aldaar op haaren grafsteen stondt uitgehouwen.'
 
In 1572 is het huis dus door de Spanjaarden afgebrand terwijl zij dichtbij het huis in de boomgaard 350 Zutphenezen ophingen die voor de Spanjaarden waren gevlucht toen zij Zutphen veroverden. De genoemde leeftijden lijken niet te kloppen, waarschijnlijk is er 30 jaar misrekend en zal Gerritje op ongeveer 81-jarige leefttijd zijn overleden en heef zij dus nog als 80-jarige de mensen uit de bomen gehaald! Haar man was al in 1553 en heeft het drama wat zich hier heeft afgespeeld niet meer meegemaakt. In het Markeboek van Gorssel van 1570 wordt wel weer een "Henrick in den Moyll" hebben genoemd, dat was hun zoon Hendrik. In 1571 die hij net als zijn vader ook kerkmeester was(genaamd Henricus in de Moegel) en daardoor was benoemd door de marke Eschede. Elke marke benoemde een kerkmeester, die van de marke Gorssel was Hasco Francken van de Roskam. Hendrik was getrouwd met Anna van den Linden en uit dit huwelijk wordt weer een Hendrik geboren, maar deze is in Deventer gaan wonen.

Hij is de voorvader van de predikant Wigbold Muilman en diens zoon Willem Muilman die ook predikant was en het stukje hierboven over Hendrik en Gerretje heeft geschreven. Ook is hij via een andere lijn de voorvader van Willem Ferdinand Mogge Muilman die van 1835 tot 1844 president van de Nederlandse Bank was. Dat zou zijn verre verre voorvader Hendrick, die in 1492 nog een arm man was, nooit hebben kunnen denken! Links zien wij vader en zoon Wigbold en Willem en rechts Willem Ferdinand.
 

Maar uit het huwelijk van Hendrik en Anna wordt waarschijnlijk ook een dochter geboren genaamd Anna Moijlleman. Zij trouwde met Hendrick Francken (diens opa was een broer van zojuist genoemde Hasco Francken) en zij zullen de opvolgers zijn geweest op de Kleine Muil, dus toch weer een Hendrik als nieuwe hoofdbewoner. Waarschijnlijk wordt uit dit huwelijk dochter Tonnisken geboren (vernoemd naar Tonis Francken, broer van Hendrik) en is zij getrouwd met ene Johan. In 1617 woonden namelijk kastelein Johan met zijne vrouw Tonnisken op de Kleine Muil. Deze Johan is waarschijnlijk dezelfde persoon als Jan Jansen Raijmans die wij later tegenkomen in de DTB boeken met zijn echtgenote Gertgen, wat dus zijn tweede vrouw moet zijn geweest. Jan wordt genoemd als "Jan Jansen Raijmans op den Kleijnen Moijl en "Jan Jansen weert in de Moijl" waarbij duidelijk het verband tussen de Kleine Muil en de herberg kan worden vastgesteld. Bij de doop van een kind in 1644 wordt hij Johan genoemd waardoor het aannemelijk is dat hij de Johan van 1617 is.

Oudste zoon Jan blijft op de herberg wonen en wordt genoemd als "Jan Jansen weert in de Moijl". Hij trouwt op 28 maart 1669 met Enneken Lamberts en ze krijgen drie kinderen. Na het overlijden van Jan hertrouwt Enneken op 20 maart 1681 met Evert Jansen die op de Borghte woonde. Hij komt wonen op de herberg wonen en wordt de nieuwe weert op op den Kleijnen Moijl en er worden twee meisjes uit dit huwelijk geboren. Nu is het Enneken die op jonge leeftijd overlijdt (ze wordt ongeveer 41 jaar oud) en Evert hertrouwt op 22 september 1689 met Harmken Hermsen. Uit dit huwelijk worden vier kinderen (allemaal meisjes) geboren maar ook Harmken zal niet oud zijn geworden want op 2 oktober 1701 trouwt Evert voor de derde keer, nu met Fijtjen Roelofs Wiltink. Er worden twee kinderen geboren en, ja hoor, weer meisjes.

 
Het is wel bijzonder om te zien dat een aantal meisjes worden vernoemd naar de eerder overleden personen zoals Anneken in 1690, Hermken in 1702 en Evertjen in 1707. Zij is de jongste dochter van Evert maar hij is voor haar geboorte overleden want Fijtjen laat haar jongste dochter op 30 september 1707 dopen "na de mans dood". Fijtjen hertrouwt dan het jaar erop met haar neef Harmen Wolters Beunk uit Epse en krijgen de meisjes warempel drie (half)broertjes! De hele familie verhuist waarschijnlijk in 1724 (maar mogelijk al in 1721) van de Kleine naar de Grote Moijl welke Harmen dan gaat pachten. Hij wil waarschijnlijk meer gaan boeren zoals hij dat gewend was op 't Beunk. Frappant is dat het echtpaar in een akte van 1721 genoemd worden als bewoners van de Grote Moijl en op 15 juni 1724 in een peindinge akte als bouwlieden op de Kleijne Moijle en we gaan ervan uit dat de vermelding van Grote Moijl in 1721 een verschrijving is geweest.
 
De familienaam Muil is dan pas ontstaan in 1724 als Berend Naberhuijs vanuit Bathmen op de Muil komt wonen en vanaf dan Berend Muil wordt genoemd, hij is daardoor de stamvader van de familie Muil. De pentekening hiernaast is van het erve Naberhuis en is gemaakt door D.J. Koopman.

Op 15 juni 1724 wordt Berent Zweers genoemd als tegenwoordige bouwman en pachter op de Kleine Moijle. Dit is dezelfde datum als de peindinge akte van de vorige bewoners en het lijkt er sterk op dat op deze datum de verhuizingen hebben plaatsgevonden. Berent en Harmen pachten de Kleine Muil van Agnes van Uijterwijk (donariere van wijlen heer overste Lt. van Delwig) die de Kleine Moijle al in 1697 samen met haar broer Jacobus verkreeg uit een magescheid. In deze akte wordt beschreven het erve en goet de Kleine Moijle gnt. met huijs hof en alle sijne tegenwoordige landerijen in het kerspel Gorssel, boerschap Eschede. Berent was dus landbouwer en de herberg was waarschijnlijk een nevenactiviteit. Hij is overleden op 22 november 1748. Zijn echtgenote is overleden op 26 maart 1749. Ze wordt genoemd als "de oude vrouwe op de Moil" en haar naam is helaas niet bekend.

Zoon Hendrik trouwt in 1739 met Maria van der Meij en hun negen kinderen worden volgens het doopregister allemaal op de "Muijl" geboren, er wordt daarbij nooit melding gemaakt van de Kleine Muil. In 1762 overlijdt Maria en wordt er wel gesproken over de Kleine Muil. Op 11 juli 1768 legt Nicolaas van Huet, eigenaar van de Kleine Muil, beslag op (peindinge aan) alle gerede goederen en effecten, zaad en zaadgewassen van zijn pachter "Hendrik Beernse, bouman op de Muile". Dit is dus Hendrik Muil die toen nog steeds op de herberg annex boerderij woonde en werkte. Twee zoons van Hendrik en Maria geven de familienaam door. Zoon Berend doet dat met Muil en zoon Jannes met Muile(r)man. Toch blijven zij waarschijnlijk niet op de boerderij, want Berend woont op de Peerdekate en later het erve Vossebelt en Jannes woont op het erve Schurink.
 
Hun vader Hendrik had waarschijnlijk nog een jongere zus, Maria. Zij trouwt op 17 maart 1749 met Antonij Vroetman en zal dan op 't Hekkert zijn gaan wonen aangezien Antonij later Hekkert wordt genoemd. Aangenomen mag worden dat Maria ergens na 1768 op de Kleine Muil is komen wonen, we gaan uit van circa 1770 aangezien haar broer Hendrik toen al 65+ was. De kinderen worden als Vroetman gedoopt maar later ook Hekkert genoemd. In die tijd zijn eerder genoemde Nicolaas van Huet en Jenneken van Gumster van 't Ontijdink eigenaar van de Kleine Muil, zij kochten deze op 26 november 1761 van Harmen Jalink, zoon van wijlen Harmen Jalink en wijlen Christina Oostendorp. Deze kochten de boerderij tussen 1726 en 1728 van Maria Lucia Uijterwijck, weduwe van Herman Rijnholt von Delwigg die ook eigenaar waren van 't Ilbrink. Christina heeft de Kleine Muil op 16 september 1754 overgedragen aan haar zoon, haar echtgenoot was toen al overleden. De familie Van Huet was naast de Kleine Muil ook eigenaar van Hekkert en Brinkman. In de akte van 1761 wordt de Kleine Muil beschreven als het "allodiale erve en goed De Kleijne Moijle bestaande in huijs, hof, twee zaatbergen en een bouwland achter 't huijs langs den weg het Langewant genaamd". Deze weg is mogelijk de huidige Gorsselse Enkweg maar kan ook de Eefdese Enkweg zijn want volgens het latere kadastrale register betreft dit perceel 630 welke toen alleen (aan de korte kant) aan deze weg grensde. Tenzij in 1762 dit perceel nog breder was en uitstrekte tot aan de Gorsselse Enkweg, maar dat is niet met zekerheid vast te stellen.
 
In 1784 krijgt "Anthonie Hekkert op de Kleine Muyl" een vergoeding van 34 gulden voor verloren vee en andere verlorene behoeftens als gevolg van de grote dijkdoorbraak die een groot gedeelte van de Eesterhoek blank zette. Antonij krijgt daarmee de grootste uitkering voor verloren vee van de Eesterhoekers, alleen Antonij Olthof van de Oldenhof kreeg meer. Deze kreeg ook de grootste uitkering voor "beschaadigde huijzen" en is daarmee waarschijnlijk het zwaarst getroffen in Gorssel. Opvallend is dat Oldenhof (ook wel Olthof) in het huidige dorp staat en dus verder van de IJssel, maar het water kwam klaarblijkelijk ver.

Oudste zoon Antonij trouwt op 6 juni 1779 met Jenneken Lenderink en gaan dan waarschijnlijk op de oude boerderij 't Hekkert wonen aangezien hun kinderen als Hekkert worden gedoopt. Later woont hij wel op de Muil want dan wordt Antonij "Hekkert op de Moijle" genoemd. De verhuizing zal in 1791 hebben plaatsgehad, mogelijk na het overlijden van één of beide ouders van Antonij die zelf voor 5 augustus 1797 overlijdt. Die dag wordt er een magescheid opgesteld waarbij Garrit Dijkerman van de Grote Muil als momboir wordt aangesteld. Bloedmomboir is Garrit Hekkert, broer van Antonij. Hij is herbergier in Deventer, dit is een extra aanwijzing dat de familie op herberg de Kleine Muil heeft gewoond welke in die tijd dienst zal hebben gedaan als boerderij en herberg. De taxateurs zijn Garrit Bosloo en Jan Vos en uiteindelijk krijgen de zes kinderen ieders 40 gulden als zij de leeftijd van 20 jaar bereiken.
 

De boerderij wordt in het magescheid niet als bezitting genoemd en zal dus gepacht zijn. De boerderij is dan eigendom van Nicolaas Lindeman, die deze in 1791 heeft verkregen van zijn ouders Jan Hendrik Lindeman en Johanna Willemina van Huet, dochter van eerder genoemde Nicolaas van Huet en Jenneken van Gumster. Met de eigenaarwisseling in 1791 is het extra aannemelijk dat toen ook de pachter Antonij Hekkert op de Kleine Muil is komen wonen, want ook boerderij Hekkert is eigendom van de familie Van Huet alsmede 't Ontijdink. Antonij en Jenneken kregen zes kinderen die in 1797 allemaal nog in leven waren. Jongste dochter Hendrika trouwt in 1819 en in de huwelijkbijlagen staat aangetekend dat Antonij in 1796 is overleden volgens de buurmannen Garrit Dijkerman (die eerder op de Grote Muil woonde) en Willem Nijland van 't Smeenk. Eerder verklaarde Garrit nog dat Antonij in het najaar van 1795 is overleden, hij deed dat ten tijde van het huwelijk van dochter Maria Hekkert in 1815.

Op 20 augustus 1797 hertrouwt Jenneken Lenderink met Teunis Bessem, maar het huwelijk is van korte duur want Jenneken overlijdt in 1799 voor 28 september. Zij wordt dan Jenneken Lenderink op de Moijle genoemd en zij is dus met Teunis op de boerderij blijven wonen. Teunis hertrouwt op zijn beurt met Jenneken Bredenoord. Mogelijk blijven zij ook op de Kleine Muil wonen. Waar en wanneer Teunis is overleden is onduidelijk, maar Jenneken overlijdt in 1834 op het erve Hofman, jawel, dezelfde boerderij waar Garrit en Aaltjen van de Grote Muil hun laatste jaren doorbrachten. Waarschijnlijk is Teunis voor 1806 overleden. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij waarschijnlijk genoemd als Tone van de Muil omdat hij er bij de opmaak van het register woonde, alhoewel het natuurlijk zijn voorganger Antonij Hekkert is geweest die daadwerkelijk de schade heeft geleden en bij hem de naam "Tone van de Muil" ook van toepassing zal zijn geweest.


Nicolaas Lindeman was kastelein in het "Wapen van Overijssel" aan de Nieuwstad te Zutphen. Hij heeft de Kleine Muil op 6 januari 1798 weer verkocht aan zijn ouders. In 1802 overlijdt zijn vader waarna moeder Johanna Willemina van Huet de Kleine Muil op 17 maart 1810 heeft verkocht aan haar broer Jan van Huet en schoonzuster Wilhelmina Margaretha Lebbink, zo bleef het huis nog steeds in de familie.

 
De eerste vermelding van een bewoner van de Muil in de burgelijke stand na 1811 dateert van 25 oktober 1816 en is van het overlijden van Henders Hietkamp, echtgenote van Jan Kappert. Henders werd op 28 april 1806 aangenomen als lidmaat en zal toen dus met Jan Kappert op de Muil zijn komen wonen. Zij waren afkomstig uit Laren en waren daar getrouwd op 29 december 1805. Er worden vijf kinderen en kort na de geboorte van het vijfde kind is Henders overleden.

Jan hertrouwt op 2 mei 1817 met Garritjen Lijster en wordt in het kadaster register van 1832 genoemd als dagloner. Kort na het overlijden van Jan op 21 januari 1837 zal Garritjen zijn vertrokken naar Brummen alwaar zij in 1839 is overleden. Zij kregen nog drie kinderen op de Muil.
 
Op 23 oktober 1837 krijgt de Kleine Muil een andere eigenaar. Jan van Huet is in 1836 overleden en Wilhelmina Margaretha Lebbink verkoopt de katerstede (genoemd als de Groote Muile) aan Fredrik Christiaan Colenbrander van 't Eschede. Deze wordt vermeld als gelegen aan het Deventer voetpad en bestaande uit een huis met put, boomgaard en tuin langs de straat, de boomgaard voor het huis, een kamp bouwland genaamd de Muilerkamp met daartegen staand akkermaalsbosch en opgaande bomen welke in 1830 zijn geplant.
Tevens een kampje en heide aan de overkant van de weg met een pad met kraften bestraat, dat is het pad wat we op de tekening hiernaast naar links zien gaan. De kadastrale nummers zijn 619 t/m 625 (zie hiernaast aangegeven) en 738 en 739 (aan de overkant van de weg). Het totale oppervlak is ruim drie bunders en de verkoopprijs is 3000 gulden.
 
In 1840 maakt het register van personele omslag melding van hoofdbewoner Derk Jan Scheuter. Ook hij was dagloner en had met drie runderen ook wat vee. Derk Jan is de echtgenoot van Lammerdina Peters en zij hadden al drie kinderen die op Braamkolk zijn geboren, de boerderij waar Lammerdina zelf ook geboren is. Op de Kleine Muil komen er nog vijf bij waarvan de laatste op 2 juni 1853 is geboren. Dat is waarschijnlijk in het andere gedeelte van de boerderij zoals verderop te lezen is. In 1854 zal het echtpaar van de Muil zijn vertrokken naar de Duizend Vreezen in Eefde en later op de nieuwe Duizend Vreezen in Gorssel. In 1867 betrekken zij een nieuw boerderijtje genaamd Senneken. Ook dit boerderijtje staat in de Eesterhoek dus wij komen het echtpaar vanzelf weer tegen. Gerrit Willem Peters, jongere broer van Lammerdina, woont bij zijn zus en zwager in op de Kleine Muil en wij komen hem verderop in het verhaal nog tegen.
 
Nieuwe hoofdbewoners zijn Jan Willem Ilbrink en Maria Olijslag die op 14 januari 1848 waren getrouwd. Zij woonden eerst bij Lammert Nengerman (oom van Maria) op de Borghte waar hun eerste kind op 19 juli 1848 is geboren. Kort daarna zullen zij naar de Kleine Muil zijn verhuisd. Jan Willem was bij zijn trouwen nog koetsier van beroep, was daarna werkbaas op 't Eschede en nadat deze in 1863 was afgebroken was hij landbouwer en deed de Kleine Muil in de personele omslag groeien tot klasse 7. Door vader Gerrit Hendrik van 't Hekkert en grootvader Willem van 't Ilbrink wist Jan Willem natuurlijk heel goed hoe die een boerderij moest runnen en kon de kunst ook afkijken aan de overkant van de weg waar broer Albert de Grote Muil runde. Jan Willem boerde tot 1863 samen met zijn neefje Jan Ilbrink die daarna vertrekt naar genoemde boerderij 't Hekkert. Dat jaar werd Jan Willem Ilbrink ook eigenaar want hij kocht deze bij de veiling van 't Eschede waartoe de Kleine Muil behoorde. Deze wordt dan omgeschreven als het plaatsje de Muile bestaande in huis en erf met berg, schuurtje, pomp en bakoven, voorts bouw- en heidelanden, tuin en boschgrond wat samen ruim drie bunders groot is en er wordt melding gemaakt dat deze tot 22 februari 1864 is verpacht aan Jan Willem Ilbrink. Hij wordt dus eigenaar en koopt ook een kamp bouwland in de Nijlanden en betaalt voor het geheel een bedrag van 4860 gulden. Veel geld waarvoor hij hypotheek krijgt van Elisabeth Fischer van 't Eschede.
 
Op vrijdag 1 mei 1885 om vijf uur in de morgen slaat het noodlot toe als "het boerenhuis de Groote Muil" afbrand. Een foutje van de krant, was het is dus de Kleine Muil. De hele boerderij is weg (was om 7 uur al afgebrand), alleen het vee werd gered. Bij het redden daarvan heeft Jan Willem wel ernstige brandwonden opgelopen. Gelukkig was het huis en inboedel tegen brandschade verzekerd en kon Jan Willem, die eigenaar was van de boerderij, een nieuw huis bouwen. Dit is het huis wat er tegenwoordig nog staat en op bijgaande foto is de gevelsteen te zien met het jaartal 1885 en de initialen van Jan Willem Ilbrink en Maria Olijslag. Op de andere foto zijn de tegeltjes te zien in het huis op de plek waar mogelijk een waterpomp heeft gestaan.

Zoon Jan Willem trouwde op 11 mei 1889 met Gerritje Veldink en zij komt op de Kleine Muil wonen. Gerritjen is de dochter van Bartjen ... Muil! Gerritje komt dus op de boerderij wonen waar haar familie is ontstaan. Twee maanden later, op 8 juli 1889, overlijdt Maria Olijslag. Een jaar na het overlijden van Jan Willem Ilbrink op 18 april 1893, vertrekt Jan Willem junior van de boerderij en gaat inwonen op boerderij Klumper in de Eesterbrink.
 
Al kort na het overlijden van zijn vader besluit Jan Willem de boerderij te verkopen en doet dat middels een veiling in de Roskam op 7 juni 1893. Jan Willem was niet alleen eigenaar, ook zijn broer Gerrit Jan en zussen Gerritdina en Johanna Lammerdina behoorden "De Muile" toe. De Muile bestond uit een huis, schuur, erf, tuin, weiland, bouwland en akkerhout welke samen ruim vier hectaren groot was. Het weiland en bouwland strekten uit tot aan de landerijen van de Bloedkamp. Bij de voorlopige veiling op 24 mei wordt er het hoogst geboden door Gerrit Willem Oosterkamp, vroegere buurman van de Eikeboom. Op 7 juni wordt de Muile echter verkocht aan Frederik Christiaan Colenbrander, kleinzoon van de vroegere eigenaar Frederik Christiaan Colenbrander van 't Eschede waar Jan Willem Ilbrink senior nog als werkbaas heeft gewerkt. Op 21 juni 1893 blijkt Gerrit Willem Oosterkamp voor Frederik Christiaan Colenbrander te hebben gehandeld als hij de Muil doorverkoopt aan Derk Jan Tuitert. Derk Jan is de broer van Fenneken Tuitert van de Grote Muil. Het maakt de familie Tuitert nu niet meer uit wat nou de Grote of de Kleine Muil is, ze zijn toch eigenaar van beide!

Derk Jan trouwt op 10 maart 1894 met Janna Slagman en gaat dan op de Kleine Muil wonen. Derk Jan was geen landbouwer, maar timmerman van beroep. Hij kocht dan ook niet al het bouwland van de Kleine Muil, andere gedeelten worden gekocht door Fredrika Scholten-Ilbrink van Brinkman en Albert Willem Peters van de Bloedkamp. Er worden vier kinderen geboren: Wendelina, Hendrika Gerritdina, Gerrit en Hendrik Jan. Op de foto hiernaast poseert het gezin bij de voordeur van het huis. In 1921 verhuizen Derk Jan en Janna naar het Nijenbeeksepad op de hoek met de huidige Hoofdstraat. Derk Jan is er overleden op 14 januari 1930 en Janna Slagman is overleden op 22 maart 1949. De familie Tuitert bleef wel eigenaar de Kleine Muil en volgens het testament van Janna ging het huis over naar dochter Hendrika Gerritdina en schoonzoon Karel Johannes Nieuwenhuis die het zouden hebben verkocht aan latere bewoner Piekema. Zoon Hendrik Jan Tuitert bleef met zijn gezin wonen in het huis aan het Nijenbeeksepad en verhuisde circa 1970 naar een ander huis aan het Nijenbeeksepad welke zij de "Nye Muyl" noemden.
 
Nieuwe bewoners van de Kleine Muil in 1921 zijn Gerrit en Gerritje Slagman, de ongetrouwde broer en zuster van Janna die tot dan nog het ouderlijk huis de Boschkamp in Almen boerden. Zij zaten vaak in het kamertje aan de kant van de Eefdese Enkweg en konden zo goed in de gaten houden wat er over de weg kwam. Gerrit is overleden 27 februari 1948, maar Gerritje bleef niet alleen achter want ondertussen waren Jan Willem Onstenk en Hermina Johanna Beffers op de Kleine Muil komen wonen. Jan Willem zijn vader Karel woonde als kind op 't Bosser en woonde later op Nieuw Bosser aan de Markeweg waar Jan Willem en Hermina vandaan kwamen. Ze hadden twee kinderen en op de Muil werd nog een zoon geboren. De Muil was in die tijd het eigendom van de slager Marinus Oosterveld die het verhuurde aan Jan Willem Onstenk die kolenboer bij café Schutte was. De Onstenks woonden tot 1958 op de Muil en vertrokken toen naar Eefde. Gerritje was in 1952 al vertrokken en is 1 april 1953 in Doetinchem overleden.

In 1961 krijgt de Kleine Muil nieuwe bewoners. Dit is de familie A.C.H. Kuyck uit Hoek van Holland die het boerderijtje liet verbouwen tot een woonhuis. Zij waren de eerste "import" in de Eesterhoek en er zouden er nog vele volgen! Op de Kleine Muil woonden later de families Piekema, Van de Borg, Kreike en Keers. Deze families (m.n. Kreike) vonden er o.a. Goudse pijpen en glasscherven in de grond wat herinnert aan de geschiedenis van deze bijzondere plek in de Eesterhoek!
 
1460-...... Hendrik Jansz Muilman en Anna ten Dijcke Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1490-...... Jan Hendriks Muilman en Janneke van Wijk Jan is de zoon van Hendrik en Anna
1515-1573 Hendrik Muilman en Gerritje ten Bosch Hendrik is de zoon van Jan en Janneke
1550-....... Hendrik Muilman en Anna van den Linden Hendrik is de zoon van Hendrik en Gerritje
1588-....... Henrick Francken-Muilman en Anna Muilman Anna is de dochter van Hendrik en Anna
1615-1635~ Johan en Tonnisken Francken-Muilman Tonnisken is de dochter van Henrick en Anna
1635-1669> Jan Jansen Raijmans op den Kleijnen Moijl en Gertgen Gertgen is de tweede echtgenote van Jan (Johan)
1669-1681 Jan Jansen Moijl en Enneken Lamberts op de Kolck Jan is de zoon van Jan en Gertgen
1681-1689 Evert Janssen Borghman>Moijl en Enneken Lamberts op de Kolck Evert is de tweede echtgenoot van Enneken
1689-1701 Evert Janssen en Harmken Hermsen op 't Valcke Harmken is de tweede echtgenote van Evert
1701-1707 Evert Janssen en Fijtjen Roelofs Wiltink Fijtjen is de derde echtgenote van Evert
1708-1724 Harmen Wolters Beunk en Fijtjen Roelofs Wiltink Harmen is de tweede echtgenoot van Fijtjen
1724-1749 Berend Zwiers op de Moijl en onbekend Geen familie van vorige bewoners
1739-1770~ Hendrik Berends Muil en Maria van der Meij Hendrik is de zoon van Berend
1770-1791~ Antonij Vroetman-Hekkert en Maria Berents Muil Maria is de zus van Hendrik en dochter van Berend
1791-1797 Antonij Hekkert en Jenneken Lenderink Antonij is de zoon van Antonij en Maria
1797-1799 Teunis Bessem en Jenneken Lenderink Teunis is de tweede echtgenoot van Jenneken
1797-1806 Teunis Bessem en Jenneken Bredenoord Jenneken is de tweede echtgenote van Teunis
1806-1816 Jan Kappert en Henders Hietkamp Geen familie van vorige bewoner
1817-1837 Jan Kappert en Garritjen Lijster Garritjen is de tweede echtgenote van Jan
1838-1848 Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters Geen familie van vorige bewoners
1848-1893 Jan Willem Ilbrink en Maria Olijslag Geen familie van vorige bewoners
1889-1894 Jan Willem Ilbrink en Gerritje Veldink Jan Willem is de zoon van Jan Willem en Maria
1894-1921 Derk Jan Tuitert en Janna Slagman Geen familie van vorige bewoners
1921-1952 Gerrit en Gerritje Slagman Gerrit en Gerritje zijn broer en zus van Janna
1947-1960 Jan Willem Onstenk en Hermina Johanna Beffers Geen familie van vorige bewoners
 

Er is in het verhaal hierboven vanaf 1848 sprake van dubbele bewoning als de families van Derk Jan Scheuter en Jan Willem Ilbrink op de Kleine Muil wonen. Aangenomen wordt dat de latere eigenaar Jan Willem Ilbrink in het hoofdgedeelte is komen wonen en dat Derk Jan Scheuter plaats maakt en naar het andere gedeelte verhuisd. In 1841, als de familie Scheuter op de Kleine Muil woont, is er al sprake van dubbele bewoning. Het zijn Jan ten Broeke en Harmina Beldman die dan vanuit de Kring van Dorth naar Gorssel komen. Jan was eerder nog linnenwever en dagloner van beroep maar wordt geregistreerd als tuinman wanneer zoon Jan op 11 november 1842 wordt geboren. Mogelijk is Jan gaan werken als tuinman voor 't Eschede en is hij daarom in gaan wonen op de Kleine Muil. Getuige bij de aangifte van de geboorte van zoon Jan is de 28-jarige dagloner Derk Jan Meijer die mogelijk ook op de Kleine Muil woonde. In 1846 is dat zeker aangezien hij dan op huisnummer 33-2 wordt geregistreerd. Hij trouwde op 1 september 1843 met Petronella de Wilde en zullen toen de plaats van Jan ten Broeke hebben ingenomen. In 1848 zullen zij zijn verhuisd naar Apeldoorn en zullen Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters hun plek hebben ingenomen, zij komen dan van het andere gedeelte. En als dan ook dit echtpaar vertrekt, is het de beurt aan de volgende medebewoners. Dat zijn Manes Berkenbosch en Jenneken Mensink, waarschijnlijk vanaf hun trouwen op 9 juni 1854. Op 14 april 1864 wordt hun plaats ingenomen door Harmen Meijer en Willemina Bielderman die van Kappert op de Eesterbrink kwamen. Manes en Jenneken gaan daar in de buurt wonen in een nieuw boerderijtje. Op 22 mei 1866 vertrekt de familie Meijer en staat dat gedeelte van de Kleine Muil leeg. Pas in 1871 wordt de leegte opgevuld door Jan Hendrik Braakhekke & Aaltjen Frederika van der Meij die daarvoor nog kort inwoonden op Zandscholten. Na het vertrek van de familie Braakhekke op 1 augustus 1875 is er zelfs voor een periode van zeven jaren sprake van leegstand. Hendrik Jan Korenblik en Willemina Schoemaker wonen er dan nog van 1882 tot 1887 en daarna is het voor langere tijd gedaan met de dubbele bewoning.

 
1841-1842 Jan ten Broeke en Harmina Beldman Eerste medebewoners
1843-1848 Derk Jan Meijer en Petronella de Wilde Geen familie van vorige bewoners
1848-1854 Derk Jan Scheuter en Lammerdina Peters Lammerdina is de zus van Gerrit Willem
1854-1864 Manes Berkenbosch en Jenneken Mensink Geen familie van vorige bewoners
1864-1866 Harmen Meijer en Willemina Bielderman Geen familie van vorige bewoners
1871-1875 Jan Hendrik Braakhekke en Aaltjen Frederika van der Meij Geen familie van vorige bewoners
1882-1887 Hendrik Jan Korenblik en Willemina Schoemaker Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Eefdese Enkweg 1  
 
 
Grote Muil
 
De boerderij zal waarschijnlijk al hebben bestaan in 1492 toen "Willem in die Moyll" wordt genoemd als setmeyster. Het lijkt erop dat dit een mooi baantje was waarmee je werd vrijgesteld van het betalen van belasting, want we komen zijn naam niet verder tegen in het overzicht van mensen die betalen moesten. Wel zien wij het goet "Aelde Moyll" met Henrick Doynk als bewoner, dat dit dus de Oude Muil oftewel de Kleine Muil. De Grote Muil is dus jonger dan de Kleine Muil. De naamgeving is daarom wat extra verwarrend omdat vaak de eerste en oudste boerderij de toevoeging Groot kreeg of had terwijl de nieuwere boerderij de naam Klein kreeg. Mogelijk is daarom door de jaren heen een verwarring ontstaan en gebleven. Uiteindelijk is de naam Grote Muil voor deze boerderij eigenlijk heel toepasselijk omdat deze duidelijk groter is dan de kleinere herberg. Wel is het zo dat de Grote Muil een katerstede was en de Kleine Muil een erve. In het register van horige goederen van 1534 worden die Oelde Moill en den anderen Moill genoemd en was Johan van Voirtheusen de eigenaar van den anderen oftewel grote Muil. Bijzonder is dat in 1534 op beide Moills geen bouwlieden woonden. Op 16 september 1625 wordt de "Groote Moijl" genoemd in het markeboek Eschede. Het jaar ervoor, op 4 mei 1624, wordt de Moller Hofstede voor de helft door Gerrit Gerritsen en zijn huisvrouw Geertien Jorissen geschonken aan Aelbert Gerritsen ten Busch en diens huisvrouw Tonnisken Jansen.
 

Zij verkochten op maart 1640 deze helft van het erve en goed de Groote Moeill in Eeschede aan Bartolt Henricx en zijn huisvrouw Aeltien Besier. Bartolt en Aeltien woonden op Bartels Hofstede en bleven daar waarschijnlijk wonen. Maar de boerderij komt van pas als hun dochter Catrin op 11 april 1647 trouwde met Gerrit Gerritsen uit Harfsen, zoon van Gerraet op Groot Loeinck en Gerritje Gerritsen. In 1653 hertrouwt Gerrit mogelijk met Fenneken Wilmsen Hoekman uit Oolde (welk huwelijk kinderloos is) en in 1657 met ene Grietjen, want dat jaar laten "Gerrit Gerritsen op den Grooten Moijl en Grietjen sijn huijsvrouw" een zoon laten dopen. Fenneken haar zussen Elske en Armgart woonden ook in Gorssel en ook haar broer Willem die op de Peerdekate woonde, maar het is nog niet zeker of dit huwelijk wel klopt en dat zij mogelijk met een geheel andere Gerraet Gerraetssen is getrouwd, dit nog verder uitzoeken.

Uit het huwelijk van Gerrit en Catrin zijn twee kinderen voortgekomen en uit het huwelijk met Grietjen worden zeven kinderen geboren, de laatste in 1670. Kort daarna dienen zich nieuwe bewoners aan en dat zijn Jan Aelberts en zijn echtgenote Jenneken die er tot 1677 wonen.

Dan komen Jan Wolters van 't Hoentjen uit Harfsen en zijn echtgenote die ook Jenneken genaamd is, maar zij is niet de Jenneken van Jan Aelberts. Zij blijven een langere tijd op de boerderij wonen, in 1713 wonen zij er nog steeds als ze worden geregistreerd als lidmaten van de kerk. Hun zoon Wolter Jansen en diens echtgenote Anna Catharina Garrijts van Hattinge (afkomstig van 't Haijtinkhof) wonen er dan ook maar verhuizen wat later naar 't Spijk in Eefde.

 
In die tijd is Jan Hendriks Groterkamp eigenaar van de Grote Muil. Hij woont waarschijnlijk op Groterkamp met zijn echtgenote Catharina Roveen al worden zijn kinderen in Zutphen gedoopt in de R.K. kerk aldaar. Hij zal Groterkamp hebben gepacht want de familie Buininck uit Zutphen was daarvan eigenaar en eigenlijk is dat wel bijzonder, hij was immers eigenaar van de Grote Muil en kon daar wonen en werken. In 1719 is Jan overleden en hertrouwt Catharina met Gerhard Johan Dankerts en zij zijn dan eigenaar van de Grote Muil en Gerhard Johan is daardoor ook regelmatig aanwezig bij vergaderingen van de Marke Eschede op de Kleine Muil. Daar ziet hij Harmen Wolters Beunk van de Kleine Muil die wel een uitdaging ziet in meer boerenwerk op de Grote Muil en verhuist hij met zijn echtgenote Fijtjen en kinderen van de herberg naar de boerderij. Harmen leidde echter geen onbesproken levenswandel want op 31 oktober 1724 wordt hij door zijn moeder in haar testament onterft wegens zijn "slegte gedrag en verquistende conduite". Mogelijk was hij daarom ook minder geschikt voor het werk op de herberg en is dit een reden geweest voor de verhuizing naar de boerderij. Aangenomen wordt dat het echtpaar op 15 juni 1724 is verhuisd. Op 4 januari 1727 verkoopt Gerhard Johanna Dankerts (dan weduwnaar van Catharina) de Grote Muil aan Johannes Lulofs. Dat zal niet Jan Lulofs zijn die eigenaar was van 't Smeenk want in een vergadering van 1836 was Jan Lulofs aanwezig voor 't Smeenk en was er niemand aanwezig om de Grote Muil te vertegenwoordigen.

In 1733 trouwen in Gorssel Gerrit Henderiksen Hueterman en Janna Teunissen, zij komen beiden uit Eefde en gaan op de Grote Muil wonen waar zeven kinderen worden geboren. Janna wordt ook wel Bartels genoemd en overlijdt op 5 oktober 1749. Gerrit hertrouwt het jaar erop met Guele Aelberts en bij de doop van hun twee kinderen wordt Gerrit vreemd genoeg ook Bartels genoemd. Op 1 december 1762 hertrouwt Guele met Albert Jansen Marsman uit Colmschate waar Guele oorspronkelijk ook vandaan komt. Genoemde echtparen hebben de boerderij gepacht, anno 1757 wordt Jan Janssen (Scholten) genoemd als eigenaar van de "Groote Moijle" maar hij woonde op Zandscholten even verderop in de Eesterhoek.
 

Op 20 mei 1770 trouwt Garrit Dijkerman van 't Dijker met Aaltjen Klaphekke en zij gaan dan op de Grote Muil wonen. Er worden acht kinderen geboren in de periode 1771-1785, allemaal op de Grote Muil waar Garrit als landbouwer werkte. Na de overstroming van 1784 wordt "Garrit op de Groote Muijl" als hij 8 guldens voor diverse schade uitgekeerd krijgt. In 1793 woont Garrit woont een vergadering van de marke Eschede bij en wordt daarbij genoemd als Gerrit Dijkerman present wegens Ten Dijke wat aangeeft dat hij toen op 't Dijker zou hebben gewoond, maar dat is waarschijnlijk niet het geval geweest. In 1797 wordt Garrit namelijk genoemd als momboir en als bewoner van de Grote Muil en wordt hij genoemd als Garrit van de Groote Muil in het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795. In 1809 verhuist het echtpaar naar 't Hassink in Epse waar zij gingen wonen met zoon Jan en schoondochter Gosina Reuvekamp. Ze woonden uiteindelijk op het erve Hofman in Gorssel waar ze beiden zijn overleden.

Garrit was pachter van de boerderij, eigenaar was Hendrik Jan Lulofs en deszelfs ehevrouw Agnes Maria Arnoudina Verstege uit Zutphen. Op 18 mei 1790 verkoopt hij Erve Groot Muile aan Willem Dijkerman, broer van Garrit die we straks nog op Brinkman tegenkomen. Willem woonde in 1790 in Voorst maar woonde eerder in het dorp Gorssel op Klein Bentink waar zijn echtgenote in 1783 is overleden. Willem zal in de herenkamer zijn gaan wonen en zo woonden dus de gebroeders Dijkerman samen op de boerderij en is er sprake van dubbele bewoning. Op 27 september 1798 woont Willem op de caterstede Groote Muile als hij deze verbind aan een lening. Waarschijnlijk is Willem voor 1806 overleden.

 

Garrit Dijkerman en Aaltjen Klaphekke blijven tot 1809 op de Grote Muil wonen. Zij verhuizen dan naar boerderij 't Hassink te Epse en doen dit samen met het gezin van zoon Jan Dijkerman die op 't Reuvekamp woonde. Jan trouwde op 12 april 1795 met Gosina Reuvekamp en er worden in Gorssel zes kinderen geboren. Zoon Antonij werd op 3 mei 1809 op 't Hassink geboren en voor deze datum is de familie Dijkerman dus verhuisd. Op 't Hassink wordt op 19 januari 1809 nog een dochter van de toenmalige hoofdbewoner Jan Hassink geboren en tussen deze twee data zal de verhuizing dus hebben plaatsgevonden. De familie Hassink gaat dan wonen op het erve Reuvekamp te Gorssel, zij wisselen dus van boerderij met dien verstande dat Jan Dijkerman (zijn schoonmoeder) de boerderij pachtte en de familie Hassink eigenaar werd.

 
Bij de Eesterhoekers van vroeger bestond ook al de verwarring van de Grote en Kleine Muil en ontstond mede daardoor ook de naam "Tutert van Larooij". De naam Larooij komt van de Willem Jan La Rooy, een gepensionneerd kapitein der artillerie, die in 1807 (geboorte dochter) op de Kleine Muil woonde en er op 6 september 1828 is overleden. Zijn weduwe, Joanna Maria Heyns, overleed er op 11 februari 1839. Tutert komt van Derk Tuitert die later lange tijd op de Grotee Muil woonde. Hij is de zoon van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink van 't Smeenk. Een aantal hoofdbewoners van na 1800 zijn dus al genoemd.
 

Willem Jan La Rooy had een herenkamer en een grote tuin achter de boerderij en betaalde veel belasting. De Grote Muil was dus een aanzienlijke boerderij en heeft daardoor dus de naam Grote Muil verdiend. Willem Jan was eigenaar van de boerderij en verpachtte de boerderij welke groot genoeg was voor een dubbele bewoning. Na La Rooij waren er meerdere eigenaren die ook op de boerderij woonden, hiervan een kort overzicht:

Dochter Arnolda Maria Magrita La Rooij werd op 26 september 1807 geboren op de Grote Muil en trouwde op 7 jaunari 1834 met Karel Willem August von Leschen, ook een militair. Zij gaan ook op de Grote Muil wonen en er worden drie zonen geboren. Bij de geboorte van de tweede zoon Willem Jan op 4 augustus 1837 doet vader Karel geen aangifte, hij is dan in Tilburg. Het is vroedvrouw Teuntjen Greve (die eerder op Hoekman woonde) die dat doet met Albert Ilbrink als getuige, hij is dan de pachter van de Grote Muil zoals straks zal blijken. Het echtpaar vertrekt na 1841 en daarna wonen nog J. de Ridder, Willem Frederik Hesselink (overleden op 8 juli 1852) en Abraham van den Bovenkamp op de Grote Muil, de laatste zien we straks terug op de Oude Pastorie.

Het is nog het vermelden waard dat Willem Jan Larooij na zijn pensioen leiding gaf aan een burgerwacht in Gorssel.

 
Vanaf nu hebben wij alleen nog aandacht voor de pachters, de landbouwers van de boerderij die aan de rechtkant woonden, van de weg gezien. In 1815 wordt Jacob Spanheim genoemd die in 1818 op de Eikeboom woonde, daar meer aandacht voor hem. In 1825 wordt dan Willem Jansen als medebewoner genoemd. Eén maand na het overlijden van Willem Jan La Rooy trouwt hij met Hendrika Catharina Lijzen (nicht van Willem Lijzen van de Bloedkamp) en zij komt dan ook op de Grote Muil wonen. Er worden vier kinderen geboren waarvan er twee jong overlijden. In 1834 of 1835 (op 7 oktober 1834 wordt er nog wel een dochter geboren in Gorssel) vertrekken zij naar Warnsveld waar Hendrika in 1856 is overleden en Willem hertrouwde met haar halfzus Aaltje. Er was ook nog een zus Willemina Aleida die trouwde met Egbert Kappert die op de Kleine Muil woonde. Zij zullen elkaar hebben leren kennen doordat Hendrika Lijzen op de Grote Muil woonde.
 
Volgende pachters van de boerderij zijn Albert Ilbrink en Hendrika Roeterdink die op 17 januari 1834 trouwden. Hij is een zoon van Gerrit Hendrik Ilbrink en Johanna Borgman van 't Ilbrink, zij een dochter van Antony Roeterdink en Fenneken Agterhoek van 't Gier. Albert wordt genoemd als landbouwer van de boerderij en houdt er in 1840 vier runderen en één paard. Er worden negen kinderen geboren in de periode 1834-1856 en op 19 februari 1859 vertrekken Albert en Hendrika naar Wilp na ruim 25 jaren op de Grote Muil gewoond te hebben. Zoon Jan komt in 1913 weer terug naar Gorssel en vestigt zich op de Oude Pastorie.
 
De nieuwe landbouwer op de Grote Muil is dan de eerder genoemde Derk Tuitert, die ook eigenaar van de boerderij werd. Waarschijnlijk heeft hij de boerderij gekocht van Abraham van den Bovenkamp die als eigenaar ook op de Grote Muil woonde en in november 1862 vertrok waarna Derk en zijn echtgenote Johanna Gardina Hoogkamp van het ene naar het andere gedeelte van de boerderij verhuisden. Het vrijgekomen gedeelte is daarna bijna drie jaar lang bewoond geweest door Albert Boterman en Gerharda Oplaat die er op 14 november 1865 uittrokken waarna Derk en Johanna en hun kinderen de enige bewoners van de Grote Muil waren.

Derk Tuitert is de zoon van Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink van 't Smeenk en een neefje van Hendrika Roeterdink, zus van Jenneken. Het verklaart al een beetje hoe hij op de Grote Muil terecht kwam.
Derk en Johanna trouwden op 12 november 1847 en gingen wonen bij de ouders van Johanna op Hoekman. In 1852 stichten ze een eigen boerderijtje genaamd 't Loobosch. De verhuizing in 1859 naar het veel grotere Grote Muil is logisch ervan uitgaande dat Derk de boerderij te koop of met een optie tot koop kreeg aangeboden.

Derk en Johanna krijgen vier kinderen: twee op Hoekman en twee op de Grote Muil. Op 't Loobosch waren ze waarschijnlijk te druk met werken. Johanna had er wel tijd om in 1854 bijgaand letterdoek te maken. Hier staan de namen op van de ouders van Derk en al zijn broers en zusters, de ouders van Johanna en haar broer en zus en de twee oudste kinderen van Derk en Johanna.


 
Op 17 oktober 1869, een week na de geboorte van het jongste kind, overlijdt Johanna op 42-jarige leeftijd. Derk blijft dan alleen achter vier kinderen waaronder dus een pasgeboren zoon. Gelukkig is oudste dochter Janna al 21 jaar oud en zij zal zich over haar jongere broertje ontfermd hebben. Dat doet ze 10 jaren lang totdat zij in 1879 trouwt met Jan Karel Pasman en de boerderij verlaat. Een jaar later trouwt zoon Marten en komt er weer een zorgzame vrouw op de Grote Muil.
 
Het is Fenneken Tuitert die op 8 mei 1880 met Marten Tuitert, oudste zoon van Derk, trouwt. Ook Fenneken is net als haar schoonvader Derk een kind van een Tuitert en een Roeterdink, namelijk Gerrit Tuitert en Wendelina Roeterdink. Haar jongere broer Derk Jan woonde later op de Kleine Muil. Marten en Fenneken krijgen tien kinderen en Derk Tuitert weet dat het met de opvolging wel goed komt als hij op 2 oktober 1886 overlijdt. Kleinzoon Gerrit is overigens eerder dat jaar geboren en zou de opvolger van zijn vader Marten worden.

Op de foto rechts Gerrit Tuitert en Wendelina Roeterdink, ouders van Fenneken en Derk Jan. Ook al zijn het geen Eesterhoekers, mag hun foto niet ontbreken op de Eesterhoek pagina!
 
Zoals gezegd kregen Marten en Fenneken tien kinderen, maar vier daarvan stierven op jonge leeftijd en één werd er levenloos geboren. Vijf kinderen dus eigenlijk en op de foto hierboven staan zij met hun ouders voor de boerderij. Van links naar rechts: Gerrit, Derk Jan, Hendrik Jan, Johanna Gardina en Wendelina Tuitert. Laatstgenoemde trouwde met Johannes Ilbrink en vertrok, net als haar tante Jantjen, ook naar 't Hekkert. Waren er in de tijd van Derk Tuitert nog dienstknechten op de boerderij, bij Marten is dat niet meer het geval. Met drie zonen kon hij het werk kennelijk goed af. Het is echter wel goed mogelijk dat er meer dienstknechten en dienstmeiden waren omdat deze vanaf 1890 in een apart dienstbodenregister worden vermeld en niet op het adres.
 
In 1889 ontstaat er weer een dubbele bewoning op de Grote Muil als Janna Tuitert, zus van Marten, toch op de Grote Muil komt wonen. Zij is dan weduwe van Jan Karel Pasman en heeft twee jonge zoons. Ook Hendrik Jan Tuitert, ongehuwde broer van Marten, woont op de Grote Muil. Hun zus Jantjen, het vierde kind van Derk en Johanna, trouwde in 1883 met Jan Ilbrink en woonde dichtbij op 't Hekkert. Uit een akte van 1882 blijkt dat de "Groote Muile" bestaat uit een huis en erf en verdere gebouwen, tuin, boomgaard, bouw- en weideland en bosch- en heidegrond. Het totale oppervlak bedraagt 19 en een halve hectare.
 

Op 2 mei 1914 trouwt zoon Gerrit met Hendrika Roeterdink, dochter van Willem Bertus Roeterdink en Johanna Gerritdina Tuitert van 't Gier. Haar ouders waren al overleden toen Hendrika nog geen negen jaren oud was en zij gaat dan wonen bij haar oom en tante Albert Willem Roeterdink en Maria Johanna Tuitert van 't Smeenk. Op 4 juni 1914 verkoopt Marten de boerderij aan Gerrit voor 16.500 gulden.

Marten Tuitert is overleden op 15 april 1917 en Fenneken Tuitert overleed op 24 oktober 1920.

Ook Gerrit en Hendrika krijgen drie zoons: Marten, Bertus en Frederik. Verder waren er geen kinderen. Gerrit is overleden op 9 augustus 1950 en Hendrika op 16 oktober 1978, zij woonde toen in Almen en was eerder dat jaar vertrokken van de boerderij.

 
Het is Bertus die de boerderij voortzet en doet dat samen met Derkje Willemina Markvoort met wie hij op 1 oktober 1948 trouwde. Broer Marten trouwt met Derkje Hendrika Willemina Markvoort, een zus van Derkje Willemina. Zij emigreren naar Canada.

Bertus en Derkje krijgen een dochter en zoon. Na het overlijden van Bertus op 6 september 1982 zet de zoon de boerderij voort, maar vertrekt in 1986 naar het noorden des lands waarna Derkje in het dorp Gorssel gaat wonen. Hier is zij op 15 maart 2000 overleden. De gezusters Markvoort waren afkomstig van de Kleine Haar in Kring van Dorth.
     
1647-1653 Gerrit Gerritsen en Catrin Bartols Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1653-1657 Gerrit Gerritsen en Fenneken Wilmsen Fenneken is de tweede echtgenote van Gerrit
1657-1670 Gerrit Gerritsen op den Groten Moijl en Grietjen Grietjen is de derde echtgenote van Gerrit
1673-1676 Jan Aelberts op den Groten Muijl en Jenneken Geen familie van vorige bewoners
1677-1724~ Jan Wolters op de Grote Muijl en Jenneken Geen familie van vorige bewoners
1724-1733 Harmen Wolters Beunk en Fijtjen Roelofs Geen familie van vorige bewoners
1733-1749 Garrit Hendriks Hueterman en Janna Teunissen Geen familie van vorige bewoners
1750-1762 Garrit Hendriks Hueterman en Guele Alberts Krukkeland Guele is de tweede echtgenote van Garrit
1762-1770 Albert Jansen Marsman en Guele Alberts Krukkeland Albert is de tweede echtgenoot van Guele
1770-1809 Garrit Dijkerman en Aaltjen Klaphekke Geen familie van de vorige bewoners
1790-1806 Willem Dijkerman Willem is de broer van Garrit
1807-1839 Willem Jan Larooij en Joanna Maria Heyns Geen familie van de vorige bewoners
1808-1816 Jacob Spanheim en Willemken Hoekman Medebewoners, geen familie van eerdere bewoners
1828-1834 Willem Jansen en Hendrika Catharina Lijzen Geen familie van de vorige bewoners
1834-1859 Albert Ilbrink en Hendrika Roeterdink Geen familie van de vorige bewoners
1859-1886 Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp Derk is een neefje van Albert en Hendrika
1880-1920 Marten Tuitert en Fenneken Tuitert Marten is de zoon van Derk en Johanna Gardina
1914-1978 Gerrit Tuitert en Hendrika Roeterdink Gerrit is de zoon van Marten en Fenneken
1948-1986 Bertus Tuitert en Derkje Willemina Markvoort Bertus is de zoon van Gerrit en Hendrika
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 8  
     
 
Eikeboom
 
Dat de Eikeboom (ook wel Eikelboom) vlakbij een eik is gebouwd is wel haast zeker, maar wanneer is de grote vraag. Het zal na 1811 zijn geweest aangezien er in de DTB-boeken van voor 1811 geen registratie van de Eikeboom kan worden gevonden. Tevens was er in 1811 nog geen huisnummer. De foto hieronder is van de latere boerderij Eikeboom. Het oorspronkelijke boerderijtje stond kort aan de weg, links van de plek waar de kinderen (van Roeterdink) staan. De huidige bewoners troffen er nog een waterput aan. Achter het boerderijtje stond een schuur op dezelfde plek als de huidige schuur.
 
De eerste akte met vermelding van "het erve Eikelboom" dateert van 25 januari 1826 en is van het overlijden van Teunis Dikkers die op 90-jarige leeftijd overlijdt. Zijn echtgenote Geertjen Hubers overlijdt op 9 januari 1829. Teunis en Geertjen zijn de ouders van Willemken Hoekman (ook wel Hoopman, maar vreemd genoeg niet Dikkers genoemd) die op 20 maart 1808 trouwde met Jacob Spanheim.

In 1815 wordt Jacob nog gesignaleerd op de Grote Muil en in 1821 niet meer, waarschijnlijk heeft hij in deze periode de Eikeboom gesticht. Wij gaan uit van het jaar 1816 omdat op 10 januari 1817 het tweede kind van Jacob en Willemken wordt geboren, de eerste was al in 1809 geboren. In 1821, 1824 en 1828 worden nog drie kinderen geboren. Jacob wordt in het kadastraal register genoemd als eigenaar en werkte er als dagloner. Hij overlijdt op 22 februari 1831 en maakt de geboorte van zijn eerste kleinkind niet meer mee die op 10 juni op het Erve Eikelboom werd geboren. Het betreft Janten Begieneman, dochter van Johanna Spanheim (oudste dochter van Jacob en Willemken) en Engbert Begieneman die thans werkzaam is als schutter bij de Geldersche mobiele schutterij en niet bij de geboorte aanwezig zal zijn geweest. Engbert en Johanna zijn getrouwd op 26 januari 1831 en Engbert was toen nog werkzaam als boerenknecht en zij zullen zijn ingetrouwd op de Eikelboom.

In 1832 zullen Willemken Hoekman en de familie Begieneman zijn verhuisd, waarschijnlijk naar Eefde waar zij woonden op katerstede Smeenk. Onduidelijk is of het boerderijtje toen ook al is verkocht, mogelijk was dat pas in 1835.
De volgende bewoners zijn Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink die in 1832 na hun huwelijk van 11 mei op de Eikeboom zijn komen wonen. Ook Hendrik Jan was dagloner en had één rund, het geeft aan dat Eikeboom een klein daglonersplaatsje was. Janna zal op 't Dijker (de volgende boerderij van de Eesterhoek) hebben gewoond waar haar vader Arend nog in 1815 wordt geregistreerd. Janna zal er zijn geboren op 24 oktober 1814. Arend woont ook op de Eikeboom en overlijdt er op 1 maart 1843.

In de registers van de personele omslag is Hendrik Jan Wunderink de eerste bewoner van de Eikeboom die geregistreerd wordt en dat gebeurt in het jaar 1836. Er wordt dan dus pas voldoende geld verdiend om belasting te "mogen" betalen. In het register van 1841 krijgt de Eikeboom eindelijk ook een huisnummer: 34. Hendrik Jan en Janna krijgen vijf kinderen waarvan er één op jonge leeftijd in 1835 is overleden. Zoon Albert werd op 22 december 1839 geboren. Zijn foto hiernaast is afkomstig uit de collectie van nakomeling E. de Grood.

Daarnaast zien wij waarschijnlijk de foto van zijn oudere broer Evert Wunderink die op 29 april 1833 op de Eikeboom is geboren. Hij was gehuwd met Everdina Heijenk en later met Jantjen Gerrits en woonde o.a. in Zutphen alwaar hij in 1908 is overleden.
Albert Wunderink
 
Op 28 augustus 1843 wisselt het boerderijtje weer van eigenaar. Berend Jan Assink, een koopman uit Deventer, verkoopt dan het daghuurdersplaatsje "den Eikelboom of het Smalle Stuk genaamd". Er wordt tevens vermeld dat deze vroeger alleen een stuk bouwland was, doch thans voorzien van de daarop later getimmerde daghuurderswoning en de perceelnummers zijn 627 en 628. Op de afbeelding hiernaast is goed te zien waarom het bouwland bekend stond onder Het Smalle Stuk. Waarschijnlijk is deze ook afgesplitst uit het Langewant welke al in het verhaal over de Kleine Muil is vermeld en later alleen werd genoemd onder perceelnummer 630.
 
Tevens worden verkocht een stuk veldgrond (heidepercelen 1226 en 1227) en een 1/20 aandeel van de koeweide Eschedeschen Brink welke meer dan 10 bunders groot is (percelen 1257 t/m 1260) en waarop een koe mocht grazen. Berend Jan Assink heeft het daghuurdersplaatsje in 1835 met een openbare veiling gekocht en de andere veldgronden en rechten verkregen uit de verdeling van de marke Eschede in juni 1843. Bij de verdeling van de marke Eschede bij akte van 7 juni 1843 werd uit den Eschedër Brink inderdaad een perceel heide geschonken aan Berend Jan Assink, eigenaar van het plaatsje de Eikelboom.

Kopers zijn Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen die er 700 guldens voor betalen. Het echtpaar woont op katerstede Halfweg en moeten daar ook nog even blijven wonen. In de verkoopakte wordt namelijk ook bepaald dat de huidige pachter Hendrik Jan Wunderink nog tot 22 februari 1845 op de Eikeboom mag blijven wonen. De families Wunderink en Oosterkamp wisselen dan van huis want de familie Wunderink verhuisd dan naar Halfweg, oftewel het Ravennest. Janna Geltink haar moeder Hendrika Wijers verhuist mee en overlijdt er op 23 februari 1846.

Ook Lambertus Oosterkamp was dagloner van beroep. Het echtpaar had tien kinderen waarvan er zes op de Eikeboom zijn geboren, de eerste op 2 oktober 1846. Nadat Lambertus Oosterkamp op 19 augustus 1873 is overleden wordt oudste zoon Gerrit Willem de nieuwe hoofdbewoner. Hij is in 1870 op de Eikeboom komen wonen met zijn echtgenote Fredrika Willemina Pilgrim, dochter van Aaltje ... Eikelboom! Eindelijk gaat de Eikeboom over naar de volgende generatie van dezelfde familie. Gerrit Willem trouwde op 29 mei 1869 in Gorssel en ging toen in Deventer wonen maar kwam op 19 november 1870 terug naar Gorssel met vrouw en al een kind. Gerrit Willem was metselaar van beroep en bouwde dus huizen. Afbreken deed hij ook zoals verderop te lezen is bij de afbraak van het Ontijdinck. Er worden negen kinderen op de Eikeboom geboren waarvan er twee jong zijn overleden. In 1886 verhuizen Gerrit Willem en Frederika Willemina naar een huis nabij de kerk ("Kerkplein") in Gorssel waar nog twee kinderen worden geboren. Moeder Jenneken Janssen is op 30 januari 1884 op de Eikeboom overleden.
 
In augustus van 1886 komt Gerrit Johannes Hietkamp vanuit Eefde naar de Eikeboom. Hij is getrouwd met zijn nicht Henriëtta Uunk en is weduwnaar van haar zuster Maria. Het jaar erop komt ook Hendrik Jan Oosterkamp terug naar de Eikeboom, hij is namelijk de zoon van Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen en is er op 3 augustus 1851 geboren. Zodoende ontstaat er een dubbele bewoning op de Eikeboom. Hendrik Jan is net als zijn broer metselaar en Gerrit Johannes is weer dagloner van beroep. Hendrik Jan is getrouwd met Willemina Fredrika Melsbach en zij hadden geen kinderen en daarom pasten zij in de Eikeboom welke zeker niet groot zal zijn geweest. Het echtpaar kwam van de Eesterbrink.

Pikant detail is dat Willemina de dochter is van Hendrik Melsbach en Aaltjen Beltman die in 1844 trouwden en toen gingen inwonen bij familie op de Kleine Koekkoek in Harfsen waardoor de familie Strookappe het veld moest ruimen! Overigens was er al eerder sprake van dubbele bewoning, zo woonde rond 1850 vrijgezel Willem Knaap (broer van Wichert Knaap van 't Zand) ook op de Eikeboom.
 
Nadat Willemina Fredrika Melsbach op 29 oktober 1891 is overleden vertrekt Hendrik Jan van de Eikeboom en is daarmee de laatste Oosterkamp bewoner geweest. Gerrit Jan Haarman (weer een metselaar) en Johanna Hendrika Meijerink nemen de vrijgekomen plaats in en nemen vier kinderen mee en er worden er nog eens vier op de Eikeboom geboren, een drukke bedoening! Aan de andere kant vind er in 1896 een verhuizing plaats als Gerrit Johannes en Henriëtta met drie kinderen vertrekken en hun nicht Gerritjen Willemina en haar man Jan Willem Timmerije met twee kinderen de plaats innemen. Het echtpaar heeft elkaar leren kennen op 't Hekkert (de boerderij van de oom en tante van Gerritjen) waar zij allebei in 1886 gingen werken. Gerritjen Willemina kreeg in 1889 nog een onecht kind welke eerst op 't Hekkert verbleef en daarna door Gerrit Johannes en Henriëtta werd verzorgd en op 18 maart 1890 overleed. Op 16 juni 1897 wordt nog zoon Hendrikus geboren, maar hij overlijdt op 7 augustus 1898. Eerder dat jaar op 22 april is Jan Willem Timmerije ook al overleden, hij wordt maar 29 jaar oud. Jan Willem was de eerste landbouwer op de Eikeboom. Op 4 maart 1899 hertrouwt Gerritjen met Gerrit Willem Boterman die nog op de Grote Muil is geboren en dus bekend is in de buurt. Het jaar erop vertrekken zij echter al en in december 1900 er nieuwe bewoners die langer op de Eikeboom zullen blijven: Hendrikus Koldewee en Harmina Ribbink.
 
Hetzelfde jaar vertrekt ook de familie Haarman van de andere kant. Gerrit Jan kocht op 13 november 1899 bij de veiling van 't Wiltink in Gorssel perceel 10 zijnde een bouwland op de Kamp ten zuiden van den middenweg nummers 433, 434 en 435. Op dit land zal hij een nieuw huis hebben gebouwd waar ze in december 1900 gaan wonen. In 1901 komen Johan Wunderink en Aaltjen Coenraadts op hun plek wonen, zij zijn afkomstig van Wassink op de Eesterbrink. Johan is arbeider van beroep en is de kleinzoon van Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink! Op 29 juli 1908 vertrekt hij met vrouw en drie kinderen naar Eefde en daarmee eindigt de dubbele bewoning van de oude Eikeboom woning. Ook schoonmoeder Geertrui Hietbrink verhuist mee.

De foto hiernaast is in 1927 gemaakt en we zien hier Johan (staand midden) en Aaltjen (zittend rechts) met hun vijf kinderen. Het echtpaar had elf kinderen, maar vijf daarvan overleden op jonge leeftijd (waarvan twee op de Eikeboom) en één kind werd levenloos op de Eikeboom geboren. Van de vijf kinderen op de foto werd alleen zoon Johan (rechts) op de Eikeboom geboren. De dochters Mina Johanna (2e van rechts) en Maria Geertuida (zittend links) zijn geboren in de Eesterbrink, de dochters Aaltjen (2e van links) en Everdina (geheel links) zijn in Eefde geboren.
 

Na het vertrek van de familie Wunderink is er nog maar één familie op de Eikeboom: de familie Koldewee. Hendrikus Koldewee is landbouwer van beroep en maakt van de Eikeboom een boerenbedrijf zoals dat nu nog steeds is. Dat doet die alleen na 23 mei 1906 als Harmina Ribbink overlijdt, hij is dan zelf 54 jaar oud. Twee van zijn kinderen wonen dan nog bij hem: zoon Gerrit Jan en dochter Hendrika. Zoon Gerrit Jan woonde later in het boerderijtje aan de Vosweg welke in het verhaal van de Grote Muil besproken is. Dochter Hendrika trouwt op 15 november 1913 met Albert Schepping die dan op de Eikeboom komt wonen. Eigenaar is dan nog steeds Gerrit Willem Oosterkamp wiens echtgenote Fredrika Willemina Pilgrim in 1912 is overleden, zij woonden al die tijd in het huis Kerkplein bij de kerk. Gerrit Willem is in 1913 verhuisd naar Hengelo (Gld) en hij besluit daarna zijn onroerend goed in Gorssel te verkopen. Dat is het huis bij de kerk, de Eikeboom en het "Huis op 't Veld" op de Eesterbrink welke hij op het stuk veldgrond heeft gebouwd welke hij in 1843 had gekocht. Het bouwplaatsje de Eikeboom bestaat uit huis en erf met bouwland en weiland en betreft perceelnummers 2218 (bouwland), 2496 (weiland), 2497 (bouwland), 2499 (bouwland) en 2500 (huis, schuur en erf). Deze worden in massa geveild op 8 april 1914 waarbij alleen een eenroedige berg wordt uitbedongen. Deze zal eigendom zijn geweest van Hermanus Koldeweij die de Eikeboom huurt voor 100 gulden per jaar en nog een contract heeft tot 22 februari 1915. Koper is landbouwer Albert Willem Roeterdink van 't Smeenk en hij betaalt 2250 gulden. Hermanus kan er dus voorlopig blijven wonen en de pacht wordt in 1915 zelfs nog verlengd. Het jaar 1917 is een rampjaar als Albert Schepping en Hendrikus Koldewee komen te overlijden en Hendrika alleen achterblijft. Zij hertrouwt op 16 maart 1918 met jachtopziener Jan Hendrik Bolink en er wordt één dochter geboren. Op 10 maart 1922 vertrekken zij naar Diepenveen.

Albert ten Have en Gerritdina Hekkelman zijn dan de volgende bewoners en vestigen zich er na hun trouwen op 26 augustus 1922. Albert is weduwnaar van Alberdina Willemina Plaggert en is afkomstig van Senneken en heeft vijf kinderen in huis en in leven uit zijn eerste huwelijk. Aangenomen mag worden dat Eikeboom groter was dan Senneken en dat er daarom werd verhuisd. Een wijs besluit, want uit het huwelijk worden nog eens 13 kinderen geboren!

Daarvan is er echter maar één op de Eikeboom geboren want in 1925 verhuizen zij al naar Gorssel waar zij een een nieuw boerderijtje bouwen van een soort waarvan er in die tijd meer met subsidie gebouwd van de Vereniging Bevordering Verkrijging Onroerend Goed Landarbeiders te Gorssel. Een aantal daarvan staan aan de Elfuursweg en Prinsenland aan de Domineesteeg is er ook één van. Later wordt er bij het boerderijtje ook een schuur gebouwd met de stenen van de schuur van de Oude Muil. Tegenwoordig staat het boerderijtje met vijvertuin bekend als de Keihave aan de Kozakkenweg welke eerder nog de Rietdekkerweg was. In 1925 verzorgde Albert nog wel de melkritten van de Eesterhoek voor de Zuivelfabriek te Eefde. Hij ging langs bij 18 boerderijen waar in totaal 94 koeien stonden. De meeste koeien stonden bij de Bloedkamp (10) en 't Ilbrink en 't Boschloo die er elk negen hadden staan. In 1928 deed Albert de rit van Gorssel II. Deze bestond uit 31 adressen maar minder koeien, 85 stuks.

Omstreeks 1926 wonen op de Eikeboom Gerrit Johan van der Beek en Aleida Slijkhuis. Later wonen zij op 't Loobosch waar Albert ten Have overigens ook nog heeft gewoond. Ook woonde hij op de Oude Pastorie, Albert komen wij dus nog vaker tegen in de Eesterhoek! Opvolger is Johan Vos die op 2 april 1927 trouwt met Geertruida Stokreef. Kort daarna zullen zij zijn verhuisd naar de Duizend Vreezen waar de ouders van Geertuida wonen.
 
Op 17 september 1927 komt Gerritdina Maria Voortman, weduwe van Hermannes Holleboom, van Olst naar de Eikeboom met twee zoons. Zij overlijdt er op 10 oktober 1927 en de zoons vertrekken op 26 april 1928 naar Diepenveen, maar hebben ook nog even bij de familie Boterman aan de Quatre Brasweg gewoond. De vrijgekomen plek wordt dat direct ingenomen door Dirk Jan Remelink en Maria Johanna Kortbeek en op 22 juli wordt dan een dochter geboren. Op 11 mei 1929 vertrekken zij naar Brummen, waar ze ook vandaan kwamen.
 
Van 30 september 1929 tot 12 augustus 1933 wonen Heinrich Kreeft en Mina Waterham op de Eikeboom en zij waren waarschijnlijk de laatste bewoners van het oude boerderijtje Eikeboom. Heinrich deed geen boerenwerk, hij was machinist in een machinefabriek. Het echtpaar had twee zoons waarvan Hermanus in 1930 op de Eikeboom is geboren, de laatste van vele kinderen die op de oude Eikeboom het eerste levenslicht door de takken van de eikeboom zagen!

Na het vertrek van de familie Kreeft is het oude boerderijtje afgebroken. Met de stenen van het oude boerderijtje is de wagenloods achter de nieuwe boerderij gebouwd. Deze wagenloods is inmiddels ook al afgebroken. Er is dus niets over van het boerderijtje behalve de herinnering dat het een klein boerderijte met lage zijmuren en dus een laag dak is geweest. En dat er toen voor het boerderijtje geen eikeboom maar een lindeboom stond!
 
1816-1831 Jacob Spanheim en Willemken Hoekman Geen familie van vorige bewoners
1832-1845 Hendrik Jan Wunderink en Janna Geltink Geen familie van vorige bewoners
1845-1884 Lambertus Oosterkamp en Jenneken Janssen Geen familie van vorige bewoners
1870-1886 Gerrit Willem Oosterkamp en Fredrika Willemina Pilgrim Gerrit Willem is de zoon van Lambertus en Frederika
1886-1896 Gerrit Johannes Hietkamp en Henriëtta Uunk Geen familie van vorige bewoners
1896-1898 Jan Willem Timmerije en Gerritjen Willemina Hietkamp Gerritjen Willemina is een nicht van Gerrit Johannes èn Henriëtta
1899-1900 Gerrit Willem Boterman en Gerritjen Willemina Hietkamp Gerrit Willem is de tweede echtgenoot van Gerritjen Willemina
1900-1917 Hendrikus Koldewee en Harmina Ribbink Geen familie van vorige bewoners
1918-1922 Jan Hendrik Bolink en Hendrika Koldewee Hendrika is de dochter van Hendrikus en Harmina
1922-1925 Albert ten Have en Gerritdina Hekkelman Geen familie van vorige bewoners
1925-1927 Gerrit Johan van der Beek en Aleida Slijkhuis Geen familie van vorige bewoners
1927-1927 Johan Vos en Geertruida Stokreef Geen familie van vorige bewoners
1927-1928 Gerritdina Maria Voortman met twee zoons Holleboom Geen familie van vorige bewoners
1928-1929 Dirk Jan Remelink en Maria Johanna Kortbeek Geen familie van vorige bewoners
1929-1933 Heinrich Kreeft en Mina Waterham Geen familie van vorige bewoners
     
Dubbele bewoning door:  
     
1887-1891 Hendrik Jan Oosterkamp en Willemina Fredrika Melsbach Zoon van Lambertus en Jenneken
1892-1900 Gerrit Jan Haarman en Johanna Hendrika Meijerink Geen familie van vorige bewoners
1901-1908 Johan Wunderink en Aaltjen Coenraadts Johan is de kleinzoon van Hendrik Jan en Janna
 
 

Roeterdink is de familienaam die tegenwoordig en al vele jaren aan de Eikeboom is verbonden. Albert Willem Roeterdink van 't Smeenk kocht het bouwplaatsje "De Eikeboom" op 8 april 1914, zoals al in het verhaal was te lezen. In 1925 wordt er op het erf een nieuwe boerderij gebouwd voor zoon Hendrik Willem die er dat jaar na zijn huwelijk van 7 mei met Hendrika Willemina Schieven gaat wonen. Hendrika is afkomstig van 't Boershuis en is de dochter van Christiaan Schieven en Hendrika Verdonk. Het echtpaar krijgt zeven kinderen waarvan twee zoons op jonge leeftijd overlijden. In 1934 wordt er een wagenloods met kippenhok, stal en fietsenhok achter de boerderij gebouwd die dan aan den weg Eesterhoek naar Metraey is gelegen. Tussen 1945 en 1947 zijn er hele groepen kinderen (b.v. van de NJN) op de boerderij die er dan kwamen kamperen.

Hendrik Willem is uiteraard landbouwer van beroep en boert op de Eikeboom tot 1947. Hij wordt dan gevraagd om naar het erve Boonk in Eefde te komen waar Willemina Christina Eggink, tante van Hendrika, alleen woonde nadat haar man Arend Jan Schieven in 1946 was overleden. Hetzelfde jaar overleed ook haar broer Albert en het jaar ervoor dochter Grietjen waarna Willemina alleen achterbleef en dus een beroep doet op Hendrik Willem. Zo vertrekken de Roeterdinks van de Eikeboom, maar er zou er één terugkomen!


Nieuwe bewoner van de Eikeboom is Herman Johan Berenpas, zoon van Gerrit Jan Berenpas en Tonia Hendrika Roeterdink, zus van Hendrik Willem Roeterdink. Herman is dus een neefje van Hendrik Willem Roeterdink. Zijn ouders woonden op de Voort in Eefde. Herman Johan werd in 1947 21 jaar oud en moest als militair naar Nederlands Indië. Vrijstelling werd gegeven aan degenen die een boerderij hadden en zodoende kreeg Herman de Eikeboom in pacht van zijn oom. Hij woonde er samen met zijn zus Marie. Herman werkte als landbouwer en stond bekend als een harde werker. Als de boeren in de omgeving met lege melkbussen de Lenden opgingen, kwam Herman al met volle bussen terug!

Nadat Herman in 1952 trouwde, vertrok hij naar Harfsen en kwamen zijn ouders van de Voort naar de Eikeboom. Op de foto hiernaast zien wij de familie Berenpas met staand v.l.n.r. de kinderen Herman, Marie en Hendrik Jan. In de periode dat de familie Berenpas op de Eikeboom woonde, is de schuur gebouwd die links van de boerderij staat.


Op 8 november 1957 trouwt Hendrikus Roeterdink, zoon van Hendrik Willem Roeterdink en Hendrika Willemina Schieven, met Willemina Regelink en komt dan van Boonk weer terug naar de Eikeboom. Gerrit Jan Berenpas en Tonia Hendrika Roeterdink gingen toen weer terug naar de Voort waar zoon Hendrik Jan was blijven wonen. Hendrikus is te zien op de eerste boerderijfoto, hij staat daar tweede van links.

Hendrikus en Willy krijgen drie kinderen waarvan zoon Henk nu de boerderij runt. Hij en zijn gezin wonen in het hoofdgedeelte en zijn ouders wonen in het bijgedeelte welke in 2001 werd verbouwd waardoor er opnieuw dubbele bewoning op de Eikeboom is ontstaan, maar nu op een groter woonoppervlak dan in het oorspronkelijke boerderijtje! Helaas is Hendrikus op 27 augustus 2016 op het erf van de boerderij overleden.
 
1925-1947 Hendrik Willem Roeterdink en Hendrika Willemina Schieven Geen familie van vorige bewoners
1947-1952 Herman Johan Berenpas Herman is een neefje van Hendrik Willem en Hendrika Willemina
1952-1957 Gerrit Jan Berenpas en Tonia Hendrika Roeterdink Gerrit Jan en Tonia Hendrika zijn de ouders van Herman Johan
1957-2001 Hendrikus Roeterdink en Willemina Regelink Hendrikus is de zoon van Hendrik Willem en Hendrika Willemina
     
  Huidig adres: Eefdese Enkweg 3  
De weg van de Eikeboom naar de volgende boerderij 't Dijker is kort en ziet eruit als op de tekening hiernaast die in 2020 is gemaakt door Majorie Roeterdink, kleindochter van Hendrikus en Willemina. Links zijn de bomen te zien die net voorbij de Eikeboom staan en rechts zien wij al de schuren van 't Dijker. Laten we er maar gauw een kijkje nemen!
't Dijker
 
De boerderij waar de familie Dijkerman is ontstaan is een boerderij die in 1492 al bestond. Behalve 't Dijker werd de boerderij ook wel den den Dijck, ten Dycke, t Dijcke, Dijker en Dijkerman genoemd. Ook de naam Sweersink werd gebruikt, in 1492 geschreven als "Zweerssinck" en in 1494 als "Swersinck". Deze wordt in de pondschatting van dat jaar aangegeven als Swersinck en ten Dycke met als eigenaar Geert ten Dycke. Hij was ook al eigenaar in 1492, genoemd wordt dan "Tgoet Zweerssinck Garyt ten Dycke mit synen goede ten Dycke". Er bestaat echter wel onduidelijkheid omdat de naam Dijck ook van toepassing kan zijn op 't Dijkerhof welke nabij 't Wolferink was gelegen. Zo werd in die tijd de naam "den olden Dijck" gebruikt welke vrijwel zeker van toepassing is op Dijkerhof. Deze naam werd o.a. genoemd in het verpondingskohier van 1646 en in datzelfde register werd Sweersinck genoemd welke dan van toepassing moet zijn geweest op 't Dijker. In het register van horige goederen van 1534 komen wij dan nog de naam "Swersinck toe Eysschede" tegen met als eigenaar "Henrick in den Moil ind Dykman" en er was dat jaar geen bouwman zoals dat ook opging voor beide Muils, er was toen dus sprake van leegstand in de buurt.
 
In het markeboek van 1647 wordt genoemd Albert Gerritsen van den hoff bij Sweersinck en dit betreft Albert Gerritsen ten Bosse die op 't Ontijdink woonde en eigenaar was van Dijkerhof ... Door al deze onduidelijkheid is het niet met zekerheid vast te stellen dat de oudste hieronder genoemde bewonersgeschiedenis helemaal klopt en niet deels van toepassing zou kunnen zijn op 't Dijkerhof.

't Dijker zal oorspronkelijk een kleine boerderij zijn geweest, maar door vele verbouwingen aan het woonhuis en de bedrijfsgebouwen is het erve gegroeid naar de omvang van vandaag. Het was een gewaard erf met stemrecht van de marke Eschede. Op de achterzijde van de boerderij (gericht naar de Eefdese Enkweg) staat het jaartal 1842, het jaar waarin het achterhuis werd uitgebreid met één gebint. De sluitsteen in de boog boven de achterdeur toont de initialen van het echtpaar die deze verbouwing liet uitvoeren, hierover straks meer. In 1852 werd het voorhuis uitgebreid en in 1959 werd het voorhuis nog eens flink verbouwd. Op het erve staan ook een schuur en een koetshuis welke door de bewoners van 't Dijker ook wel "het wagenhuuske" wordt genoemd.

In 1570 wonen er Henrick ten Dycke en zijn vrouw Gertruidt. Henrick verdeelt dat jaar met anderen de nalatenschap van zijn ouders en grootouders zijnde het goed then Dijcke en de helft van Zweersinck, gelegen in het kerspel Gorssell. De eerste bewoners die we in de DTB boeken vinden, zijn Geerlijch Hendriks op Dijck en Dercksgen Jochems. Zij trouwden op 25 juni 1643 en maar zullen na 1647 op 't Dijker zijn komen wonen. Op 26 april 1657 wordt hun dochter Aeltjen gedoopt, maar Geerlijch is dan al overleden.

 
Getuige bij de doop is Wijcher "bouwman op Dijck" die de opvolger van Geerlijch is. Hij is getrouwd met Jenneken Teunissen en ze hebben al een dochter. In 1658 en 1660 komen daar nog twee kinderen bij en bij de doop van de kinderen wordt Wijcher genoemd als " Wijcher Reijnts op Sweersick". Hij is zelf afkomstig van 't Wolferink en zij gaan daar (uiterlijk 1672) ook weer wonen. De kinderen van Wijcher en Jenneken krijgen de familienaam Wolferink. Opvolgers zijn Gerrit op 't Dijcke en Geertjen. Veel is er over dit echtpaar niet bekend, alleen dat zij in de periode 1674-1682 drie kinderen kregen die op 't Dijker zijn geboren. Mogelijk zijn ze familie van Aelbert Vellerhof, over en weer zijn zij namelijk doopgetuigen. Op 9 juli 1682 wordt dochter Clara gedoopt, daarna zullen zij waarschijnlijk zijn verhuisd naar de Paal in Epse. In 1704 komt zoon Jacob waarschijnlijk terug naar de Eesterhoek als hij trouwt en op 't Zand gaat wonen. 

De volgende bewoners zijn Gerrit Jansen en Jenneken Alberts die op 24 september 1682 met elkaar trouwen. Gerrit is afkomstig van Franckenstede en Jenneken van 't Valcke. Ze kregen zeven kinderen, maar pas bij de derde (geboren in 1687) wordt vermeld dat Gerrit en Jenneken op 't Dijcke wonen. Gerrit wordt later nog momber en dan genoemd als Gerrit Jansen op Sweersink (1703) en Gerrit Jansen Dijkerman (1707). Oudste zoon Hendrik trouwt in op het Hof te Eschede (wat meer aanzien zal hebben gehad dan 't Dijker) en zoon Reijnt gaat wonen op 't Dijkerhof. Het is dan ook jongste dochter Hermken die de boerderij moet voortzetten. Harmen Plagger uit Bathmen neemt met haar de uitdaging aan en trouwt op 16 januari 1723 in op 't Dijker. Tien kinderen worden er geboren in de periode van juni 1723 (ja, het was niet alleen een uitdaging maar ook een moetje) tot februari 1741. Harmen overlijdt op 5 mei 1747, van Hermken is dat niet bekend. Dat geldt ook voor haar ouders die in ieder geval in 1713 nog wel leven en dan als de ehelieden op het Dijke in het lidmatenregister worden geregistreerd.
 
Van de tien kinderen waren er vier jongens waarmee het allemaal goed ging. Oudste zoon Garrit Jan kreeg het voorrecht om op de boerderij te mogen blijven wonen. Het voorrecht zal hij ook hebben verdiend, want als 16-jarige verliest hij al zijn vader en moet hij met zijn moeder de boerderij draaiende houden. Trouwen stelt Garrit Jan uit tot zijn 24ste en trouwt op 10 november 1754 met Derksken Camperman. Er worden vier kinderen geboren, maar met de geboorte van de vierde gaat het mis en kort daarna overlijdt Derksken op 24 januari 1763. Garrit Jan hertrouwt op 27 januari 1765 met Maria van Hummel en er worden nog eens negen kinderen waarvan de laatste twee een tweeling is die in 1781 werden geboren. In 1784 komt ook 't Dijker in het water te staan door de grote overstroming en krijgt Garrit Jan Diekerman 2 guldens uit een liefdefonds. Twee jaar later in 1786 verlaten Garrit Jan en Maria de boerderij om hun geluk te beproeven in Verwolde (met grote kans op droge voeten) waar zij hun intrek nemen op boerderij Bovenman. Hier eindigt het verhaal van de familie Dijkerman op 't Dijker maar veel meer informatie over deze familie is wel te vinden op de Dijkerman pagina.
 

De familie Dijkerman was geen eigenaar waren van 't Dijker maar pachtte de boerderij o.a. van baron L.F.H. van Heeckeren. Hij verkoopt op 24 februari 1783 het goed en erve "Sweerssink of Dijkersplaats" aan het echtpaar Garrit Abrahams Nijland en Esselina Harmsen Rattink die er later dat jaar ook zullen zijn gaan wonen. Ze worden op 11 februari 1784 lidmaten in de kerk van Gorssel en waren afkomstig van Colmschate, ze woonden daar in Oxe op katerstede Nijland. Ook de ouders van Gerrit worden dan als lidmaat aangenomen en zullen ook hun intrek op 't Dijker hebben gedaan. Hun familienaam is "Bezemaat" (Biesemaat) maar Garrit compareert op 23 juni 1784 compareert al als "Gerrit Dijkkerman" als novitiaat bij de vergadering van de Marke Eschede en heeft zijn naam dus al gauw aangepast naar de boerderijnaam zoals dat in die tijd gebruikelijk was.

Garrit Jan Dijkerman zal de pacht zijn opgezegd en vertrekt dus in 1786 eigenlijk noodgedwongen naar Verwolde, tot die tijd is er dus een paar jaar sprake van dubbele bewoning op 't Dijker. Ook de ouders van Garrit wonen in het gedeelte van Garrit en Esselina die zelf geen kinderen hadden.

Overigens betaalde het echtpaar ongeveer een bedrag van 2550 gulden voor de boerderij. Dit bedrag leenden zij namelijk op de dag van aankoop en werd op 25 februari 1793 afbetaald. In 1797 verkoopt Garrit diverse gronden (Sweersinkkamp, den Kappert, de bovenste Hooijweerdjes en den Huisakkers) welke allemaal toebehoren tot het erve Ten Dijke en Garrit wordt dan Garrit Dijkerman genoemd, ook wel genaamd Garrit Abrahams Nijland. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij Garrit Dijckkerman genoemd.

Esselina overlijdt in 1803 en Gerrit (dan genoemd Nijland) hertrouwt op 23 april 1805 met Berendina Koop. Gerrit overlijdt op 4 mei 1812. In die periode (circa 1810-1812) woonden Berend Welmers en Aaltjen Schoolderman ook op 't Dijker, ze kwamen uit Holten. En dan zullen Albert Rensink en Maria Bosman ook nog op 't Dijker hebben gewoond, want Albert overlijdt er op 7 november 1819. Zij zullen er pas na 1815 zijn komen wonen want dan wordt Arend Geltink genoemd als bewoner, zijn naam kwamen wij ook al tegen bij de Eikeboom. Kortom, 't Dijker kent vele bewoners!

 
Op 30 juni 1814 verkopen de erven Rattink (familie van Esselina) de boerderij op een openbare veiling voor 3250 gulden aan Jan Ilbrink en zijn vrouw Alberdina Roeterdink. Het erve wordt bij de veiling omschreven als een boerderij met bomen met houtgewassen, hoge en lage landerijen en al wat daarbij behoord en zoals van ouds is bekend. Jan Ilbrink is de zoon van Willem Plumpman die op 't Ilbrink woonde. Jan en Alberdina hun initialen staan in de sluitsteen boven de deeldeur en zijn dus degenen geweest die het achterhuis lieten vergroten. Het echtpaar kreeg twee dochters waarvan de oudste, Johanna Gerdina, op 9 maart 1833 trouwde met Gerrit Boschloo, zoon van Antonie Boschloo en Jenneken Roeterdink van 't Boschloo. Gerrit trouwde in en daarmee deed de familienaam Boschloo dus zijn intrede op 't Dijker en dat is nu nog steeds zo.
 
Gerrit was een ondernemende boer. Hij verbeterde niet alleen de huisvesting van mens en dier (in 1840 vier runderen en één paard) maar hij probeerde ook uit te breiden door landerijen te ruilen en te kopen. Zo verkreeg hij door ruiling een stuk bouwland genaamd "de Doodbijter" welke voorheen bij de Muil hoorde en zijn naam dankt aan de moord op 350 Zutphenaren in 1572, zie ook de verhalen over de Bloedkamp en de Muil. En in 1863 kocht Gerrit een stuk bouwland van het Eschede, genaamd "Dijkerskamp". Naast de uitbreiding van het achterhuis in 1842 werd in 1852 ook het voorhuis uitgebreid. Een steen in de voorgevel met het opschrift "Herbouwt door GBL en JGIB 1852" herinnert hieraan. Gerrit is overleden op 27 mei 1866 en Johanna Gerdina Ilbrink overleed op 22 april 1870. Ze kregen negen kinderen.

Eén van de negen kinderen is Jenneken Boschloo die op 17 juni 1841 is geboren. In 1855 maakt zij voor haar ouders de merklap van de afbeelding hiernaast. In 1861 trouwt zij met Antoni Tuitert van 't Smeenk en gaat daar wonen en de merklap verhuist uiteindelijk ook mee.
 
Na het overlijden van hun vader Gerrit zijn het de drie jongste zonen Antoni, Albert en Gerrit die de boerderij draaiende houden. Oudste zoon Gerrit Willem was in 1865 al getrouwd met Antonia Menkveld en woonde op 't Uterink in Eefde.

Zoon Albert trouwde met Willemina Menkveld (nicht van Antonia) en ging wonen op 't Boschloo omdat zijn ome Jan Boschloo en diens echtgenote Willemina Roeterdink die daar woonden geen kinderen hadden. Bij Albert gaan wij verderop deze pagina op visite.

Zoon Gerrit trouwde met Gerritdina Ilbrink van 't Hekkert en woonde na zijn huwelijk op "het Groot Dengerink" in Verwolde en vanaf 1885 op 't Braakman in Gorssel welke Gerrit en Gerritdina in 1881 hebben gekocht.
 
Het is zoon Antoni die na het overlijden van zijn ouders eerst ongehuwd op 't Dijker bleef wonen, maar trouwde op 24 juli 1873 met Gardina Johanna Menkveld. Zij is de dochter van Roelof Menkveld, meester timmerman op "de Peerdekamp", en Geertjen Boschloo die weer een tante van Antoni was, Antoni en Gardina waren dus neef en nicht.

Het echtpaar kreeg zes kinderen waarvan er wel twee levenloos ter Dijker kwamen en jongste zoon Roelof in 1887 al na twee dagen overleed. De andere drie kinderen zijn zoon Gerrit, dochter Geertjen en zoon Johan Gerrit. Gerrit verhuisde naar Olst en Geertjen woonde op boerderij Reuvekamp te Gorssel. Zoon Johan Gerrit is op 22 september 1883 geboren en zou de nieuwe hoofdbewoner van 't Dijker zou worden. Op de foto hiernaast zie wij hem staan bij zijn ouders.

In december van 1890 komen de moeder en een zus van Gardina Johanna Menkveld ook op 't Dijker wonen nadat vader Roelof eerder dat jaar was overleden. Moeder Geertjen is zoals eerder vermeld ook een Boschloo en is op 21 september 1811 op 't Boschloo geboren. Haar foto is te zien bij het verhaal over 't Boschloo. Ze overlijdt op 29 juni 1893 op 't Dijker. Zus Gerritje blijft ongehuwd en overlijdt op 29 januari 1917.

Antoni Boschloo is overleden op 9 augustus 1916. De laatste vijf jaar van zijn leven was hij blind door een nierziekte. Dat weerhield hem niet zich bezig te houden met zijn enige hobby, het houden van bijen. Daarbij had hij dan wel de hulp nodig van zijn zoon Johan Gerrit. Antoni gaf hem, door zijn gehoor geleid, aanwijzingen. Na het overlijden van Antoni verhuisden de bijen naar Jan Willem Onstenk op de Gorsselse Hei in Harfsen, die van 't Zand afkomstig is en nog op 't Dijker gewerkt heeft. Als tegenprestatie bracht Jan Willem ieder jaar (omstreeks 22 september) een schaal met honing. Nog jarenlang stond voor de boerderij de lege bijenstal, 't "iemenschoer". Later is deze verplaatst en tot bergplaats voor kolen en brandhout gedegradeerd.

Gardina Johanna Menkveld is overleden op 14 februari 1922 op 70-jarige leeftijd.

 
Johan Gerrit trouwde op 6 mei 1911 met Hendrikjen in 't Hof en zij kregen samen vijf kinderen. Hun jongste zoon bleef wonen op 't Dijker en trouwde in 1959 met een Boschloo. Zij is een achterkleindochter van Gerrit Willem Boschloo die op 4 augustus 1834 op 't Dijker is geboren als zoon van Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink. Ter gelegenheid van het huwelijk worden bouwkundige aanpassingen aan het voorhuis doorgevoerd. Op de plek waar eerder de karnmolen stond, werden een portaal en een slaapkamer gebouwd. Hierdoor verdween een deel van de ronding in de buitenmuur. De bedsteden moesten wijken voor een keukentje. Na de verbouwing gingen Johan Gerrit Boschloo en Hendrikjen in 't Hof aan deze kant van de boerderij wonen.
 
Nog twee andere kinderen bleven ook op 't Dijker wonen: zoon Klaas en dochter Gardina Johanna. Na het overlijden van Johan Gerrit Boschloo op 22 september 1964 en Hendrikjen in 't Hof op 8 december 1967 woonden zij aan de verbouwde zijde van de boerderij.

De twee andere kinderen, Antonia en Albert, trokken de IJssel over en trouwden beiden met een Nieuwenhuis. Albert trouwde met nicht Aaltje Klasina, dochter van Steven Nieuwenhuis en Hendrika in 't Hof, zus van Hendrikjen. Antonia trouwde met Jan Willem Nieuwenhuis, weer een neef van Aaltje Klasina.

De foto's hiernaast zijn gemaakt op de trouwdag en de het 25-jarig huwelijksjubileum van Johan Gerrit en Hendrikjen.
 
1643-1657 Geerlijch Hendriks op Dijck en Dercksgen Jochems Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1657-1672< Wijcher Reijnts op Sweersinck en Jenneken Teunissen Geen familie van vorige hoofdbewoners
1672-1684~ Gerrit op 't Dijcke en Geertjen Geen familie van vorige hoofdbewoners
1684-1713> Gerrit Jansen op 't Dijcke en Jenneken Alberts Geen familie van vorige hoofdbewoners
1723-1748 Harmen Plagger-Dikerman en Hermken Dijkerman Hermken is de dochter van Gerrit en Jenneken
1754-1765 Garrit Jan Dijkerman en Derksken Camperman Garrit Jan is de zoon van Harmen en Hermken
1765-1786 Garrit Jan Dijkerman en Maria van Hummel Maria is de tweede echtgenote van Garrit Jan
1783-1804 Gerrit Biesemaat en Esselina Rattink Geen familie van de vorige bewoners
1805-1814 Gerrit Biesemaat en Berendina Koop Berendina is de tweede echtgenote van Gerrit
1814-1847 Jan Ilbrink en Alberdina Roeterdink Geen familie van de vorige bewoners
1833-1870 Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink Johanna is de dochter van Jan en Alberdina
1873-1922 Antoni Boschloo en Gardina Johanna Menkveld Antoni is de zoon van Gerrit en Johanna Gerdina
1911-1967 Johan Gerrit Boschloo en Hendrikjen in 't Hof Johan Gerrit is de zoon van Antoni en Gardina Johanna
     
  Huidig adres: Eefdese Enkweg 2  
 
Veel van bovenstaande informatie en foto's zijn afkomstig uit het boekje " 't Dijker en haar bewoners" van Martin Boschloo die op zijn beurt o.a. het familieorgaan "Boschloogica" als bron heeft gebruikt.
 
 
Na 't Dijker komt de Grote Muil, maar deze boerderij is hierboven al besproken. Wij slaan de Grote Muil dus over en komen bij een buurtje waar vijf boerderijen dichtbij elkaar staan: Brinkman, 't Smeenk, de Oude Pastorie, 't Ilbrink en 't Hekkert. Niet alleen de boerderijen maar ook de bewoners stonden elkander nader en zo werd er ook wel eens gezellig samen gemolken!
 
Brinkman
 
Eerste bewoners van deze boerderij zijn Willem Dijkerman en Jenneken Bennink. Willem is afkomstig van 't Dijker en Jenneken is geboren op 't Klaphekke. Het echtpaar is getrouwd op 3 mei 1761 en is toen mogelijk eerst gaan inwonen op Klein Bentink in het dorp, maar het is ook goed mogelijk dat zij gelijk na hun huwelijk boerderij Brinkman hebben gebouwd en daar toen zijn gaan wonen. Zo bleef Willem mooi dicht bij zijn ouderlijk huis waarvan het ook nog mogelijk is dat het echtpaar daar eerst heeft gewoond.
 
De eerste registratie van Brinkman dateert van 12 oktober 1766 als dochter Jenneken wordt gedoopt en Willem Brinkman de vader is. Daarvoor werd Willem nog Diekerman genoemd. In 1768 en 1770 is de naam weer Brinkman, maar in 1772 is de naam toch weer Dijkerman. Aangenomen wordt wel dat hij dan nog op Brinkman heeft gewoond. Later woont het echtpaar op Klein Bentink waar Jenneken op 20 oktober 1783 is overleden. Omdat het niet logisch is dat het echtpaar eerst op Klein Bentink woonde, daarna op Brinkman en uiteindelijk weer op Klein Bentink, gaan wij ervan uit dat het echtpaar gelijk na hun huwelijk op Brinkman is komen wonen. Willem woonde uiteindelijk op de Grote Muil en werd daarvan ook eigenaar.

Op 14 april 1775 wordt Esken Botterman aangenomen als lidmaat als "bouman op den Brink". Hij was getrouwd met Janna Engelgoor die op 9 april 1773 al werd aangenomen als lidmaat en toen op het Dijkerhof woonde waar het echtpaar rond 1771 zal zijn komen wonen, ze waren afkomstig van Laren. Waarschijnlijk hebben Esken en Janna het de eerste jaren vanaf het Dijkerhof even aangezien in de Eesterhoek en zijn tussen 1773 en 1775 op Brinkman gaan wonen. In 1784 krijgt "Esken Brinkman" een gift van 14 guldens voor geleden schade door de grote overstroming van dat jaar. Esken is in 1788 overleden en waarschijnlijk is Janna op de boerderij blijven wonen en is zij de weduwe Brinkman die genoemd wordt in het oorlogsschaderegister van 1797-1798.
Zoon Gerrit Hendrik woonde er zeker tot 3 december 1812 aangezien hij toen Brinkman genoemd werd. Hij trouwde op 22 juli 1798 met Harmina Schuitert uit Holten. Daarna woonde hij op 't Dijkerhof (reg. 1815) en op de Oude Vos (reg. 1817). Op 't Dijkerhof zal moeder Janna Engelgoor op 13 november 1811 zijn overleden al wordt er in de overlijdensakte gesproken over 't Dijker. Vader Esken is al voor 1811 overleden, waarschijnlijk overleed hij op Brinkman.

Opvolgers waren Gerrit Hendrik zijn nichtje Janna Boterman en diens echtgenoot Teunis Draaijer, maar mogelijk woonden zij al eerder op Brinkman. Teunis Draaijer werd in 1832 als dagloner op Brinkman geregistreerd, maar de eerste registratie dateert al van 1815. Ook hij is afkomstig van Holten. Hij trouwde in 1797 te Almen met Janna Boterman en komt in 1799 naar Gorssel, mogelijk dat zij toen al op Brinkman zijn komen wonen.
Het echtpaar kreeg acht kinderen waarvan de oudste, zoon Jan, op 17 september 1824 trouwde met Gerritjen Arends en vanaf toen voor korte tijd op de Bloedkamp woonde. Dochter Geertruij is geboren in 1808 en woonde na haar huwelijk vlakbij Erve Strookappe in Harfsen op 't Broekman (welke zij stichtte), zie de Harfsen pagina. Zij is vernoemd naar haar grootmoeder Geertruij Plumpman die ook wel Brink werd genoemd!

Teunis Draaijer overlijdt op 31 mei 1835 op Brinkman. Daarna wordt dan de nog ongehuwde zoon Harmen Draaijer als hoofdbewoner geregistreerd. Hij trouwt op 7 mei 1841 met Hendrika Groot Ilsink en verhuist dan naar het erve Platenkamp te Eefde samen met moeder Janna Boterman. Zij overlijdt er op 16 oktober 1842.

Foto hiernaast is van Jenneken Botterman, kleindochter van Esken Botterman en Janna Engelgoor en dochter van hun jongste zoon, Engbert Botterman. Dat maakt haar een achternichtje van Janna Boterman en in die hoedanigheid heeft zij mogelijk wel eens Brinkman bezocht. Jenneken woonde in Diepenveen.
Nieuwe bewoners zijn Gerrit Scholten en Johanna Boschloo die van de gelijknamige boerderij afkomstig is, zij is de zus van Antonij Boschloo. Het echtpaar komt van de Boschterhoek waar zij op 't Bosser woonden. Het echtpaar was al ruim 40 jaren getrouwd als zij in 1841 naar Brinkman komen en kopen de boerderij eigenlijk voor hun zoon Gerrit met de bedoeling dat hij er verder zou gaan boeren. Daar had hij dan wel een boerin bij nodig en hij vindt haar op 't Gier, waar Antonij Roeterdink en Fenneken Agterhoek nog hun dochter Fenneken in de aanbieding hebben. Gerrit en Fenneken zijn anno 1840 de bewoners van de Braamkolk. Zij woonden voor hun huwelijk al samen op Groot Bentink waar zij beiden werkten voor landbouwer Gerrit Roeterdink.

Ze trouwden op 16 juni 1837 en op 13 oktober wordt hun eerste zoon geboren die uiteraard Gerrit genoemd werd. Pas later in de jaren '40 worden er nog twee kinderen geboren: dochter Antonia Fredrika in 1848 en zoon Jan in 1849. In de jaren '50 overlijden Janna Boschloo en Gerrit Scholten senior op resp. 17 juli 1852 en 24 juli 1858.
 
Antonia Fredrika en Jan, de kinderen van Gerrit en Fenneken, trouwen beiden met een neef en nicht die ook nog eens broer en zus waren. Het zijn Gerrit Hendrik en Fredrika Ilbrink, kinderen van Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten, landbouwers op 't Hekkert welke op een (flinke) steenworp afstand van Brinkman is gelegen. Zoon Gerrit bleef ongetrouwd en is op 13 december 1862 op Brinkman overleden. Moeder Fenneken Roeterdink is overleden op 7 december 1876 en vader Gerrit Scholten op 23 april 1888.
 
Het is zoon Jan die op Brinkman blijft wonen en Fredrika Ilbrink komt dus van 't Hekkert naar Brinkman. Er vindt geen ruil plaats, want Antonia Fredrika, die in 1872 trouwde, gaat niet op 't Hekkert wonen. Zij woonde vanaf 1876 op 't Nijland. Het huwelijk tussen Jan en Fredrika vond plaats op 30 april 1874 en er worden zes kinderen geboren. Het hadden er meer kunnen zijn als Jan niet op 3 juni 1886 zou zijn overleden.

Fredrika hertrouwt niet en blijft dus weduwe tot aan haar overlijden op 19 januari 1930, ze wordt 80 jaren oud. Voor haar 50-ste verjaardag op 12 september 1899 kreeg zijn van de kerk een mooi kopje met de "zegen uit Zion". In 1913 koopt zij het erve Klein Elze te Almen maar gaat er niet wonen. Zij blijft wonen op Brinkman en overlijdt er op 19 januari 1930.
 
Oudste zoon Gerrit is geboren op 25 maart 1875 en wordt de volgende hoofdbewoner van Brinkman. Hij trouwt op 19 maart 1910 met Gerritje Ilbrink die afkomstig is uit Voorst. Ook Gerritje is een nicht, ze zijn allebei kleinkinderen van Gerrit Jan Ilbrink van 't Hekkert. Het huwelijk blijft kinderloos en waarschijnlijk komt daarom het 14-jarige neefje Frederik Jan Wibbelink op de boerderij wonen, hij is de zoon van Fenneke Scholten. In 1927 vertrekt hij weer en op 26 september 1930 komt de 14-jarige Willem Ilbrink ook vanuit Voorst naar Brinkman, hij is een neefje van Gerritje. Hij is de zoon van Willem Hendrik Ilbrink die in 1927 is verongelukt door een dodelijke trap van een paard en zijn moeder had het zwaar met de zorg van de kinderen. Willem blijkt een blijvertje en vestigt zich permanent op Brinkman.

Op 23 september 1955 trouwt Willem met Antonia Hendrika Lentink die van de Moespot uit Epse afkomstig is. Er worden twee meisjes en een jongen geboren, hij woont nu nog op Brinkman.

Gerrit Scholten werd ook wel "Gait met de bokse" genoemd omdat hij altijd van zulke wijde broeken droeg. Hij mocht graag onder de vier roedige hooiberg aan de weg zitten en vanuit daar de passanten op de Gorsselse Enkweg gadeslaan, daarbij vrolijk groetend en altijd in voor een gezellig gesprek. Hij is overleden op 9 september 1963 en Gerritje Ilbrink overlijdt op 30 april 1964.

Willem Ilbrink op 6 mei 1988 overleden en Antonia Hendrika Lentink op 8 februari 2003, maar zij is in december 1995 al wel van Brinkman vertrokken.
 
 
1761-1774 Willem Dijkerman en Jenneken Bennink Eerste hoofdbewoners
1774<1811 Esken Botterman en Janna Engelgoor Geen familie van vorige bewoners
1798>1812 Gerrit Hendrik Botterman en Harmina Schuitert Gerrit Hendrik is de zoon van Esken en Janna
1812 -1841 Teunis Draaijer en Janna Boterman Janna is een nicht van Gerrit Hendrik en een nichtje van Esken en Janna
1841 -1858 Gerrit Scholten en Johanna Boschloo Geen familie van vorige bewoners
1841 -1888 Gerrit Scholten en Fenneken Roeterdink Gerrit is de zoon van Gerrit en Johanna
1874 -1930 Jan Scholten en Fredrika Ilbrink Jan is de zoon van Gerrit en Fenneken
1910 -1964 Gerrit Scholten en Gerritje Ilbrink Gerrit is de zoon van Jan en Fredrika
1955 -1995 Willem Ilbrink en Antonia Hendrika Lentink Willem is een neefje van Gerrit en Gerritje
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 10  
 
Begin jaren '50 houdt de Gorsselse brandweer een oefening bij Brinkman en deze werd vastgelegd op film. Door op bijgaande afbeelding te klikken kunt u getuige zijn van dit schouwspel. Zie hoe de brandweer over de nog onverharde Gorsselse Enkweg komt aansnellen terwijl Gerrit Scholten rustig toekijkt hoe zijn boerderij " afbrandt" en Gerritje Ilbrink door een stoere brandweerman uit de boerderij wordt "gered"!
 
Bergerhof
 
Op het kaartje hierboven werden vijf boerderijen voorgesteld ervan uitgaande dat er niet meer waren. Dat blijkt niet zo te zijn want op de oudste kaart van circa 1786 is nog een rood blokje te herkennen en uiteindelijk kan er ook een naam aan worden gegeven: Bergerhof. In het register van horige goederen anno 1534 wordt "Harkinck eyn (zonder red.) Berchs guet" genoemd met als eigenaar Toenys ter Lynde. Het is niet duidelijk welke boerderij Harkinck was. In 1610 wordt de boerderij al genoemd in een markevergadering van Eschede en blijkt Jan van den Bergen van den Bergerhoff een halve ware te bezitten.
 
Op de markevergadering van 16 september 1625 verschijnt Lubbert Stenfort namens der Berger Hoeve. De vergadering vindt plaats in de Muil en Lubbert zal vast even wezen kijken op de hoeve en dan ook een praatje hebben gemaakt met buurman Garrit van 't Smeenk. De twee zullen nog geen drie maanden later familie worden als Garrit, die weduwnaar is, trouwt met een dochter van Lubbert. Lubbert woonde zelf in Harfsen op 't Steinfort. In 1646 is hij nog steeds eigenaar van de boerderij en is hij ook eigenaar van een stuk bouwland genaamd den Kijfkamp. Deze is gelegen nabij boerderij 't Gier en op dit land zou later ook nog een huis worden gebouwd, zie het verhaal over de Kievenkamp op de Gorssel pagina. De Bergerhove en Kijffekamp worden ook samen genoemd in een erfkoop akte d.d. 18 juli 1654. In deze akte komt de naam van Lubbert niet meer voor, maar waarschijnlijk wel die van zijn kleinkinderen. Lubbert zal waarschijnlijk zijn overleden.
 
Over de bewoners is eigenlijk weinig te vertellen. In 1648 woont er een Gijssbert ten Berghe en in 1667 bestaat er een Henderick Bergerman. Mogelijk is hij de Henrick Gerrits op 't Berge die op 27 augustus 1678 momber wordt gesteld over de zoon van Reijnt Hendriksen (Groot) Leunk uit Harfsen. In 1675 woont er een Teunis op Bergerhoff en over hem is wel iets meer te vertellen. Zo was hij getrouwd met Enneken en hadden ze zeker drie kinderen: Aeltjen, Jan en Reijnt. De jongens waren een tweeling die in 1675 zijn geboren. Dochter Aeltjen trouwt in 1694 te Vorden met Jan Jacobs en ze wordt dan nog genoemd als jonge dochter van "Bergerhof uijt Gorsel" en haar ouders zullen er dus nog gewoond hebben. Verder is er geen naamsvermelding van bewoners onder Bergerhof te vinden en dat is toch wel vreemd wetende dat de boerderij er nog ongeveer een eeuw is blijven staan. De familie van Teunis is waarschijnlijk verhuisd naar Vorden.
Op 12 januari 1682 wordt de hofstede de BergerHaeren verkocht door veel personen w.o. de erven van Wycher Warners Vos.

Wat we verder weten is dat de eigenaren van Smeenk op de markevergaderingen ook wel eens de Bergerhave vertegenwoordigden. Zo deden dat Johan Volmer in 1690 en Jan en Bartold Lulofs in 1710 wegens Bergerhoven. Het is echter niet bewezen dat deze heren in die tijd ook eigenaar waren van de boerderij. De boerderij werd in 1682 door de nazaten van Lubbert Stenfort verkocht en werd toen genoemd als "de hofstede de BergerHaeren in Gorssel, boerschap Eschede gelegen".

Op de foto hiernaast is het land te zien waarop de Bergerhof stond en in de achtergrond is 't Smeenk te zien. Boerderij Bergerhof stond dicht aan de weg, ongeveer op de plek waar de Domineesteeg nu uitkomt op de Gorsselse Enkweg. Er zal ook een beek hebben gelopen met de naam 't Berger beecke waarover in 1703 nog werd vergaderd in de marke van Eschede.
 
De boerderij zal zijn verdwenen tussen 1786 en 1807. Op de kadastrale atlas van 1832 is te zien dat er bouwland (perceel E 737) en weiland (perceel E 741) voor in de plaats is gekomen welke toen in eigendom was van de weduwe van Piërre Francois Benjamin Testaz die ook eigenaar was van naastgelegen boerderij 't Smeenk. Jaren later stonden er nog twee enorme eiken op deze plek weet een latere bewoner van 't Smeenk zich te herinneren. Twee stille getuigen van de boerderij en diens bewoners. Wegens de summiere informatie over de bewoners laten wij een bewonersoverzicht achterwege, maar gedurende toch zeker wel 200 jaar dat de boerderij er gestaan moet hebben, zullen er toch vele Eesterhoekers gewoond hebben!
 
 
Smeenk
 
De boerderijnaam Smeenk komt vaker voor in de gemeente Gorssel, want ook in Harfsen en Eefde staan er boerderijen met deze naam. Boerderij Smeenk in Harfsen staat niet ver van Erve Strookappe. De boerderij in Gorssel staat er al lange tijd want in 1492 wordt de boerderij reeds als Smedynck genoemd in de pondschatting van dat jaar en blijkt de bouman ene Engelbert te zijn. De volgende bekende bewoners zijn Garrit Alberts Smeenk en Mechteld Haske die omstreeks 1623 zijn getrouwd. Op 12 januari 1624 worden zij in ieder geval al als echtpaar genoemd en kopen dan een hofstede in Gorssel, dat zal Morrenhof zijn geweest maar ze zullen er niet wonen. Op 8 februari 1625 begiftigen Gerrit en Mechtelt elkander en misschien was zij toen ziek. Mechteld overlijdt in ieder geval in 1625 en Garrit Smeinck gaat op 11 december 1625 te Almen in ondertrouw met Harmken Steinforts uit Harfsen.
 
Harmken is de dochter van Lubbert Stenfort die eigenaar was van de Berger Hoeve. Het echtpaar koopt in 1627 't goet Rensinck maar blijft op 't Smeenk wonen want in het kerkboek van Gorssel staat b.v. in 1644 de naam van Gerraet Smeinck geschreven. In die tijd zal Harmken al zijn overleden en is Garrit hertrouwd met Evertien Rensink. Garrit zijn eigenlijke familienaam is Ten Bosch en zijn vader was bouwman op de Hof te Eschede en kocht in 1633 het Ontijdinck. In 1644 of 1645 zal Garrit samen met Evertien zijn verhuisd naar het Hof te Eschede. In deze periode was de familie Hebbinck eigenaar van het erve Smeenk. Bijzonder is het wel dat volgens het verpondingskohier Gerrit in 1646 nog steeds eigenaar is van Rensinck maar dat zij kennelijk er voor hebben gekozen om gepacht op Smeenk en later Hof te Eschede te blijven.

De volgende bewoners van 't Smeenk die we in de kerkboeken van Gorssel tegenkomen zijn het echtpaar Claes en Lissbeth Smeinck, zus van Gerrit Claessen op Roeterdink. Zij zullen ook ongeveer in 1625 zijn getrouwd maar waarschijnlijk pas in 1645 op 't Smeenk zijn komen wonen, de eerste registratie is van 1647. Twee jaar later trouwt zoon Jan Claessen met Fenneken Gerritsen, dochter van "Gerraeat op Groot Loeinck" en Gerritjen Gerritsen. Het echtpaar komt ook op 't Smeenk wonen en er worden vier kinderen uit dit huwelijk geboren. Als de moeder van Jan en vader van Fenneken overlijden, blijven vader (van Jan) Claes en moeder (van Fenneken) Gerritjen alleen achter. Van de nood wordt een deugd gemaakt en zo trouwen zij samen op 9 mei 1651 in Gorssel en gaan op 't Smeenk wonen. Drie andere kinderen van Gerritjen trouwen in die periode ook in Gorssel, zij wonen daarna o.a. op de Borghte, de Grote Muil en 't Norde. De familie van Groot Loeinck komt oorspronkelijk waarschijnlijk uit Harfsen (waar een boerderij met deze naam heeft gestaan) maar woonde in deze tijd mogelijk op de Grote Muil.

 
Jan Claessen zal zijn overleden in 1667 of 1668 want op 23 januari 1668 wordt een akte opgemaakt op naam van Fenneken Gerrits bouwvrouw op Smeinck in Eschede, weduwe van wijlen Jan Claassen op Smeinck die versocht dat momberen worden aen gestelt over haere kinderen met name Gerrit olt in sijn sestiende,Claes in sijn dertiende,Jan in sijn negende en Herman in sijn derde jaar. Mombers zijn Gerrit Claesen op Roterinck olde ohm van vaders sijde en Claes ten Bussche. Zij zal in 1668 waarschijnlijk de boerderij hebben verlaten.

Volgende hoofdbewoner van 't Smeenk is wederom ene Jan Claessen maar het betreft iemand anders. Deze Jan is namelijk de zoon van Claes Alberts ten Bosch van 't Ontijdink en trouwde op 26 april 1668 met Jenneken Jansen. Na het overlijden van Jan hertrouwt Jenneken op 7 juli 1681 met Reijnt Harmsen die dan de nieuwe bouman op Smeinck wordt, maar daarnaast ook kerkmeester van beroep was. Dat de pastorie naast 't Smeenk is gelegen zal daar vast iets mee te maken hebben. In 1713 ontstaat het lidmatenregister en hierin worden Reijnt en de kinderen Klaasken, Albert en Janna genoemd, moeder Jenneken zal toen niet meer hebben geleefd. Klaasken en Albert zijn kinderen uit het huwelijk van Jan en Jenneken en hebben de achternaam ten Busse.
 
Janna is wel een dochter van Reijnt en is de opvolgster op Smeenk, zij trouwde met Harmen Derksen die in 1715 als lidmaat werd aangenomen. Hun zoon Harmen trouwde in 1753 met Hendrika Gorselings die in 1755 al hertrouwde met Derk Gosens Brink die dan de nieuwe hoofdbewoner van Smeenk werd. Derk woonde bij zijn trouwen in Olst maar is afkomstig van de Braamkolk waar hij in 1725 is geboren. Harmen werd alleen vader van een dochter genaamd Johanna die in 1772 trouwde met Jan Olthof van 't Gier en daar ging wonen. Vele jaren later zou een dochter van 't Gier naar 't Smeenk komen. "Derk en Hendrika Smeink" kochten op 8 mei 1764 de halfscheid (helft) van het nabijgelegen erve en goed Ewoltstede of Hekkert, ze zullen geen eigenaar van 't Smeenk zijn geweest. Er worden uit het huwelijk vier kinderen geboren waarvan zoon Harmen later op 't Hekkert woont maar de eerste twee jaar van zijn huwelijk met Jenneken Scholten nog op 't Smeenk zal hebben gewoond.

In 1763 was Gerhard Antonij Mennink voor de helft eigenaar van 't Smeenk, hij voldoet dan de 50e penning voor het halve erve Smeijnk in den kerspel van Gorsel, buerschap Enschede gelegen. Gerard Antonij is getrouwd met Hadewig Wijnanda Lulofs en haar broer Barthold Hendrik Lulofs zal voor de andere helft eigenaar zijn geweest. Zijn zoon Johan Lulofs is anno 1797 eigenaar en hij verkoopt dan "het erve en goed Smeenk, bestaande in huis, berg en schuur, bouw- en weijdelanden, opgaande boomen, akkermaalshout en verdere houtgewassen, gewaard in de Mark van Eschede, met drie koeweijdens in den Escheder Weerd, midsgaders het regt van schapendrift in gezeide mark" aan Christiaan Slichtenbree uit Deventer. Hij is eigenlijk mede-eigenaar en is de kleinzoon van Jan Lulofs (vader van Hadewig Wijnanda en Barthold Hendrik) en achterkleinzoon van Barthold Lulofs die vroeger eigenaren waren en als zodanig regelmatig de vergaderingen van de marke Eschede bijwoonden. Het portret hiernaast is van grootvader Jan Lulofs, hij leefde in de periode 1676-1738 en het portret is waarschijnlijk in 1718 gemaakt. De foto komt uit de collectie van het Stedelijk Museum Zutphen.

 
In 1791 komen er twee nieuwe echtparen op 't Smeenk wonen. Het zijn Barteld Agterhoek en Jenneken Rattink en hun zoon Willem en diens echtgenote (tevens nicht) Hendrika Hemeltjen, ze zijn afkomstig van het erve Agterhoek te Colmschate. Ook dochter Fenneken komt op 't Smeenk wonen, wij kwamen haar al tegen bij 't Gier. De familienaam van Barteld en Willem wijzigt in Nijland, Barteld trouwde in 1750 trouwens nog als Nijenhuis. Mogelijk is de naam in Gorssel gewijzigd naar Nijland doordat zij oorspronkelijk van 't Nijland afkomstig zijn waar in 1646 een Bartelt woonde die qua naam goed een voorvader van Bartold en dus ook Willem kan zijn geweest, maar dat is gissen. Zeker is wel dat Bartold op 7 april 1811 op 't Smeenk is overleden, Jenneken zal al voor 1806 zijn overleden. Willem treedt in 1814 op als voogd over de minderjarige kinderen van Harmen Hemeltjen en Zwaantjen Littink bij de verkoop van 't Dijker, hij was de oom van deze kinderen. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij genoemd als Willem Smeenk. Na het overlijden van Willem op 31 oktober 1819 blijft Hendrika alleen over, want het echtpaar had geen kinderen en er was dus geen opvolger. Daar had het echtpaar al rekening mee gehouden en zo kwam het dat Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink al in 1818 op de boerderij kwamen, zij trouwden op 24 januari van dat jaar. Jenneken is de dochter van Antonij Roeterdink en Fenneken Agterhoek en kwam dus van 't Gier, Marten was afkomstig uit Epse. Hendrika Hemeltjen blijft wonen op 't Smeenk en is er overleden op 13 augustus 1838.
 
 
Marten en Jenneken kregen negen kinderen en hun nakomelingen zouden nog generaties lang op 't Smeenk wonen. Beroep van Marten is uiteraard landbouwer en dat 't Smeenk toen al een grote boerderij was blijkt wel uit het feit dat deze was ingedeeld in klasse 11, er in 1840 acht runderen en twee paarden waren en dat in 1843 Gerrit Berend van der Meij van 't Braamkolk als werkbaas op 't Smeenk aangesteld was, Marten deed het werk dus niet alleen. Overigens was hij in die tijd zelf geen eigenaar maar werd dat in 1850 toen toenmalige eigenaresse Gerharda Johanna Slichtenbree de boerderij veilde en Marten voor 17.475 guldens 't Smeenk kocht. Zij liet toen ook het boerenerve Stenvert in Harfsen veilen. Gerharda Johanna is de dochter van Christiaan Slichtenbree die in de tijd van Willem Nijland de eigenaar van de boerderij was. Het boeren-erve Smeenk bestond in 1850 uit bouwmanswoning en verdere gebouwen, bouw- en heidegronden, weideland en uiterwaard, opgaand hout en eiken akkermaals-heggen tesamen groot 38 bunders, benevens het recht van vijf koeweiden in de Eesterweerd. In 1856 wordt de schuur gebouwd c.q. verbouwd en wordt er een sluitsteen met de initialen van Marten en Jenneken geplaatst. Opvallend aan de schuur is dat deze zowel aan de voorkant als de achterkant is voorzien van grote dubbele deuren. Dit komt maar weinig voor, maar het was handig omdat er dan meerdere wagens met hooi of graan achter elkaar konden staan en er nog ruimte was om een paard uit te spannen. Ook het achterhuis van de boerderij is bijzonder omdat deze is uitgebouwd met een karnhuis, ook wel molenhuis genoemd. Hier liep een paard die via een speciaal mechanisme zorgde voor de aandrijving van een dorsmolen, hakselmachine, bietensnijmachine, wasmachine en een karninstallatie voor het maken van boter.
 

Jenneken overlijdt op 27 augustus 1859 en het wordt weer tijd om aan opvolging te denken. Oudste zoon Derk boerde al op de Grote Muil en het is dan de één-na-oudste zoon Antoni die de aangewezen opvolger wordt. Hij trouwt op 6 juli 1861 met Jenneken Boschloo, dochter van Gerrit Boschloo en Johanna Gerdina Ilbrink van 't Dijker. Twee jaren later kan Marten op 11 september 1863 met een gerust hart zijn laatste adem uitblazen, wetende dat de boerderij, waar hij meer dan 45 jaren woonde en werkte, in goede handen is.
In 1870 laat dit echtpaar het voorhuis uitbouwen waarmee 't Smeenk een T-boerderij vorm krijgt. Ook is er toen een knechten- en meidenkamer gebouwd, deze is herkenbaar aan hun speciale raampjes. De meidenkamer is van binnenuit via een trap bereikbaar en de knechtenkamer alleen via een trap op de deel. In beide kamers bevinden zich twee bedsteden. Eén van de twee dienstmeiden anno 1870 is Hendrika Baankreits, wij komen haar straks nog tegen als hoofdbewoonster op Beltmanskamp.
Gerrit en Jenneken kregen zes kinderen, maar daarvan werden er twee levenloos geboren en twee overlijden er op jonge leeftijd. De twee kinderen die opgroeien zijn dochters dus met de naam Tuitert is het gedaan. Er wordt dan "zaken" gedaan met Jan Willem Roeterdink & Hendrika Wiltink die twee zoons in de aanbieding hebben en zo gebeurt het dat oudste dochter Maria Johanna trouwt met Albert Willem Roeterdink en op 't Smeenk blijft en dat jongste dochter Johanna Gerritdina trouwt met Willem Bertus Roeterdink en naar 't Gier verhuist.

Maria Johanna trouwt op 19 februari 1887 en dan komt dus de naam Roeterdink als familienaam naar 't Smeenk en zou daar nog ruim een eeuw blijven. Overigens was de opvolging altijd goed geregeld op 't Smeenk, maar liep dat nu wat mis want Antoni Tuitert was al op 3 maart 1886 overleden. Jenneken Boschloo leefde tot 17 juni 1896, zij overleed op haar 55ste verjaardag.
 
Jenneken was een bijzondere tante. Als ze de kat aaide en deze bleef staan, was het opletten geblazen, want dan had "Jette meuje" iets bijzonders te vertellen. Zij had namelijk bijzondere gaven en kon de toekomst voorspellen. Op latere leeftijd was zij niet meer in staat om naar de kerk te gaan waarna, maar was altijd wel erg nieuwsgierig naar wat de dominee te preken had en dat moest haar dan ook direct door de kerkgangers van Smeenk verteld worden. Een foto van Jenneken is er niet, naar verluid durfde zij zich niet te laten fotograferen.
 
Uit het huwelijk van Albert Willem en Maria Johanna worden drie Roeterdinkjes geboren: Jan Willem, Tonia Hendrika en Hendrik Willem. Oudste zoon Jan Willem trouwt op 21 februari 1918, maar zijn vader en moeder maken dit huwelijk niet meer mee want vader Albert Willem Roeterdink overleed op 17 juni 1915 en moeder Maria Johanna Tuitert was al overleden op 23 september 1903 en werd maar 40 jaar oud. Ook de vader van Albert Willem, Jan Willem Roeterdink van 't Gier, woonde vanaf 1900 op 't Smeenk en overleed er op 26 november 1905. Met hem kwam zijn kleindochter en wees Hendrika Roeterdink van 't Gier.

Ook neef Hendrik Klein Haar, zoon van Carolina Gardina Roeterdink, was wees en kwam in 1900 naar 't Smeenk. Iedereen was er welkom! Hendrik leerde er Tonia Fredrika Stormink van 't Ilbrink kennen met wie hij op 29 april 1915 trouwde en toen van de boerderij vertrok. Ongeveer in 1900 is door een zware storm nog de achtermuur eruit gewaaid die totaal moest worden vernieuwd.
Vanaf 1915 stonden de drie kinderen Roeterdink er dus alleen voor, maar oudste zoon Jan Willem was toen al 27 jaar oud. Zoals gezegd trouwde hij op 21 februari 1918 en deed dat met Everdina Tushuizen en zij waren het nieuwe echtpaar van hoofdbewoners van 't Smeenk. Zus Tonia Hendrika trouwde met Gerrit Jan Berenpas en vertrok naar boerderij de Voort in Eefde en broer Hendrik Willem trouwde met Hendrika Willemina Schieven en bleef dichterbij huis, zij woonden op de Eikeboom. Dit bouwplaatsje werd in 1914 al door Albert Willem gekocht en in 1925 werd er een nieuwe boerderij op gebouwd. De ongeveer 20 hectare grond van 't Smeenk werd eerlijk verdeeld over de zoons waarbij de grote percelen gedeeld werd: de helft voor Jan Willem en de andere helft voor Hendrik Willem. De kleine percelen werden evenredig toebedeeld aan de jongens.
 
 
Jan Willem en Everdina kregen ook drie kinderen: één dochter en twee zoons. Omdat Jan Willem een afwijking in de rug had en daarom niet goed kon werken, moesten de jongens al vroeg hard meewerken op de boerderij. In die tijd was de boerderij een gemengd bedrijf geworden met rundvee, varkens en kippen met weilanden en wat akkerbouw waarvoor er ook paarden waren. Op het erf stonden nog een wagenloods, varkensschuur, kippenhokken en twee hooibergen. De jongens konden goed met de paarden overweg. Zoon Martinus zette uiteindelijk de werkzaamheden zelfstandig voort en trouwde op 26 mei 1950 met Hendrika Johanna Heijenk. Daar overleed Jan Willem Roeterdink op 4 april 1960 (eigenlijk ziekenhuis Deventer) en Everdina Tushuizen op 19 juli 1966. Martinus en Riek kregen zes kinderen en woonden tot mei 1986 op 't Smeenk en verhuisden toen naar het dorp waar ze gingen wonen aan de Rietdekkerweg in een huis welke de naam 't Kleine Smeenk kreeg. Zoon Dirk Jan zette het boerenbedrijf voort en woonde met zijn echtgenote en twee kinderen tot 2000 op 't Smeenk.
 
1550 Jan Smeijnck Eerste hoofdbewoner van dit overzicht
1603-1610~ Jan (Reijnts) Smeijnck en Derrisken Jansen Smeijnck, weduwe van Albert Rensink Derrisken is de dochter van Jan, afkomstig van Grooterkamp
1610-1634> Jan (Reijnts) Smeijnck en Megtelt Berents of Haskens Megtelt is de tweede echtgenote van Jan
1615-1625 Garrit Alberts Smeinck en Mechtelt Haskens Francken Garrit is de stiefzoon van Jan, Mechtelt is een andere vrouw dan Megtelt
1625-1640~ Garrit Alberts Smeinck en Harmken Lubberts Stenfort Harmken is de tweede echtgenote van Garrit
1640-1645 Garrit Alberts Smeinck en Evertien Rensink Evertien is de derde echtgenote van Garrit
1645-1651 Claes Berendtsen Smeinck en Lissbeth Claessen Smeinck Claes is mogelijk de broer van Megtelt Berents
1651-1668< Claes Berendtsen Smeinck en Gerritjen Gerritsen Gerritjen is de tweede echtgenote van Claes
1649-1668 Jan Claessen Smeenk en Fenneken Gerrits Groot Loeinck Jan is de zoon van Claes en Lissbeth
1669-1681 Jan Claessen Smeenk (ten Busse) en Jenneken Jansen Valcke Geen familie van vorige bewoners (Jan Claessen zijn verschillende personen!)
1681-1713> Reijnt Harmsen Smeenk en Jenneken Jansen Reijnt is de tweede echtgenote van Jenneken
1715-1763 Harmen Derks Smeenk en Janna Reijnts Smeenk Janna is de dochter van Reijnt en Jenneken
1753-1755 Harmen Harmsen Smeenk en Hendrika Gorselings Harmen is de zoon van Harmen en Janna
1755-1791< Derk Gosens Smeenk en Hendrika Gorselings Derk is de tweede echtgenoot van Hendrika
1789-1791 Harmen Derks Smeenk en Jenneken Jansen Scholten Harmen is de zoon van Derk en Hendrika
1791-1811 Barteld Nijland en Jenneken Harms Rattink Geen familie van de vorige bewoners
1791-1838 Willem Nijland en Hendrika Hemeltjen Willem is de zoon van Barteld en Jenneken
1818-1863 Marten Tuitert en Jenneken Roeterdink Jenneken is een nichtje van Willem en kleindochter van Barteld en Jenneken
1861-1896 Antoni Tuitert en Jenneken Boschloo Antoni is de zoon van Marten en Jenneken
1887-1915 Albert Willem Roeterdink en Maria Johanna Tuitert Maria Johanna is de dochter van Antoni en Jenneken
1918-1966 Jan Willem Roeterdink en Everdina Tushuizen Jan Willem is de zoon van Albert Willem en Maria Johanna
1950-1986 Jacobus Martinus Roeterdink en Hendrika Johanna Heijenk Jacobus Martinus is de zoon van Jan Willem en Everdina
1986-2000 Dirk Jan Roeterdink en Yvonne Bakker Dirk Jan is de zoon van Jacobus Martinus en Hendrika Johanna
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 9  
 
 
Oude Pastorie
 
De pastorie zou je misschien nabij de kerk verwachten, maar in Gorssel was dat lange tijd niet het geval. Dit komt omdat de pastorie oorspronkelijk behoorde tot de marke Eschede en daarom vinden wij de Oude Pastorie nabij het oude Eschede en dus in de Eesterhoek. De kerk stond en staat in Gorssel en hiervan wordt aangenomen dat deze in 1448 is gesticht.
 

Voor deze tijd zal een kapel op het Eschede als kerk hebben gefungeerd en heeft het Eschede mogelijk als eerste pastorie gefungeerd. Van de Oude Pastorie van dit verhaal is niet bekend wanneer deze is gebouwd, maar dat kan al met de bouw van de kerk zijn geweest en mogelijk nog eerder want het verhaal wil dat de stenen voor de kerk al klaarstonden bij de Oude Pastorie en dat het de bedoeling was om daar de kerk te bouwen. Was dit gebeurd dan had Gorssel waarschijnlijk anders gelegen als dat het tegenwoordig doet!

De Oude Pastorie was een boerderij waarop de pastoor (Gorssel had eerst een katholieke kerk) en later dominee kon boeren en wat extra geld kon verdienen, want predikant zijn gaf veel aanzien, maar weinig inkomsten! Dat de Oude Pastorie dus hier is gebouwd, had niet alleen te maken met 't Eschede maar ook met het feit dat er land bij de pastorie moest liggen voor de landbouw. Een ander bijbaantje van de dominee was opzichter van de kribwerken van de IJssel zoals Henricus Reilingerus dat had, hij was predikant van 1696 tot 1716.

Op 29 februari 1613 krijgt Gorssel met Henricus Fabrucius zijn eerste protestantse predikant en hij doet ook dienst als ziekentrooster. Hij ontvangt voor zijn taak als predikant 350 Carolus guldens en voor zijn werk als ziekentrooster 150 daler. Daarnaast krijgt hij een woning toegewezen, of een bedrag van 50 guldens als hij deze niet wil. Het is niet duidelijk waar hij voor heeft gekozen (zijn familie blijft wonen in Suchtelen) maar het is mogelijk dat hij toen op de Oude Pastorie is gaan wonen. Hij heeft daar dan maar een jaar gewoond want in 1614 solliciteert hij naar de functie van predikant in Zutphen en gaat hij daar aan het werk. In 1620 vertrekt hij naar Leiden

 
In onderstaand bewonersoverzicht worden van 1642 tot 1842 de predikanten van de kerk genoemd en ook worden er later medebewoners genoemd. Het is goed mogelijk dat de medebewoners er ook in de 17e en 18e eeuw woonden. Een voorbeeld hiervan is "Wilm op de Posserij" wiens zoon Gerrit in 1646 trouwt met Armgart Wilmsen Hoekman uit Laren. Met de Posserij kan de Pastorij zijn bedoeld en Wilm (die in 1646 al wel is overleden) heeft hier dan eerder gewoond. Gerrit en Armgart zijn dan de vermoedelijke bewoners vanaf 1646 en zij kregen zeven kinderen waaronder in 1655 zoon Johannes, mogelijk vermoemd naar Johannes Sartorius, de predikant van die tijd. Armgart haar broer Willem verhuisde in 1646 ook van Laren naar Gorssel en woonde op de Peerdekate.
 
Gorssel ligt tussen Deventer en Zutphen, twee steden die nogal eens met elkaar in de clinch lagen. Zo was er een jarenlange ruzie over de Spitholterbrug over de Berkel. Op 25 februari 1709 kwamen afgevaardigden van beide steden bijeen in de Oude Pastorie, maar men werd het niet eens. Op 12 juni probeerden ze het nogmaals en liepen de onderhandelingen soepeler. Twee dagen later kwamen ze ter derde malen bijeen in de Oude Pastorie en kreeg de zaak haar volledige beslag.

Op 4 maart 1784 breekt de dijk bij boerderij Braamkolk door en stroomt het IJsselwater de Eesterhoek in. Ook de Oude Pastorie houdt het niet droog en het water stroomt het huis in en bereikt er een hoogte van 130 cm. In de gang wordt er een steen met merkteken WN geplaatst ter herinnering aan de WatersNood met de datum 4 maart 1784. Bij een verbouwing rond 1960 is deze steen verdwenen. Niet alleen de dominee maar ook de koster had natte voeten want ook de kerk in het dorp viel ten prooi aan het hoge water. De houten vloer van de kerk moesten a.g.v. de waterschade worden vervangen.
 
De kerk in Gorssel is vele malen verbouwd. De laatste verbouwing dateert van 1842 en men besloot toen een nieuwe pastorie in de buurt van de kerk te bouwen. Dominee Coops was toen de bewoner van de Oude Pastorie en zou de eerste bewoner van de nieuwe pastorie worden. Om geld in te zamelen voor de nieuwbouw houdt hij op 24 augustus 1842 Koning Willem II aan tijdens diens reis van Deventer naar Zutphen en vraagt hem om een bijdrage voor de nieuwe pastorie. Deze gedurfde actie werd beloond met een royale gift van 350 guldens en hiermee kon de bouw al hetzelfde jaar voltooid worden en verhuisde dominee Coops van de Eesterhoek naar het dorp.

Op 27 oktober 1852 trouwt hij met Johanna Theodora Fredrika Hesselink, zij heeft dus niet op de Oude Pastorie gewoond. Zij zal mogelijk wel op Grote Muil hebben gewoond waar haar vader Willem Frederik Hesselink woonde en op 8 juli 1852 is overleden. In 1825 wordt dominee Coops wel geregistreerd met Lammerdina Middeldorp, zij waren toen de enige twee bewoners. In 1831 tot 1842 is Aaltjen van Hummel de medebewoonster van de Oude Pastorie. Waarschijnlijk waren zij de dienstmeiden. Joächimus Coops was predikant van 1823 tot 1868.

Meer over de predikanten verderop in dit verhaal.
 
Na het vertrek van de dominee komt de gepensioneerde wachtmeester Jacques (Jacobus) Maijné met zijn vrouw Hendrika Petronella van Duren op de Oude Pastorie. In 1846 krijgen zij een hypotheek en als onderpand dient dan de Oude Pastorie bestaande uit een huis, erf, tuin en boomgaard. Perceelnummers zijn 158, 159 en 160 die ook te zien zijn op de kadastrale kaart van 1832. De weg rechts is de weg die de dominee liep naar de kerk en heet tegenwoordig heel toepasselijk de Domineesteeg.

Het is niet bekend hoe lang de familie Maijné op de Oude Pastorie woonde en evenmin van de opvolgers Portegies en Van den Bovenkamp. Mogelijk zijn zij al in 1847 vertrokken omdat op 6 en 20 maart 1847 een huis en erf (vroeger het pastoriehuis van Gorssel) met tuin en boomgaard worden geveild en aanvaardbaar zijn op 1 mei 1847. Aangenomen wordt dat de familie Portegies er toen is komen wonen, zij zijn dan afkomstig van Kring van Dorth. Later woont deze familie in op Groot Reeve in Harfsen.

Van Abraham van den Bovenkamp is wel bekend dat hij op 21 november 1855 van Zutphen naar Gorssel kwam en later ook nog op de Grote Muil heeft gewoond. Daarvan is de eerste registratie al in 1856 wat zou betekenen dat Abraham maar kort op de Pastorie heeft gewoond, maar in 1859 weer op de Pastorie woonde en in 1861 weer op de Grote Muil.
 
In 1858 wordt de Oude Pastorie geveild door de toenmalige eigenaar Willem Leonardus Carel de Witt. De akte van deze veiling is een heel boekwerk, maar in het slot wordt geen koper genoemd! Later wordt de boerderij onderhands verkocht aan Fredrik Bosch van het erve en herenhuis Groot Meilink in de Dortherhoek te Bathmen. Zijn zoon Hermanus Bosch en schoondochter Johanna Aleida Maria Theresia Baudet komen er dan te wonen. Hermanus, die de boerderij in 1859 zelf in eigendom krijgt, laat de Oude Pastorie veilen op 25 oktober 1867 en deze bestaat dan nog steeds uit de percelen 158, 159 en 160. Het huis wordt dan genoemd als "de opstand met de fundamenten voor afbraak". Koper is Teunis Wiltink van Sweersink die er toch nog bijna 2000 gulden voor betaald en dat doet voor zijn schoonzoon Gerrit Jan Wiltink. De afbraak en wederopbouw kan beginnen en is voor 28 mei 1868 afgerond want dan verhuizen de Wiltinks van Sweersink naar de Oude Pastorie. Veel zal er niet zijn afgebroken want grote gedeelten van de huidige boerderij zijn nog erg oud en zijn zeker van voor 1868. Er zijn muren op de bestaande fundering bijgebouwd en het is niet erg precies gebeurd, zo staat de voormuur niet in verband met de zijmuren. De Wiltinks vinden het wel best, het zal beter zijn geweest dan 't Sweersink die zes jaren later al is afgebroken. De familie Bosch vertrekt nog niet en gaat wonen in een apart gedeelte van de boerderij waardoor er tijdelijk een dubbele bewoning ontstaat, hierover straks meer. Aleida Bosch, moeder van Johanna, woont bij het stel in die overigens neef en nicht van elkaar waren.
 
De Wiltinks zijn de echtparen Teunis Wiltink & Elizabeth ter Maat en Gerrit Jan Wiltink & Hendrika Wilhelmina Wiltink, dochter van Teunis en Elizabeth. Laatsgenoemde is geboren op 't Hekkert. Er waren geen kinderen (Gerrit Jan en Hendrika Wilhelima waren overigens neef en nicht van elkaar) maar wel twee jonge dienstknechten die familie waren: kleinzoon Gerrit Jan Roeterdink en neefje Jan Arend ter Maat, zij kwamen mee van 't Sweersink.

Hendrika Wilhelmina en Gerrit Jan worden de nieuwe hoofdbewoners als Teunis en Elizabeth beiden in 1871 overlijden. Teunis en Elizabeth worden begraven in een nieuw familiegraf van de familie Wiltink van de Oude Pastorie.

Gerrit Jan en Hendrika Willemina dus geen kinderen maar werden op de boerderij vergezeld van vele boerenknechten en boerenmeiden, er werd serieus geboerd op de Pastorie. Tien jaar na het overlijden van haar ouders, overlijdt Hendrika Wilhelmina op 2 juli 1881 op 38-jarige leeftijd. Op 12 november van hetzelfde jaar hertrouwt Gerrit Jan met Jantje Wiltink, ook weer een nicht. Zo bleef alles mooi in de familie, maar dit huwelijk bracht geen kinderen en eigenlijk hadden deze Wiltink huwelijken op deze manier niet veel nut. Hoop komt in 1883 als het 5-jarige neefje Karel Gerrit Wiltink op de boerderij komt wonen nadat zijn ouders van de Belte zijn overleden. Helaas komt het bij Karel niet van trouwen want hij overlijdt in 1901 op 22-jarige leeftijd, hij wordt ook begraven in het familiegraf.

 
Gerrit Jan en Jantje wonen dan aan de andere kant van de boerderij waar zij in 1889 zijn komen wonen, dit is het kleinere gedeelte aan de kant van de huidige Gorsselse Enkweg. Ze maakten toen plaats voor het kersverse echtpaar Albert Kloosterboer en Gerritjen Tuitert die op 23 februari 1889 trouwden, op deze manier zijn er dan toch de gewenste opvolgers. Het is natuurlijk wel familie, Albert is namelijk een een achterneef van Gerrit Jan èn Jantjen. Er worden drie kinderen geboren, maar als Albert en Gerritjen februari 1895 naar boerderij Buitenkamp te Epse verhuizen zijn Gerrit Jan en Jantjen weer terug bij af en is het hoofdgedeelte van de Oude Pastorie onbewoond. Later woont de familie Kloosterboer op 't Azink te Epse.

De wagenschuur wordt in 1898 gebouwd en is voorzien van de initialen van Gerrit Jan en Jantje, toen de enige en dus hoofdbewoners van de boerderij. Pas een maand voor zijn overlijden op 26 februari 1903 weet Gerrit Jan het hoofdgedeelte van de boerderij weer bewoond te krijgen.
 

Op 27 januari 1903 komen namelijk Albert ten Have en Alberdina Willemina Plaggert op de Oude Pastorie wonen. Zij waren op 3 mei 1902 getrouwd en zijn na hun trouwen eerst bij de ouders van Alberdina op 't Loobosch gaan wonen. Hier wordt hun eerste kindje levenloos geboren. Op de Oude Pastorie worden vijf kinderen levend geboren, maar de vijfde overleed wel na negen maanden op 4 april 1912. Met vier kinderen verhuizen Albert en Alberdina in april 1913 naar Senneken, het derde mag nog niet het laatste huis van de Eesterhoek waar Albert zou wonen.

Jantje Wiltink hertrouwde op 14 januari 1904 met Johan Wiltink (uiteraard weer een neef) en vertrekt dan van de Oude Pastorie. Deze Johan was weduwnaar van Jantje ten Have, tante van Albert ten Have. Albert was dus toch verre familie van de Wiltinks, hoe kan het ook anders!

 
Na het vertrek van de familie Ten Have naar 't Senneken komen op 25 februari 1913 Jan Ilbrink en Barta Willemina Wiltink op de Oude Pastorie wonen, zij zijn afkomstig van boerderij Anklaar in Wilp. Barta Willemina is de zus van Jantje Wiltink en al sinds 1881 getrouwd met Jan Ilbrink die op 9 juni 1848 op de Grote Muil is geboren als zoon van Albert Ilbrink en Hendrika Roeterdink. Het verhaal wil dat de Ilbrinks met een hoop kabaal de Eesterhoek kwamen binnengereden, op 't Smeenk konden ze de familie al van verre horen aankomen! Maar wat wil je met een met huisraad vol beladen wagen met ijzeren wielen. De familie Roeterdink van 't Smeenk hielp overigens met verhuizen zoals dat in die tijd nog de gewoonte was. Inwonende kinderen zijn nog zoon Albert, zoon Jan en dochter Hendrika. Oudste zoon Albert blijft ongehuwd en dochter Hendrika trouwt in 1916 met Arnoldus Enzerink en vertrekt dan naar Bathmen.

Zoon Jan blijft op de Oude Pastorie want zijn tante Jantje Wiltink legateert de boerderij aan hem in haar testament d.d. 24 oktober 1913 waarin staat geschreven dat zij legateert aan Jan Ilbrink, zoon van Jan Ilbrink en mijne zuster Barta Willlemina Wiltink: Het boerenerve "de Oude Pastorie" bestaande uit huis met schuren, erf en bouwland, weiland Zweersekamp, bouwland Braamkolk, weiland Eschedesewaard weiland Kleine Weerdje en een perceel heide aan den zandweg. Samen groot ruim 11 hectaren. Hier tegenover staat een betaling van 8000 gulden en de verplichting zijne ouders te huisvesten en te verzorgen.
 
Zoon Jan trouwt op 24 januari 1918 met Cato Wiltink en haalt daarmee de zoveelste Wiltink naar de Oude Pastorie. Cato is afkomstig van Reins in de Boschterhoek waar vele Wiltinks vandaan komen.

Op 28 november 1918 wordt zoon Jan Johan geboren en in 1921 en 1924 komen daar nog twee meisjes bij. Jan Ilbrink en Barta Willemina Wiltink maken de geboortes van hun drie kleinkinderen mee, zij zijn op resp. 8 december 1928 en 14 januari 1925 overleden.

Op 7 september 1925 herroept Jantje Wiltink haar uiterste wil en dezelfde dag wordt het boerenerve "De Oude Pastorie" voor 22.720 gulden verkocht aan Jan Ilbrink. De boerenerve wordt dan beschreven als een landbouwerswoning met schuur, berg en verder getimmerten, erf, tuin, boomgaard, weiland en bouwland. De kadastrale nummers zijn E nrs. 3027 (huis, schuur en erf), 2812, 2303, 2741, 2046, 2047 en 1048.

In de akte wordt ook geschreven dat de onroerende goederen hebben behoord tot den gemeenschappelijke boedel van Jantje Wiltink en haar eerste echtgenoot Gerrit Jan Wiltink. Twee maanden na de verkoop overlijdt Jantje op 20 november 1925.
 
Kleinzoon Jan Johan wordt de logische opvolger op de Oude Pastorie. Hij trouwt op 29 september 1950 met Gerritdina Fredrika Heijink maar nog geen jaar later overlijdt zij op 6 september 1951, een dag nadat zij bevallen is van een levenloze tweeling. Jan Johan hertrouwt op 4 juni 1954 met Gerritjen Menkveld en heeft met haar meer geluk. Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren waaronder zoon Herman die tegenwoordig als vierde generatie Ilbrinks op de Oude Pastorie boert. Zijn ouders en grootouders woonden tot hun overlijden op de boerderij: Jan Ilbrink overleed op 9 april 1959, Gerritjen Menkveld op 17 juni 1972, Cato Wiltink op 5 november 1978 en Jan Johan Ilbrink op 4 juni 1988. Albert Ilbrink (broer van Jan junior) en Harmken Ilbrink (dochter van Jan) woonden ook hun hele leven op de Oude Pastorie. De andere dochter van Jan komen wij straks tegen op 't Ilbrink!
 
 
Voor 1842 woonden dus de predikanten op de Oude Pastorie. De eerste predikant die in Gorssel werd benoemd was dominee Bucherus, dat gebeurde in 1598. Daarna een hele rits predikanten waarvan niet met zekerheid gesteld kan worden dat zij op de Oude Pastorie hebben gewoond. Zo woonde predikant Willem Baudartius (1637-1639) in Zutphen waar hij ook predikant was.
 
Hieronder een overzicht van de hoofdbewoners van de Oude Pastorie die tot en met Joächimus Coops predikant waren en waarvan aangenomen wordt dat zij op de Oude Pastorie hebben gewoond, echter alleen van Derk Bloemers en Joächimus Coops kan dat met zekerheid worden gezegd omdat pas in die tijd een huizenregistratie was ingevoerd. In 1713 worden Henricus Reilingerus en Anna Maria van Dam als eersten in het lidmatenboek genoteerd gevolgd door Reint Harmsen van het naastgelegen Smeenk, toch een aanwijzing dat zij op de Oude Pastorie woonden.

Interessant gegeven is dat Jacobus van Spijk op 20 juni 1734 bevestigd werd en dat daar zoveel mensen op af kwamen dat de dienst buiten de kerk gehouden moest worden en een ladder in de grond werd geplaatst met op de bovenste sport een plankje wat eenmalig de predikstoel met lessenaar moest zijn.
 
Na 1842 breekt een periode waarbij de boerderij bewoond wordt door kleine gezinnen, veelal alleen een man en vrouw, die al wat ouder zijn (55+) zijn en geen agrarische achtergrond hebben. Op de boerderij zullen er dan niet of nauwelijks agrarische activiteiten zijn geweest en de Oude Pastorie werd daarmee een vreemde eend in de Eesterhoek. Vanaf 1868 kwam daar met de familie Wiltink verandering in. Tegenwoordig wordt er nog steeds geboerd op de Pastorie terwijl op andere boerderijen allang geen boerenwerk meer wordt verricht!
 
1642-1656 Johannes Sartorius en Anna Stineboer Eerste bewoners van dit overzicht
1657-1696 Gellius Reilingerus en Abigail Rumphij Geen familie van vorige bewoners
1696-1716 Henricus Reilingerus en Anna Maria van Dam Henricus is de zoon van Gellius en Abigail
1717-1726 Lambert Jan à Bommel en Benjamina Methorst Geen familie van vorige bewoners
1726-1734 Lambert Jan à Bommel en Mechtelina Berents Mechtelina is de tweede echtgenote van Lambert Jan
1734-1738 Jacobus van der Spijk Geen familie van vorige bewoners
1739-1771 Wilhelmus ten Cate Geen familie van vorige bewoner
1771-1775 Johannes Henry Geen familie van vorige bewoner
1776-1779 Diedericus Hermannus van Rossum en Anna Maria Elizabeth Titsingh Geen familie van vorige bewoner
1779-1786 Jan Hendrik Bruinier en Johanna Albertha ter Maeten Geen familie van vorige bewoners
1787-1791 Martinus Storm à Eduard en Margaretha Adriana Kersse Geen familie van vorige bewoners
1791-1800 Andreas Johan Kronenberg en Isabella Maria Ammon Geen familie van vorige bewoners
1800-1805 Gerhardus Wilhelmus Immink en Harmina Emmes Geen familie van vorige bewoners
1806-1822 Derk Bloemers Geen familie van vorige bewoners
1823-1842 Joächimus Coops
Geen familie van vorige bewoner
1843-1847 Jacques Maijné en Hendrika Petronella van Duren Geen familie van vorige bewoner
1847-1855 Willem Winder Portegies en Christoffertje Strootman
Geen familie van vorige bewoners
1855-1859 Abraham van den Bovenkamp en Maria Bouwman
Geen familie van vorige bewoners
1859-1868 Hermanus Bosch en Johanna Aleida Maria Theresia Baudet Geen familie van vorige bewoners
1868-1871 Teunis Wiltink en Elizabeth ter Maat Geen familie van vorige bewoners
1868-1881 Gerrit Jan Wiltink en Hendrika Wilhelmina Wiltink Hendrika Wilhelmina is de dochter van Teunis en Elizabeth
1881-1889 Gerrit Jan Wiltink en Jantje Wiltink Jantje is de tweede echtgenote van Gerrit Jan
1889-1895 Albert Kloosterboer en Gerritjen Tuitert Albert is een achterneef van Gerrit Jan en Jantjen
1903-1913 Albert ten Have en Alberdina Willemina Plaggert Albert is verre familie van Albert Kloosterboer en de Wiltinks
1913-1928 Jan Ilbrink en Barta Willemina Wiltink Barta Willemina is de zus van Jantje Wiltink
1918-1978 Jan Ilbrink en Cato Wiltink Jan is de zoon van Jan en Barta Willemina
1950-1951 Jan Johan Ilbrink en Gerritdina Fredrika Heijink Jan Johan is de zoon van Jan en Cato
1954-1988 Jan Johan Ilbrink en Gerritje Menkveld Gerritje is de tweede echtgenote van Jan Johan
 
Hieronder een overzicht van de bewoners van het andere gedeelte van de Oude Pastorie. Deze ontstond al in 1868 toen Hermanus Bosch plaats moest maken voor de familie Wiltink maar nog geen nieuwe woonruimte had en dus nog even op de Oude Pastorie bleef wonen. Op 15 oktober 1868 verhuizen ze naar de huidige Hoofdstraat in Gorssel.

In de Tweede Wereldoorlog vonden mensen hier ook onderdak. De foto hiernaast is in deze periode genomen, namelijk in de zomer van 1942.

Later woonden Jan Ilbrink en Cato Wiltink aan deze kant van de woning welke veel kleiner is dan de andere kant van de boerderij.
 
In de periode 1905-1909, toen de familie Ten Have de hoofdbewoners waren, woonden Johannes Derk Leuvenink en Johanna Hendrika Menkveld in op de Pastorie. Het echtpaar is getrouwd op 22 april 1905. Johannes Derk Leuvenink is afkomstig van de Bakkerij op de Eesterbrink, hij is de zoon van Gerrit Jan Leuvenink en de broer van Gerrit Jan Leuvenink junior, de smid te Gorssel. Zelf is hij handig met de hamer en spijkers, timmerman is dus zijn beroep.

Er worden vier kinderen geboren en op 24 december 1909 vertrekt de familie Leuvenink naar Arnhem waar nog een vijfde kind wordt geboren. Johannes Derk overlijdt er op 9 april 1911 aan de gevolgen van T.B.C. Johanna Hendrika komt dan terug naar Gorssel en gaat wonen bij haar schoonouders op de Bakkerij. Van daaruit verhuist ze naar Eefde waar ze later hertrouwt met weduwnaar Berend Jan Nijhof.
 
1889-1904 Gerrit Jan Wiltink en Jantje Wiltink Afkomstig van het andere gedeelte van de Oude Pastorie
1904-1905 Coenraad Selser en Geertruida Clara Reukema
Geen familie van vorige bewoners
1905-1909 Johannes Derk Leuvenink en Johanna Hendrika Menkveld Geen familie van vorige bewoners
1910-1928 Jacobus Hendrikus van Rossenberg en Pietertjen Smit Geen familie van vorige bewoners
     
  Huidig adres: Gorsselse Enkweg 12  
 
Het huidige adres Gorsselse Enkweg 12 kreeg de boerderij pas na de ruilverkaveling, daarvoor was het nog Domineesteeg 1. Dit adres kreeg de boerderij in 1951, daarvoor was het nog huisnummer G 419.

Hiernaast zien wij de families Roeterdink van 't Smeenk en Ilbrink van de Oude Pastorie gezellig op de foto staan. De families hadden altijd goed contact en kwamen vaak bij elkaar op bezoek. Voor v.l.n.r. de kinderen Wim Roeterdink, Mineke Roeterdink en Wim Menkveld. De vrouw met schort die daarnaast staat is Nellie v.d. Breemen. Midden v.l.n.r. mogelijk Coby Granneman, Riek Roeterdink-Heijenk, Harmke Ilbrink (die tot hoge leeftijd op de Oude Pastorie woonde), Cato Ilbrink-Wiltink, Everdina Roeterdink-Tushuizen en Jan Willem Roeterdink. Achter v.l.n.r. waarschijnlijk Jacobus Martinus Roeterdink, Jan Ilbrink, Gerritjen Ilbrink-Menkveld en Jan Johan Ilbrink.
Met de familie Ilbrink op de Oude Pastorie hebben we een mooi bruggetje naar de volgende boerderij: 't Ilbrink. Een figuurlijk bruggetje dan want letterlijk liep er een weggetje tussen beide boerderijen. Dit weggetje is een doorgaande weg en loopt via 't Eschede langs Sweersink langs de Oude Pastorie en 't Ilbrink naar 't Hekkert waar deze de Marke Eschede verlaat en overgaat in de Marke Gorssel.

Op de foto hiernaast staan Jan Johan Ilbrink en Herman Menkveld van 't Ilbrink op dit weggetje waarvan het gedeelte tussen de Oude Pastorie en 't Hekkert begin jaren '30 is verhard met klinkers en is betaald door de eigenaren van deze boerderijen en van 't Ilbrink.

In de achtergrond is boerderij 't Hekkert al te zien maar zoals gezegd brengen we nu eerst een bezoek aan 't Ilbrink, de boerderij waar de meest voorkomende familienaam van de Eesterhoek is ontstaan.
 
't Ilbrink
 
Al in 1401 wordt er melding gemaakt van "Ilberdinck" op de lijst van weerbare mannen in Gorssel. In een rekening van 1382 vinden we ook de naam van Jan Elbertinc maar niet zeker is of dit iets te maken heeft met 't Ilbrink. In 1492 woont Harmen Ylberdinck op de boerderij en in het register van horige goederen van 1534 zien wij dat er tijdelijk geen bouwman woonde en dat dat het Ilberinck eigendom is van Willem then Knuwe.

In het doopboek van 1642 wordt er gesproken over de doopgetuige Gretien "Ilberinck" die met haar man Henrijck (Hendrik) Wijchers de boerderij bewoonden. Het echtpaar zal waarschijnlijk datzelfde jaar ook ouders zijn geworden van een zoon genaamd Jan en zal dus in weer kort daarvoor zijn getrouwd. Hendrik is waarschijnlijk de zoon van Wijcher Jansen die van oorsprong van de Oude Vos afkomstig is waar diens broer Warner Jansen is blijven wonen. Van Wijcher is niet bekend waar hij is gaan wonen, maar dat zou best 't Ilbrink kunnen zijn geweest en dan zou Hendrik dus de volgende generatie op 't Ilbrink zijn geweest. Grietjen is mogelijk afkomstig van 't Smeenk. Uit het huwelijk van Hendrik en Grietjen worden zeven kinderen geboren op 't Ilbrink. Reeds genoemd zoon Jan trouwt op 8 mei 1670 met Geertjen Arents van 't Gier en zij gaan dan ook op 't Ilbrink wonen. In 1686 wonen zij op 't Hof te Eschede en wordt hun plek ingenomen door Harmen Everts en Hendersken Heuvinck die ook van de Oude Vos afkomstig zijn maar geen familie zijn van reeds genoemde hoofdbewoners Jan, Hendrik en mogelijk Wijcher.

Deze nieuwe familie woont drie generaties op 't Ilbrink en van de laatste generatie is het Reint Arents Ilberinck zijn vrouw Hendersken Bolderman die in de periode 1729-1748 maar liefst 16 kinderen ter wereld brengt. Het laatste kind wordt haar fataal, Hendersken overlijdt op 13 oktober 1748. De bewonersgeschiedenis van deze periode valt te lezen op de genealogie website van de familie Ilbrink. Reint vertrekt daarna waarschijnlijk van 't Ilbrink en trouwt daarna nog drie keer, elke keer in Deventer. Hij woonde toen op de Snappert in Epse wat kerkelijk onder Deventer viel. Daarna woonde hij op boerderij Brinoord in Bathmen en uiteindelijk kwam Reint weer terug naar Gorssel waar hij vanaf 1758 met zijn inmiddels vierde vrouw Henders Hendriks Finkers "in het Velt" van Tjoonk woont. Dit staat ook wel bekend Ruimzigt en zo wordt Reint dan ook genoemd.
 
Nieuwe pachters van 't Ilbrink zijn Jan Goossens en Anneken Brinkman uit Oolde die op 8 juni 1749 te Laren waren getrouwd en op 21 december 1749 als lidmaten van de kerk te Gorssel worden aangenomen. Op 30 mei 1763 koopt Jan Goosens, "bouwman op het erve Hilberink in Gorsel" de halfscheijdt van een campjen lant uit het goetje Ewoltstede, onder Gorssel gelegen, naest Groote Moil. Verkoper is Derk Goosens, bouwman op het Smienk in Gorsel, die eerder dat jaar de helft van 't Hekkert had gekocht.

Jan en Anneken krijgen geen kinderen en moeten op zoek naar een opvolger. Deze wordt gevonden op de Plumpe te Harfsen waar Anneken haar jongere broer Derk woont met echtgenote Aaltjen Plumpman. Diens broer Willem is nog ongehuwd en vertrekt in 1771 naar Gorssel waar hij gaat helpen op 't Ilbrink. Het bevalt hem goed en hij laat zich op 29 maart 1771 inschrijven als lidmaat van de kerk te Gorssel. Overigens is andere zus Geertruijd de moeder van Janna Boterman die wij op Brinkman al tegenkwamen. Toeval wil dat de boerderijen Plumpman (de Plumpe) en Boterman (de Botter) naast elkaar zijn gelegen in Harfsen en niet ver verwijderd zijn van Erve Strookappe. Op 14 april 1775 wordt Esken Botterman op Brinkman geregistreerd. Het lijkt erop dat de oude buren uit Harfsen bewust gezamelijk naar Gorssel zijn gekomen.

Nu de boerderij is geregeld, gaat Willem op zoek naar een vrouw en heeft ook daar succes, want op 15 april 1774 trouwt hij met Geertruid Oostenenk die dan ook op 't Ilbrink komt wonen. Zijn naam is op dat moment nog steeds Plumpman, hij mag dan op 't Ilbrink wonen maar is nog niet de hoofdbewoner, dat zijn nog steeds Jan en Anneken.
 
De vier kinderen van Willem en Geertruid worden als Plumpman gedoopt maar zouden uiteindelijk allemaal Ilbrink gaan heten. Het zijn Gerrit Hendrik (geb. 1776, uiteindelijk hoofdbewoner van 't Hekkert), Jan (geb. 1778, hoofdbewoner van 't Dijker), Maria (geb. 1781, woonde op Scholten) en Jacob (geb. 1784) die als enige niet in Gorssel, maar in Eefde op de Heute woonde. Met name Gerrit Hendrik is ervoor verantwoordelijk dat er zoveel Ilbrinks in de Eesterhoek voorkomen!
 
Willem Plumpman noemde zich uiteindelijk toch Ilbrink en is op 28 augustus 1793 overleden. Hij is dan zeker een aantal jaren de mannelijke hoofdbewoner geweest wat blijkt uit een akte van 6 januari 1790 waarin Anneken Brinkman, als weduwe van "Jan Ilberink", drie schepel bouwland op den Hekkert cedeert aan Garrit Hendrik Ilbrink, oudste zoon van Willem die dan nog maar 13 jaren oud is. Hij is trouwens het peetkind van Anneken.

Geertruid Oostenenk hertrouwt op 18 mei 1794 met Harmen (Groot) Klokman die op 't Ilbrink komt wonen. Voor het huwelijk worden de zaken voor de kinderen geregeld in het wezenprotocol. Hierin wordt opgenomen dat Geertuid voor de kinderen zal zorgen totdat zij meerderjarig zijn, hun zal kleden en alimenteren, laten leren lezen en schrijven, instrueren in den godsdienst, dochter Maria te leren naaien en een uitzet met een linnenkast te geven en de jongens een klerenkist. Ook krijgen de kinderen op 24 april 1794 in een akte van erfmagescheid de katerstede Kappert toegewezen. Wanneer Harmen Klokman in 1796 wordt aangesteld als voogd, blijkt ook hij de naam Ilbrink te dragen zoals zijn voorgangers dat ook deden. In het register van oorlogsschade van 1797-1798 over de periode 1794-1795 wordt hij genoemd als Harmen Ilberink.
 

Het Ilbrink was in die tijd eigendom van Elia Elisabeth Podt van 't Eschede. Haar vader Hendrik Podt kocht de boerderij tussen 1726 en 1728 en hij was toen burgemeester van Deventer. Na het overlijden van Elia Elisabeth wordt de boerderij in 1798 geveild als perceel 2 en deze bestaat dan uit een huijs, hooijberg, schaapschot etc. boomgaard en schapenland, hofkamp, voorsten Steenkamp, Laagenkamp, Middelstenkamp, Loohoek, Korte Vooren en Paaltjes Stuk, alles met de akkermaals bosschen en heggen daarbij behoorende, benevens de opgaande boomen, zoo op den kamp bezijden als achter het huijs, met vijf en één halve koeweijdens op den Escheder Koeweerd, mitsgaders drie zestiende whaare in de Gorsselse weerden, alsmede het regt van schaapendrift. De koper is Engelbert OpGelder uit Zutphen en hij koopt ook het 5e perceel uit de veiling, zijnde de Kleijne Hooijweert bij Braamkolk gelegen, met het rijsweertje daarachter en de peppelenboomen daarvoor, dan nog een rijsweertje verder naar beneden gelegen, te zaamen met ééne whaar in de één en twintig whaaren in de Escheder rijsweerden. De beide percelen worden op 25 september 1798 verkocht voor ƒ 9907,--.

 
Terug naar de pachters. Dochter Maria Ilbrink trouwt op 14 september 1800 met Harmen Scholten en gaat op diens gelijknamige boerderijtje Scholten wonen welke ook wel Zandscholten wordt genoemd. Het duurt tot 1 januari 1809 tot één van de zoons gaat trouwen. Het is oudste zoon Gerrit Hendrik die op 1 januari 1809 op 32-jarige leeftijd trouwt met Janna Borgman, dochter van Arend Borgman en Janna Christina Jolink van de Borghte. Haar grootvader Jan Borgman is in 1696 op 't Ilbrink is geboren! Hij is de zoon van Arendt Jansen Kagelinck en Reijntjen Harmsen Ilberinck, de hoofdbewoners van die tijd.
 
Janna baart op 't Ilbrink zes kinderen in de periode 1810 tot 1821. In 1817 wordt er geen kind geboren en neemt het bewonersaantal van 't Ilbrink juist af als Harmen Klokman op 14 september 1817 overlijdt. Eerder dat jaar, op 8 mei, overlijdt de 16-jarige Jan Willem Scholten op 't Ilbrink. Hij is de zoon van Maria Ilbrink en zal als knecht op de boerderij van zijn oma Geertruid Oostenenk en oom hebben gewerkt. Geertuid Oostenenk is de volgende die op 't Ilbrink overlijdt. Dat is op 31 mei 1829, zij wordt 80 jaar oud.

Gerrit Hendrik en Janna boeren alleen verder op 't Ilbrink en met drie zoons zit de opvolging op 't Ilbrink wel snor. Na de opheffing van de Marke Eschede wordt de boerderij door de eigenaar Balthazar Jan van der Horst te koop aangeboden aan de familie Ilbrink die de boerderij pachten. Maar de Ilbrinks hebben niet het geld de boerderij te kopen en moeten afzien van de koop. De stap van pachter naar eigenaar van een grote boerderij was een te grote stap. Balthazar Jan van der Horst was eigenaar geworden in 1825, hij kreeg toen als mede erfgenaam van Engelbert OpGelder het Ilberink toebedeeld.
 
Daarop wordt 't Ilbrink middels een veiling te koop aangeboden. De veiling vindt plaats op op 25 mei 1844. In de advertentie hiernaast is te lezen wat "Ilberink" tot een "aanzienlijk boeren-erve" maakte. Volgens de advertentie is het boerenerve Ilberink ruim 40 bunders maar volgens de veilingakte is deze zelfs ruim 42 bunders groot. Perceel 1 van de veiling bestaat uit een huis, put en zaadberg met het hofland en boomgaard. Daarbij wordt vermeld dat de opstal van nog een zaadberg, de schoppe en bakoven als ook de karnmolen toebehoort aan de bouwman Gerrit Hendrik Ilbrink. Voorts hoort bij de boerenerve de daarbij gelegen bouwlanden de Voorste of Grootekamp, de Voorste Lagekamp, de Middelste Lagekamp, de Loohoek, de Kortevoren en den Ilberinkskamp. Tevens een weide de Maat- of schapenweide en verdere weidegrond bij het huis. Koper van perceel 1 is Harmen Stormink die met 13.470 gulden de hoogste bieder was.

Harmen Stormink wil op de boerderij komen en dus zal de familie Ilbrink nu wel de boerderij moeten verlaten.Overbuurman Jan Arend ter Maat van 't Hekkert is 70 jaren oud en mag zijn oude dag slijten bij zijn dochter Harmina op katerstede Klumper in de Eesterbrink. Hij biedt daarom 't Hekkert te koop aan bij de Ilbrinks. Het kleinere Hekkert ligt wel binnen hun budget en wordt op 22 februari 1845 gekocht. Kort daarna zal de familie Ilbrink zijn verhuisd. De Ilbrinks verlaten 't Ilbrink en doen dat door alleen maar de weg over te steken, de huidige Domineesteeg welke toen nog "Dominés-straat" werd genoemd.

Zoon Gerrit Jan Ilbrink was ondertussen getrouwd met Willemina Scholten van Brinkman. Zij huwden op 8 oktober 1834 en Willemina verhuisde dus eerst van Brinkman naar Ilbrink en later naar Hekkert, maar bleef dus altijd dichtbij haar ouders Gerrit Scholten en Johanna Boschloo wonen. Boerderij 't Ilbrink was van de drie boerderijen de grootste, er liepen in 1840 negen runderen en drie paarden. Het moge duidelijk zijn dat de hoofdbewoners van 't Ilbrink landbouwers van beroep waren.

Hendrik Jan Stormink
Jan Stormink
Nieuwe eigenaar en hoofdbewoner van 't Ilbrink is Harmen Stormink en zijn echtgenote Johanna Huurnink. Het echtpaar was in 1835 te Diepenveen getrouwd maar woonde in Twello waar hun vier kinderen waren geboren. Op 't Ilbrink kwamen er daar nog twee zonen bij: Hendrik Jan geb. 30-09-1848 en Jan 05-12-1851. Laatstgenoemde is later landbouwer en kastelein op de Pessink te Epse en van hem is bijgaande rechter foto.

Het is oudste zoon Hendrik Jan die zijn ouders opvolgt, wij zien hem op de linkerfoto. Hij trouwt op 20 juni 1873 met Tonia Fredrika Wiltink, de zus van Gerrit Jan Wiltink van de Pastorie. Ook zij krijgen zes kinderen, maar twee worden er levenloos geboren, twee sterven er dezelfde dag en één wordt maar twee maanden oud. Een zwaar leven dus voor met name Tonia die op 12 juli 1884 op 38-jarige leeftijd overlijdt. Haar schoonmoeder Johanna Huurnink was dat jaar op 23 februari overleden en schoonvader Harmen Stormink was al op 12 maart 1879 overleden. Na het overlijden van Tonia blijft Hendrik Jan dus alleen over met zijn 4-jarige dochtertje Johanna Harmina. Echt alleen was Hendrik Jan overigens niet want de boerderij werd bevolkt door verscheidene dienstknechten en dienstmeiden.
Uiteraard gaat Hendrik Jan wel op zoek naar een echtgenote, maar zoekt niet ver en besluit te trouwen met zijn 15 jaren jongere nichtje Telmina Gijsberta Theodora Stormink en het huwelijk vindt plaats op 24 oktober 1885. Er worden drie dochters geboren waarvan er twee normaal opgroeien. Er was dus geen zoon, wel woonde de vrijgezel Harmanus Stormink (neefje van Hendrik Jan) al vanaf 1869 op de boerderij, maar blijkbaar kwam hij niet in aanmerking om de boerderij van zijn oom over te nemen, want Hendrik Jan besluit de boerderij in 1917 te veilen. Wel woonde in 1915 Hendrik Klein Haar op 't Ilbrink die op 29 april van dat jaar was getrouwd met dochter Tonia Fredrika Stormink, maar zij verhuizen naar het dorp. Hendrik woonde eerst op 't Smeenk en leerde zo Tonia Fredrika kennen.

Op 25 februari 1918 vertrekken Hendrik Jan en Telmina Stormink naar Voorst. Ook dochter Klazina Theodora verhuist met haar ouders mee naar Voorst, zij zou ongehuwd blijven. Klazina is op 31 januari 1890 op 't Ilbrink geboren en zij staat op de foto hiernaast.
 
De boerderij werd op 10 oktober 1917 geveild en verkocht aan Hendrik Makkink van 't Wolferink die de boerderij kocht voor zijn dochter Bertha Makkink die trouwplannen had. Om deze reden kocht Hendrik ook de boerderijen Walle, Dijkerhof en het Koetshuis van 't Eschede voor andere kinderen.
 
Bertha trouwt op 2 mei 1918 met Jan Willem Menkveld en het stel neemt dezelfde dag hun intrek op 't Ilbrink. Jan Willem woonde en werkte op 't Eschede (Koetshuis) bij zijn zus Gerritje en zwager Hendrikus Makkink. Er worden zeven kinderen geboren en één daarvan is Hendrik die op 21 juli 1920 als tweede kind werd geboren en de boerderij van zijn ouders overnam en met een buurmeisje trouwde. Nadat er al eens iemand van Brinkman en Smeenk introuwde op 't Ilbrink, is dat er nu één van de Pastorie. Het is Bertha Ilbrink die ervoor zorgt dat in 1951 na ruim een eeuw afwezigheid weer een Ilbrink op 't Ilbrink komt wonen! Jan Willem Menkveld en Bertha Makkink maken bewust plaats voor het jonge stel en verhuizen naar de Jodendijk in Eefde.
 
Hendrik (Hennie) en Bertha zetten het boerenbedrijf met succes voort met hulp van dienstknecht Gerrit Regelink die ook op 't Ilbrink woont en er het zo goed naar de zin heeft dat die niet meer weggaat. Gerrit op de trekker was een heer in het verkeer, de berm en bijna het prikkeldraad hadden zwaar te lijden als hij een tegenligger op de smalle wegen van de Eesterhoek tegenkwam, zo goed ging hij voor de tegenligger aan de kant! En er worden ook nog eens vijf kinderen geboren. Na het overlijden van Hendrik in 1978 neemt zoon Bertus de boerderij over en verhuist Bertha in 1980 naar een nieuwe woning welke naast de boerderij is gebouwd op de plek waar vroeger de schapenhut van 't Ilbrink stond. De woning staat recht tegenover 't Hekkert daar waar haar betovergrootvader Gerrit Hendrik Ilbrink in 1845 naartoe verhuisde.
 
1642-1678~ Hendrick Wijchers en Grietjen Ilbrinck Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1670-1686< Jan Hendriks Ilbrinck en Geertjen Arents Gier Jan is de zoon van Hendrik en Grietjen, woont later op Hof 't Eschede
1686-1691~ Harmen Everts Ilberinck en Hendersken Heuvinck Geen familie van vorige bewoners, afkomstig van de Oude Vos
1692-1700 Arent Kagelinck-Ilberinck en Reintjen Ilberinck Reintjen is de dochter van Harmen en Hendersken
1701-1736~ Arent Ilberinck en Janna Gosens Schreurie Janna is de tweede echtgenote van Arent, het echtpaar vertrekt waarschijnlijk omstreeks 1736 naar de Borghte
1728-1749 Reint Ilberinck en Hendersken Bolderman Reint is de zoon van Arent en Janna; halfbroer Jan woont op de Oude Vos
1749-1790~ Jan Goossens-Ilberink en Anneken Brinkman Geen familie van vorige hoofdbewoners
1774-1793 Willem Plumpman-Ilbrink en Geertruid Oostenenk Willem is de broer van Anneken haar schoonzuster
1794-1829 Harmen Klokman-Ilbrink en Geertruid Oostenenk Harmen is de tweede echtgenoot van Geertruid
1809-1845 Gerrit Hendrik Ilbrink en Johanna Borgman Gerrit Hendrik is de zoon van Willem en Geertruid
1834-1845 Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten Gerrit Jan is de zoon van Gerrit Hendrik en Johanna
1845-1884 Harmen Stormink en Johanna Huurnink Geen familie van vorige hoofdbewoners
1873-1884 Hendrik Jan Stormink en Tonia Fredrika Wiltink Hendrik Jan is de zoon van Harmen en Johanna
1885-1918 Hendrik Jan Stormink en Telmina Gijsberta Theodora Stormink Telmina Gijsberta Theodora is de tweede echtgenote van Hendrik Jan
1918-1951 Jan Willem Menkveld en Bertha Makkink Geen familie van vorige bewoners
1951-1980 Hendrik Menkveld en Bertha Willemina Ilbrink Hendrik is de zoon van Jan Willem en Bertha
     
  Huidig adres: Domineesteeg 1  
     
 
Hekkert
 
't Hekkert staat oorspronkelijk bekend als de Ewoltstede welke zal zijn vernoemd naar Johan Hendrik Ewoldts die anno 1610 eigenaar is. In het verpondingskohier van 1646 wordt de boerderij genoemd als "Eeuwolts Hofsteetjen" met als eigenaar Derck Becker. Na verloop van tijd wordt er ook gesproken over Hekkert, omdat hier het hek van de grens van de marken Eschede en Gorssel stond. In het markeboek worden de Ewoltstede en Hekkert apart genoemd met ieder een 1/2 stemrecht. De heer Gravestein van 't Eschede bezit beide halve stemrechten, maar had er nog veel meer, hij was de persoon met de meeste macht in de Marke Eschede.
 
Eerste bewoners die we tegenkomen in de kerkboeken zijn de echtgenoten Voert Hecke en Garberich die in 1610 hun dochter Merrijken laten dopen in de Bergkerk in Deventer. De volgende bekende bewoners zijn Harmen Gerraetssen aan 't Hecke en Jenneken Arentssen. Uit hun huwelijk wordt rond 1640 ten minste één zoon geboren. Op 7 april 1644 hertrouwt Jenneken met Berndt Berentssen van Eijpen die dan op de boerderij "aen 't Hecke" komt wonen en dus ook zo wordt genoemd. Uit dit huwelijk worden vier dochters en een zoon geboren.

Dochter Maria trouwt op 6 november 1670 met Egbert Hendericks, zoon van Henderick Rattinck. Ten tijde van het huwelijk was vader Berent overleden, van moeder Jenneken is dat onbekend. Bij de doop van de tien kinderen van Egbert en Maria wordt consequent melding gemaakt van Ewoltstede. Ook in het lidmatenregister van 1713 worden Egbert en Maria als ehelieden op Ewolstede genoemd en bij hun woont dan nog dochter Geertjen die in 1680 is geboren. Zij trouwt op 1 september 1724 met Peter Joosten Overdijkink, vader Egbert is dan overleden. Peter wordt in 1725 als lidmaat aangenomen als bouwman op Hekkertsteede, hij is afkomstig van Warnsveld. Er wordt één dochter geboren, daarna is het stil en is het echtpaar mogelijk verhuisd. In het doopregister valt overigens weinig nieuws meer te verwachten aangezien Geertjen bij de doop van haar eerste dochter al 45 jaar oud is.
 
Er wonen nog twee broers van Geertjen op 't Hekkert. Het zijn Gerrit en Willem die in resp. 1751 en 1759 zijn overleden. Bij het overlijden van Willem in 1759 wordt melding gemaakt dat hij woonde bij Antonij Hekkert en dat is dezelfde persoon als Antonij Vroetman die op 17 maart 1749 trouwde met Maria Berents van de Kleine Muil. Bij de doop van zijn zeven kinderen wordt hij altijd wel Vroetman genoemd. Deze zeven kinderen zijn waarschijnlijk niet allemaal op 't Hekkert geboren, want aangenomen mag worden dat Antonij en Maria in 1762 op de Kleine Muil zijn gaan wonen nadat Maria haar broer en schoonzus dat jaar kort na elkaar zijn overleden. In die tijd was Louis Meijsen en zijn echtgenote Johanna Angnita van Dillen de eigenaren van de boerderij en zij verkopen op 8 februari 1763 de helft van "het erve en goed Ewoltstede of Hekkert, gelegen in Gorssel digt bij de Wheem" aan Derk en Hendrika Smeink van 't Smeenk en aangetekend wordt dat de andere helft thans toegehoort aan de vrouwe van Huet in Zutphen. Dat kan goed kloppen, want op 5 januari 1763 kopen Nicolaas van Huet en zijn echtgenote Jenneken van Gumster (van 't Ontijdink) de andere helft van vrouwe Cathrina Aleijda Moonen, weduwe van wijlen den heer Gerhard Franken, in leven professor te Steijnfort.
 
Alhoewel de kinderen als Vroetman worden gedoopt worden zij later ook Hekkert genoemd. Oudste zoon Antonij trouwt op 6 juni 1779 met Jenneken Lenderink en gaan dan waarschijnlijk op 't Hekkert wonen aangezien hun kinderen als Hekkert worden gedoopt en niet als Vroetman. De zes kinderen uit het huwelijk hadden later de familienaam Hekkert en/of Hekkers en woonden niet meer in Gorssel.

Antonij is verhuisd maar de (Kleine) Muil want wordt later Antonij "Hekkert op de Moijle" genoemd. De verhuizing zal in 1791 hebben plaatsgehad, want op 5 mei 1791 wordt de helft van Ewoltstede of Hekkert overgedragen aan Harmen Smeenk (zoon van Derk en Hendrika Smeenk) en Jenneken Jans Scholten die op 8 maart 1789 waren getrouwd. Ze zullen waarschijnlijk eerst op 't Smeenk hebben gewoond en in 1791 zijn verhuisd toen daar nieuwe bewoners kwamen. Op 2 mei 1791 betaalt Harmen Smeenk 30 guldens, in voldoeninge van den 50en penning van een kamp bouwland, zijnde de halfscheid van het erve en goed Ewolts-steede of Hekkert genaamd, waarvan de wederhelft Nicolaas van Huet toebehoort. In de akte wordt ook vermeld dit kamp bouwland eerst toebehoorde aan zijn jongere broer Hendrik Willem Smeenk.

In 1792 wordt er door meerdere personen peinding gedaan op gerede en ongerede goederen, Harmen kon blijkbaar niet aan zijn financiële verplichting voldoen en is genoodzaakt de Halve Ewoltstede of Hekkert te verkopen aan Bernardus Nikkels uit Deventer, een broer van Arend Nikkels die op 't Haijtinkhof woont. Het erve en goed bestaat dan uit een huijs, schuur, berg, hof-, bouw- en weijdeland. Harmen zal wel op de boerderij zijn blijven wonen, maar het blijft lastig voor hem want in 1794 wordt er wederom peinding gedaan maar had hij het geluk dat zwager Jan Gierman (Olthof) van 't Gier en overbuurman Willem Ilbrink borg voor hem staan. Jenneken overlijdt in 1800 en woont dan waarschijnlijk nog steeds op 't Hekkert en Harmen woont later op 't Raaland alwaar hij op 3 september 1831 is overleden.
 
Op 16 september 1798 trouwen Jan Arend ter Maat uit Diepenheim en Janna Zandscholten, zus van Jenneken en dochter van Jan (Zand) Scholten en Elisabeth Borgman van Zandscholten. Waarschijnlijk zijn zij direct na hun trouwen op 't Hekkert zijn gaan wonen en zijn hier hun acht kinderen geboren. In 1829 wonen er 13 gezinsleden op 't Hekkert. Opvallend is het dat Jan Arend wordt genoemd in de vergaderingen van de marke Gorssel i.p.v. Eschede. Jan Arend is timmerman van beroep en koopt op 11 augustus 1800 het erve en goed, Ewoldsteede of Hekkert geheeten, bestaande in huijs, schuur, berg, hof en bouwland, midsgaders ¼ whaar in de Gorsselse Weerden. Hij koopt deze voor 2105 gulden van van E.J. Heelsum als gevolmachtigden van Luitje Andriessen, weduwe van Bernardus Nikkels, in den ampte Reede in Veluwenzoom wonende. Bernardus was de broer van Arend Nikkels die op 't Haijtinkhof woonde.
 
In 1810 wordt de andere helft van de boerderij gekocht door Jan van Huet van 't Ontijdink en na het overlijden van diens weduwe in 1839 laten de erfgenamen de boerderij op 29 april 1840 veilen als ook 't Ontijdink onder de hamer gaat. Er wordt door de familie Ter Maat geboerd met vier runderen en één paard, er werd dus niet alleen maar getimmerd. In 1832 had de boerderij dus nog twee eigenaren maar wordt Jan Arend ter Maat in het kadastrale register als eigenaar genoemd. Jan Arend maakte in 1811 de sierboog ter ere van het bezoek dat Napoleon aan Gorssel maakte.
 
Op de boerderij woont dan ook dochter Janna en schoonzoon Zwier Dommerholt. Zij trouwden op 22 september 1838 en kort daarna op 10 oktober 1838 wordt zoon Philippus Martinus geboren, hiernaast is hij op latere leeftijd te zien. Op 3 juli 1841 wordt dochter Johanna Elena geboren op 't Hekkert en twee maanden later overlijdt Janna op 26 september op 't Hekkert. Het echtpaar staat anno 1840 echter al wel geregistreerd als medebewoners van de Nieuwe Roskam, waar de vader van Zwier woonde. Zwier is molenaar van beroep en de grootvader van Manus Elibertus Dommerholt die in 1893 de molen in de Eesterhoek liet bouwen. Zwier woont uiteindelijk zelf aan de huidige Molenweg in Gorssel.

Op 12 augustus 1844 wordt 't Hekkert dan toch verkocht. De Ilbrinks (ook pachters) van de overkant moeten boerderij 't Ilbrink verlaten als deze wordt geveild en zij deze zelf niet kunnen betalen. Erve Hekkert is wat kleiner en goedkoper en ligt wel binnen de financiële mogelijkheden en zo kopen de Ilbrinks boerderij 't Hekkert. In de koopakte wordt ook gesproken over "De Halve Ewoltstede". Naast de boerderij (huis en erf betreft perceel E1134) bestaat de koop uit bouw- en weidelanden, heide, bosgronden met hakhout, een boomgaard en opgaande bomen. Eigenaar van dit alles is Jan Arend ter Maat, mogelijk was hij dan toch al eigenaar in 1832. Hij was samen met ene Hendrik Jansen (beiden voor de helft) ook eigenaar van weilanden met water die zij op 2 oktober 1831 hadden aangekocht en ook dit wordt verkocht aan de Ilbrinks. De totale koopsom bedraagt 4300 gulden waarvan 1750 gulden wordt betaald op 1 januari 1845. De rest van het geld wordt van diverse geldschieters geleend.
 

De aanvaardingsdatum is 22 februari 1845 en dan verhuist de familie Ilbrink naar de andere kant van de weg. De familie bestaat uit Gerrit Hendrik Ilbrink met zijn echtgenote Johanna Borgman en hun zoon Gerrit Jan Ilbrink en diens echtgenote Willemina Scholten Laatstgenoemden zijn de kopers van de boerderij. Janna Zandscholten (ook Scholten) is de tante van Willemina Scholten.

Gerrit Hendrik overlijdt op 14 juli 1846 en dan is Gerrit Jan de enige mannelijke hoofdbewoner. Op de foto hiernaast diens kleinzoon en achterkleinzoon die later op 't Hekkert woonden.

Jan Arend ter Maat en Janna Zandscholten verhuizen naar Klumper in de Eesterbrink, de boerderij van dochter Harmina en schoonzoon Teunis Kolkman.

 
Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten hadden tien kinderen waarvan er vijf op 't Ilbrink en vijf op 't Hekkert werden geboren. Het echtpaar mag zich gelukkig prijzen dat al hun kinderen hun jonge jaren overleefden, dat was in die tijd wel eens anders. Ze werden gemiddeld bijna 70 jaren oud.
 
Jongste dochter Johanna werd met 91 jaar het oudste. Zij was getrouwd met Johan Brummelman en woonde op katerstede Nijhuis in het dorp. Dochter Gerritdina woonde ook in het dorp, op boerderij Braakman. Zij was getrouwd met Gerrit Boschloo die op 't Dijker is geboren. Dan was er nog dochter Fredrika die we al op Brinkman tegenkwamen en nog drie dochters die allemaal in Laren gingen wonen.

Eén daarvan is oudste dochter Gerritjen die op 27 april 1859 trouwde met Christiaan Hietkamp en de eerste huwelijksjaren nog in Gorssel woonde. Vijf van haar kinderen woonde en werkten later op 't Hekkert. Dochter Gerritjen Willemina woonde later op de Eikeboom en zoon Hendrik Jan is op 14 augustus 1897 op 't Hekkert overleden. Hij was ongehuwd en woonde en werkte op 't Hekkert vanaf 1886.
 
Van de vier zoons vertrok er maar één uit Gorssel, dat is Jan Willem. Wel woonde hij na zijn eerste huwelijk met Dora Fredrika Wilhelmina Teunissen (van de Eesterbrink) op 't Hekkert en is zoon Gerrit Jan er in 1876 geboren. Zoon Harmanus woonde in Epse en de andere twee zonen bleven in de Eesterhoek: Gerrit Hendrik woonde op 't Nijland (maar woonde daarvoor nog wel een paar jaar in Vorden) en zoon Jan was degene die op 't Hekkert mocht blijven wonen. De kinderen werden geboren in de periode 1835 tot 1860. In deze periode overleed hun grootmoeder Johanna Borgman op 2 januari 1854 en verbouwen Gerrit Jan en Willemina de boerderij in 1856, een sluitsteen met hun initialen herinnert hier nog aan.
 
Jan Ilbrink is de zoon van Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten en is op 10 januari 1844 nog geboren op 't Ilbrink. Hij trouwt op 26 mei 1883 met de 21-jarige Jantje Tuitert, dochter van Derk Tuitert en Johanna Gardina Hoogkamp van de Grote Muil. In 1875 maakt zij het letterdoek hiernaast, zij was toen 13 jaar oud. In het doek staan de intialen van haar ouders, haar moeder was toen al wel overleden. Het doek is meegegaan naar 't Hekkert en heeft daar altijd gehangen.

Willemina Scholten is overleden op 28 januari 1882 en na het overlijden van Gerrit Jan Ilbrink op 28 maart 1887 zijn Jan en Jantje de hoofdbewoners van 't Hekkert. Er wordt op 16 oktober 1884 een dochtertje geboren, maar zij overlijdt al op 9 februari 1885 en daarna worden er geen kinderen meer geboren.
Jan Willem Ilbrink, broer van Jan, trouwde al eerderop 21 september 1876 met Dora Fredrika Wilhelmina Teunissen en zij wonen dan ook op 't Hekkert. Op 28 augustus van dat jaar werd zoon Gerrit Jan al geboren. Het echtpaar woont tot 29 februari 1880 op 't Hekkert waarbij opgemerkt dat Dora en zoon Gerrit Jan de laatste twee maanden bij haar moeder op de Eesterbrink heeft gewoond. In 1880 verhuist het echtpaar dan naar Voorst waar nog vier kinderen worden geboren waarvan Johannes de jongste is, hij is op 10 november 1887 geboren. Als Dora op 13 januari 1888 overlijdt blijft Jan Willem achter met vijf kinderen. Jan en Jantje nemen vanaf 2 oktober 1889 met liefde de zorg voor Johannes over en de kleine Johannes komt dan op 't Hekkert wonen en zou er niet meer vertrekken. Dat was ook precies de bedoeling, want Jan en Jantje hadden natuurlijk een opvolger nodig en hadden zelf geen kinderen die daarvoor in aanmerking konden komen.
 
Johannes trouwt op 3 mei 1913 met opnieuw een Tuitert die ook nu van de Grote Muil komt. Het is Wendelina Tuitert, dochter van Marten en Fenneken Tuitert. Ook zij krijgen één kind, maar deze blijft gelukkig wel leven. Het is zoon Jan die op 10 oktober 1915 is geboren. Op de foto links Wendelina Tuitert, Jantje Tuitert, Johannes Ilbrink en zittend Jan Ilbrink. Jan Ilbrink senior leeft dan niet meer, hij is al 1 januari 1910 overleden.

Jan junior blijft vrijgezel en trekt in zijn leven veel op met zijn neef en boezemvriend Willem Ilbrink van Brinkman. Op de boerderij is Jan altijd druk bezig, hij is klein van stuk en een ijverig mannetje. Hulp krijgt hij van Gerrit Jan Bruggeman met wie hij in de zomer op het land werkt en in de winter bezems maakt van berkentakken uit het bos aan de Lindeboomweg of wilgen gaat knotten op de uiterwaarden om zo hout voor de kachel te hebben. Dat is nodig want door de hoge plafonds van 't Hekkert is het vaak koud in huis!
 
In 1964 overlijdt Johannes Ilbrink en blijft Jan alleen met zijn moeder op 't Hekkert wonen. Als zij ook in 1968 overlijdt, blijft Jan alleen op 't Hekkert. Gelukkig is Brinkman dichtbij en heeft hij nog veel steun en vriendschap aan Willem Brinkman en diens familie. Bij Brinkman kan de telefoon worden gebruikt en op 't Hekkert wordt TV gekeken! Ook krijgt hij van de Ilbrinks van Brinkman hulp bij het laden van balen op de Lenden of aan de Kozakkenweg. Het bedrijf is in die tijd ca. 14,5 hectare groot. Begin jaren '70 koopt Jan een tractor met tweeschaar rondgaande ploeg, een messtrooiertje en een maaibalk waarmee die nog een ongelukje heeft gehad wat hem een deel van zijn middelvinger kostte. Zijn veestapel wordt in die tijd steeds kleiner.
Eind oktober 1978 wordt Jan ziek en op 4 januari 1979 overlijdt hij in het P.W. Jansen verpleeghuis te Almen. Na zijn dood zorgen Willem Ilbrink van Brinkman voor het vee, maar dat kan zo niet doorgaan. In overleg met de familie wordt daarom besloten om boerderij 't Hekkert met alle land, vee en inboedel te veilen. Op 1 maart vindt het erfhuis (boeldag) plaats op de boerderij. Veilingmeester is slager Marinus Oosterveld die deze dag dus werkt als afslager. In totaal zijn er 170 percelen, Marinus heeft aan het einde van de dag geen stem meer over! Er wordt veel verkocht en voor een goede prijs, zo wordt een kabinet verkocht voor bijna 4000 gulden. Aan het einde van de dag wordt het vee verkocht voor gemiddeld 1500 gulden per rund en ook dat is een goede prijs.

 
Op 14 maart 1979 worden de boerderij met landerijen publiek ingezet in de Roskam, ook nu is er weer veel belangstelling. Twee weken later op 28 maart 1979 wordt 't Hekkert definitief verkocht. De gemeente met bouwplannen koopt het grootste perceel, een bouwland van bijna 2,3 hectare aan de Kozakkenweg. Er wordt een hele woonwijk op gebouwd en de straatnamen Ewoltstede en Hekkertsland worden vernoemd naar de boerderij. De overige landbouwgronden zijn in een soort mini-ruilverkaveling terechtgekomen en door verruiling in bezit gekomen van aanliggende boeren. De boerderij heeft vervolgens een aantal jaren leeggestaan en is een uiteindelijk doorverkocht en verbouwd tot woonboerderij en tegenwoordig is er ook een B&B in gevestigd. Informatie van Jan Ilbrink is afkomstig uit het verhaal "De Ilbrinks van boerderij 't Hekkert in Gorssel" van Ab Ilbrink uit OMB 2019-1.
 
........-1644 Harmen Gerraetssen aan 't Hecke en Jenneken Arentsen Eerste hoofdbewoners van dit overzicht
1644<1670 Berent Berentsen aan 't Hecke en Jenneken Arentsen Berent is de tweede echtgenote van Jenneken
1670>1713 Egbert Hendericks Rattink en Maria Berents Maria is de dochter van Berent en Jenneken
1724- 1749~ Peter Joosten Overdijkink en Geertjen Egberts Geertjen is de dochter van Egbert en Maria
1749- 1762 Antonij Vroetman-Hekkert en Maria Berents Geen familie van vorige bewoners
1779- 1791 Antonij Hekkert en Jenneken Lenderink Antonij is de zoon van Antonij en Maria
1791- 1798 Harmen Smeenk en Jenneken Scholten Geen familie van vorige bewoners
1798- 1845 Jan Arend ter Maat en Janna Zandscholten Janna is de zus van Jenneken
1845- 1854 Gerrit Hendrik Ilbrink en Johanna Borgman Johanna is een nicht van Janna
1845- 1887 Gerrit Jan Ilbrink en Willemina Scholten Gerrit Jan is de zoon van Gerrit Hendrik en Johanna
1876- 1880 Jan Willem Ilbrink en Dora Fredrika Wilhelmina Teunissen Jan Willem is de zoon van Gerrit Jan en Willemina
1883- 1931 Jan Ilbrink en Jantje Tuitert Jan is de zoon van Gerrit Jan en Willemina en broer van Jan Willem
1913- 1968 Johannes Ilbrink en Wendelina Tuitert Johannes is een neefje van Jan en Jantje en zoon van Jan Willem en Dora Fredrika Wilhelmina
1915- 1979 Jan Ilbrink Jan is de zoon van Johannes en Wendelina
     
  Huidig adres: Domineesteeg 2  
 
Gorsselse Enk met rogge anno 1978 met v.l.n.r de boerderijen Grote Muil, Brinkman, Hekkert en Ilbrink
 
 
Op de Boschterhoek, Eschede en Eesterbrink pagina's gaan we nog op bezoek bij de andere boerderijen van de Eesterhoek en worden we verwelkomd door vele andere hoofdbewoners. Een overzicht hiervan staat hieronder. Door op de boerderijnaam te klikken kom je terecht op de pagina waarop de boerderij en haar bewoners staat beschreven.
 
Boerderijnaam Familienamen van hoofdbewoners
   
Steege Zandscholten, Scholten
Prinsenland Oosterveld, Westerveld, Vroeger, Kampschreur
Beltmanskamp Woertman, Oosterveld, Kok, Eijerkamp, Nijendijk, Klein Hulse
Raland Boterman, Smeenk, Hietbrink, Sangers
Kleine Reins Lambooi, Smeenk, Muilerman, Strokappe, Bolink, De Lange, Wiltink
Weiland Struikenkamp, Schoolderman, Jacobs, Dommerholt
Nieuwe Weiland Bruggeman
Loo Nijkamp, Evers, Klein Nagelvoort, Nieuwenhuis, Braakhekke, Klein Bronsvoort, Steging
Loobosch Tuitert, Hietbrink, Dommerholt, Makkink, Plaggert, Van der Beek, Visser
Hoekman Hoekman, Wilgenhof, Hoogkamp, Oostenenk
Boschloo Boschloo
Braamkolk Braamkolk, Van der Meij, Peters, Scholten, Kamperman, Van Til, Boerstoel
Klein Braamkolk Kamperman, Braamkolk, Scholten, Wunderink, Poesse
Sweersink Nengerman, Schutte, Wiltink, Wansink en Leunk
Huis te Eschede Colenbrander, Klein, Graevestein, Van der Linde, De Casembroot, Van der Bank
Borghte (Boershuis) Borghman, Borgman, Eskes, Maalderink, Roeterdink, Versteeg, Nengerman, Meijerink, Pelgrum, Plumpman, Wiltink, Schieven, Tuitert
Hof te Eschede (Koetshuis) Eschede, Dijkerman, Hofmeijer, Boers, Hofman, Braakhekke, Van Manen, Nengerman, Slagman, Makkink
Ontijdink Bartels, Van Huet, Swaving, Geelen, Enschedé, Guicherit
Bosser Martens, Schutte, Weenink, Spenkelink, Jansen, Holmer, Onstenk
Wolferink Wolferinck, Wolferink, Wiltink, Makkink
Dijkerhof Kamp, Visser, Peters, Mensink, Wiltink, Pekkeriet, Onstenk, Evers, Beekman, Botterman, Van der Meij, Jansen, Bannink, Geltink, Boterman, Spenkelink, Holmer, Grooteboer, Wilgenhof, Bussink, Schepers, Poesse, Makkink, Hakvoort
Nijland Nijland, Toorneman, Scholten, Bielderman, Ilbrink, Kamp, Broekman, Bach, Romville, Steenbergen, Berentzen, Mensink
Scholten (Zandscholten) Scholten, Hekkelman, Rothman, Zomer, Hekkelman, Pongers, Meijer, Braakhekke, Mensink, Ter Mul, Willemsen
Senneke Nengerman, Scheuter, Joling, Ter Mull, Ten Have, Uunk, Barink
Zand Zand, Knaap, Bannink, Onstenk, Scheuter
Oude Vos Evers, Vos, Botterman, Dijkink, Peters, Klein Hulze, Klein Hulse
Nieuwe Vos Vos, Sweekhorst, Koeweijden, Aalderink, Slagman, Heuvelink, Braakhekke
Huis in 't Veld Sluiter, Korenblik, Weultjes
Windei Wassink, Hietkamp, Hietveld, Woertman, Stoffer
Kleine Kap Smeenk, Wesselink, Hagens, Ter Maat, Geltink, Peters, Schut, Meijerink, Bussink
Oosterkap Oosterkamp, Olt Lammers
Grote Kap (Kappert) Smeenk, Schutte, Straalman, Meijer, Slagman, Braakhekke, Koop, Jansen
Nieuwe Kap Hekkelman
Nijhuis Scheuter, Roelofsen
Brink Nijenhuis, Dolleman, Esselink, Sneep, Nengerman, Dommerholt, Mensink
Buitenbrink Leuvenink, Krosse, Wichers, Roeterdink
Hekkelman Hekkelman, Bensink, Van Beek, Hoekman, Van de Berg, Meulenbrugge, Groenouwe, Blokvoort, Mensink, Koldewee, Tuller
Bakkerij Leuvenink
Kloosterhofje Hekkelman, Bruggeman
Kloosterzicht Stegeman, Bruggeman, Tromp, Olden, Jansen
Wassink Meijer, Smits, Van Zalk, Wassink
Duizend Vreezen Pelgrim, Bach, Brugman, Ebbink, Geltink, Renneboom, Smits, Groenouwe, Stokreef, Boskamp, Broer, Pasman, Koldewee, Tankink, Olthof, Boesveld, Weenk, Jansen, Nijveld, Zweverink, Karssen, Smallegoor, Derksen, Rozendal e.v.a.
Broer Trompetter, Broer, Braakhekke, Peters, Hietbrink, Onstenk, Brummelman, Oldenmenger, Jansen
Poorterman Wissink, Poorterman
Sukerbult Berkenbosch
Klumper Tijssen, Stegeman, Kolkman, Draaijer, Slagman, Hietkamp, Woertman, Bruggeman, Oonk, Uri, Brugman, Broer, Schutte, Stokreef, Timmerije, Boesveld, Holmer, Hekkert, Ilbrink, Willemsen
Rothman Rothman, Kolkman, Broer
Loobult Broer, Scheuter, Groenouwe, Kreder, Korenblik, Braakhekke, Boesveld, Schoemaker
Vossenbult Hietbrink
Voskamp Broer, Braakhekke, Boesveld, Kers, Brummelman, Schipper, Stormink, Scholten, Voskamp, Koldewee, Zegers, Makkink
Veldkamp Pekkeriet, Wichers, Scholten, Boesveld, Zomer, Peters, Scheuter, Boterman, Weenk, Bussink
Eschede naar Marke Groot Bluemink, Schooten, Poorterman
Belte (Beltman) Beltman, Olthof, Mensink, Wiltink, Tuitert, Verbeek, Bensink, Remmelink, Van Munster, Huzen, Hagens, Bosman
Peerdekate Perecate, Hoekman, Bouwhuis, Peerdekamp, Muil, Bluemink, Grooteboer, Brinkman, Roeterdink
Groot Bentink Bentinck, Groote Bennink, Van Essen, Roeterdink
Boschtert Bosman, Scholten, Wiltink, Grootentraast, Klein Ovink, Horstman, Vriezekolk, Van Eerden, Preuter, Frederiks, Albers, Brinkman, Leunk, Bruggeman, Schuilenburg
Frankenplaats (Reins)  
Prinsenhof Wiltink, Willems
Bartels Hofstede  
Ravensweerd  
Klaphekke  
Walle  
Dommerholt Dommerhold, Willemsen, Leusink, Velthuizen, Peters, Sager, Van Beek, Hekkert, Wolters, Tuller, Jonkman, Palsenberg, Stenvert, De Rooij, Kraf, Broer, Tuitert
Schurink Muilerman, Wiltink, Stormink
Roeterdink Roeterinck
Armenhuis Koop, Scholten, Smeenk, Hietbrink, Haarman, Klein Velderman, Rouwenhorst, Nijenhuis, Wolters
Ravennest  
Velderhof Velderhof, Schuitert, Velderman, Hagens, Boterman, Oosterveld, Van Vorden, Braakhekke, Klomps, Nengerman, Nieuwenhuis, Poterman, Boterman, Lourens, Roessink, Poorterman, Van Langen, Dekker
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
 
 © 2010-2024 Erwin Strookappe